Reeds op 30 mei jl. was daarmede de beleidslijn van de P. v.d. A.-fractie bepaald: 1. Het in overleg met de V.V.D. en het C.D.A. nagaan of op een aantal programmapunten overeenstemming in zienswijze kon worden verkregen. 2. Na het verkrijgen van overeenstemming op een aan tal programpunten proberen tot overeenstemming te komen over de zetelverdeling. Op grond van de ver kiezingsuitslag stond de P. v.d. A.-fractie daarbij van meet af aan een zodanige verdeling voor ogen, dat er twee V.V.D.-wethouders, een C.D.A.-wethouder en een P. v.d. A.-wethouder zouden zijn. 3. Om de onevenredigheid tussen twee V.V.D.-wet- houders en een C.D.A.-wethouder te compenseren, was er van de zijde van de P. v.d. A.-fractie de volle bereidheid om het takenpakket van de C.D. A.-wethou der aanzienlijk te verzwaren. 4. Ook de P. v.d. A.-fractie had een wens met betrek king tot de portefeuilleverdeling: na zovele jaren van wethouderschap met maatschappelijk werk, sport en woonruimteverdeling wilde ze zich voor onderwijs of ruimtelijke ordening kandidaat stellen. De P. v.d. A.-fractie heeft na de vaststelling van deze beleidslijn de uitnodiging tot een open gesprek rustig afgewacht. Ze werd daarin niet gestoord door een krante-artikel waarin de verwachting wérd uitgespro ken, dat het C.D.A. en de V.V.D. de portefeuilles sa men zouden verdelen en de P. v.d. A. zouden uitslui ten. Bij de eerste bespreking bleek er reeds spoedig op een aantal niet onbelangrijke punten tussen de drie partijen volkomen overeenstemming in zienswijze te bestaan. Daarnaast houdt de P. v.d. A.-fractie natuur lijk haar eigen programma van waaruit ze haar werk in de raad zal doen. Te gelegener tijd zal er ongetwijfeld aanleiding zijn om daarop verder in te gaan. Na de vaststelling van de programmatische overeen stemming begonnen de problemen. Toen het C.D.A. in de genoemde bespreking vrij spoedig het standpunt innam dat er twee V. V.D.-wethouders en twee C.D.A.-wethouders zouden moeten worden benoemd, heeft spreker namens zijn fractie de door zijn fractie gekozen opstelling uiteengezet: Degenen die werkelijk een afspiegelingscollege willen, kunnen, gegeven de raadssamenstelling, de P. v.d. A.-fractie niet buiten de collegedeur houden; willen de V.V.D. en het C.D.A. werkelijk dat de P. v.d. A. niet meedoet, dan zal de P. v.d. A.-fractie daaruit de consequenties trekken met betrekking tot de rol die ze in de komende jaren in de raad zal spelen. De verdere ontwikkeling is bekend. Het optreden van het C.D.A. is spreker nog steeds niet duidelijk geworden. Van meet af aan heeft het C.D.A. twee wethouders gevraagd. Aangezien het C.D.A. kon weten dat de V.V.D. niet zonder meer met één wet houder genoegen zou nemen, stelde het C.D.A. zich met haar eis van twee wethouders tegenover de P. v.d. A. op. Bovendien stelde de V.V.D. zich al spoedig principieel op het standpunt, dat de P. v.d. A. in het college zou moeten meedoen. Naar sprekers ge voel is de C.D.A.-fractie door haar opstelling steeds meer in een doodlopende straat terecht gekomen. Het C.D.A. kon weten dat de V.V.D. twee V.V.D.-wet houders, een C.D.A.-wethouder en een P. v.d. A.-wet houder wil. Het C.D.A. wist ook dat de P. v.d. A.-frac tie een op de verkiezingsuitslag gebaseerd afspiege lingscollege met twee V.V.D.-wethouders, een C.D.A.- wethouder en een P. v.d. A.-wethouder wil. De P. v.d. A.