De heer OLDENBOOM: Was u verkeerd gesouffleerd?
De heer VAN EE: Wij weten, mevrouw de voorzitter,
dat de heer Oldenboom alles precies weet. Ik stel al
leen vast, dat hetgeen hij dacht te weten vanavond
toch niet zo gegaan is.
Spreker stelt de raad voor de volgende motie aan te
nemen:
„De raad van de gemeente Soest,
overwegende, dat, mede met het oog op de wenselijk
heid in het college van burgemeester en wethouders
in de komende zittingsperiode vertegenwoordigers
van V.V.D., C.D.A. en P. v.d. A. te doen opnemen,
het aantal wethouders bij voorkeur moet worden be
paald op vier,
vaststellende, dat op dit ogenblik geen overeenstem
ming kan worden bereikt over de verdeling van de
vier wethoudersplaatsen,
van mening, dat de omvang van de te verrichten
werkzaamheden het niet onverantwoord maakt om,
nu de C.D.A. de hem toegedachte plaats in het colle
ge niet wenst te aanvaarden, de collegetaak te doen
verrichten door naast de burgemeester drie wethou
ders te benoemen,
besluit, met inachtneming van artikel 86 van de ge
meentewet - dat de mogelijkheid opent in gemeenten
van meer dan 20.000 doch niet meer dan 100.000
inwoners naar goedvinden van de raad, het aantal wet
houders drie of vier te doen zijn -, het aantal wethou
ders te bepalen op drie".
Nadat haar is gebleken dat het voorstel van de heer
Van Ee voldoende wordt ondersteund, zegt de
VOORZITTER, dat zij in de raad een adviserende
stem heeft en dat men dus soms adviezen van haar
kant aan de raad mag verwachten. Zij zou nu willen
stellen, dat zij als voorzitter van de raad het niet in
het belang van de gemeente Soest acht het aantal
wethouders van vier tot drie terug te brengen..
De heer OLDENBOOM zegt dat men nu, na een merk
waardig schimmenspel, waarvan de regisseur zoals ge
bruikelijk achter de coulissen zit en de spelers diri
geert, tot de situatie is gekomen dat het konijn uit de
hoed is gekomen dat er natuurlijk van tevoren in was
gestopt. De belangen van de gemeente wordt geweld
aangedaan door het aantal wethouders van vier tot
drie terug te brengen, terwijl vier jaar geleden de raad
zeer uitvoerig bediscussieerd en geargumenteerd
heeft, dat het van drie op vier moest worden gebracht.
De heer Van Ee heeft met geen enkel zakelijk argu
ment aangegeven, dat het werk zou zijn verminderd
en hij heeft geen enkel motief aangevoerd op grond
waarvan het aantal wethouders qua werk van vier tot
drie zou kunnen worden teruggebracht. De C.D.A.-
fractie is dan ook volledig tegen de motie.
Spreker zou met betrekking tot de motie graag wat
meer argumenten horen. Hij twijfelt er niet aan, dat
de heer Van Ee van de heer De Wilde nog meer heeft
gehoord over hetgeen als zakelijk argument naar vo
ren kan worden gebracht, bijvoorbeeld ten aanzien
van de wijze waarop men denkt het gemeentelijke ap
paraat te reorganiseren.
De heer DE WILDE constateert dat de heer Olden
boom hem indirect in verband heeft gebracht met de
motie en dat de heer Oldenboom daarin niet helemaal
ongelijk heeft. Toen men van de kant van de fracties
van de V.V.D. en de P. v.d. A. zag aankomen, dat de
situatie zich zou ontwikkelen zoals ze zich nu ontwik
keld heeft, heeft men zich beraden op de minst slech
te oplossing. Dat de oplossing waarbij er niet vier,
maar drie wethouders worden benoemd, niet goed is,
steekt spreker niet onder stoelen of banken. Hij gaat
niet iets goedpraten dat in wezen ook door hem niet
als een optimale oplossing wordt gezien.
Spreker heeft bezwaren tegen woorden als „spelle
tje", „schimmenspel" en dergelijke. Wij hebben aldus
spreker, een procedure willen volgen waarbij in het
uiterste geval het C.D.A., geconfronteerd wordend
met het feit dat wij ten volle bereid zijn om iemand
uit het C.D.A. tot wethouder te benoemen, misschien
toch aan het karakter dat ten grondslag lag aan de
vrije stemming ter voorziening in de vierde vacature
(waarbij wij natuurlijk helemaal niet hebben bedoeld
een niet-partijgebonden wethouder te benoemen), de
mogelijkheid zou kunnen ontlenen om, ook al zou
het niet met de P. v.d. A. en de V.V.D. tot overeen
stemming kunnen komen, in de vierde vacature te
voorzien door het benoemen van een C.D.A.-wethou
der onder bepaalde door het C.D.A. te stellen condi
ties; wij hebben onze uiterste best gedaan om te pro
beren de situatie waarin wij zijn geraakt, te voorko
men.
Spreker heeft straks van de heer Oldenboom gehoord,