-fractie heeft duidelijk kenbaar gemaakt dat ze niet met één partij, hetzij de V.V.D., hetzij het C.D.A., in het college zou willen zitten, tenzij een van deze twee partijen door haar eigen opstelling de P. v.d. A.-fractie daartoe zou dwingen. Bovendien heeft de P. v.d. A.-fractie steeds duidelijk gemaakt, dat ze op basis van de verkiezingsuitslag in een afspiege lingscollege met één wethouder zou moeten volstaan. Dat aan die wethouder dan wel een redelijke hoeveel heid taken zou moeten worden toevertrouwd, lijkt haar vanzelfsprekend. Het C.D.A. heeft ondanks deze gegevenheden tot nu toe onverkort aan zijn eis van twee wethouders vast gehouden, er daarbij mogelijk op vertrouwende, dat de V.V.D. uiteindelijk zou terugschrikken voor een samengaan alleen met de P. v.d. A. en dus de P. v.d. A. in de steek zou laten om op basis van de 2-2-formu- le samen met het C.D.A. het college te vormen. Even zeer heeft het C.D.A. blijkbaar geloofd en gehoopt, dat de P. v.d. A. er zo tegenop zou zien om samen met de V.V.D. het college te vormen, dat de P. v.d. A., als het C.D.A. voldoende aantrekkelijke perspectie ven zou openen, op het laatste moment wel met de V.V.D. zou breken en alsnog met het C.D.A. op basis van een 2-2-formule het college zou vormen. Als zijn taxatie van de C.D.A.-opstelling in dezen juist is, moet spreker vaststellen dat het C.D.A. zich verkeken heeft in ieder geval op de ernst van het standpunt van de P. v.d. A.-fractie. Spreker stelt vast dat de lijn die de P. v.d. A.-fractie wil volgen, duidelijk is. Er zijn vier wethoudersvaca tures te vervullen. Wat de eerste en de tweede vacatu re betreft, zullen de leden van de P. v.d. A.-fractie hun stem geven aan de kandidaat die door de V.V.D.- fractie wordt gesteld. Ten aanzien van de derde vaca ture zal spreker namens zijn fractie als kandidaat aan de raad aanbevelen de heer De Haan, die bereid is op nieuw het wethouderschap op zich te nemen. Naar de fractie uit het overleg met de heer De Haan is geble ken, voelt hij zich zeer wel in staat deze taak weder om op zich te nemen. Spreker acht de kwaliteiten van de heer De Haan bij de raad dusdanig bekend, dat hij er graag op vertrouwt, dat de heer De Haan wederom tot wethouder zal worden gekozen. Vervolgens zullen de leden van de P. v.d. A.-fractie op basis van de van meet af aan uitgestippelde gedragslijn, die hun ook nu nog juist voorkomt, met betrekking tot de vierde va cature hun stem geven aan een lid van de C.D. A.-frac tie. De P. v.d. A.-fractie hoopt zeer, dat de C.D.A.- fractie alsnog iemand uit haar midden beschikbaar stelt. Is dat onverhoopt niet het geval, dan zal de P. v.d. A.- fractie meewerken aan een besluit van de raad om het aantal wethouders te bepalen op drie. Als de voor de hand liggende oplossing van vier wethouders met de meergenoemde 2-1-1-verdeling er ook met de beste wil van de wereld niet in zit, zal de P. v.d. A.-fractie niet aarzelen haar verantwoordelijkheid tot uitdruk king te brengen door op basis van een 2-1-verdeling samen met de V.V.D. de wethouders in het nieuwe college te benoemen. Ze acht dat niet een in alle op zichten aantrekkelijk perspectief. Als het echter zeer tot haar spijt door de opstelling van de C.D.A.-frac tie niet anders kan, werkt de P. v.d. A.-fractie mee aan een college van burgemeester en wethouders bestaan de uit vier personen. Zakelijk, qua hoeveelheid werk lijkt haar dit niet geheel onverantwoord.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1974 | | pagina 152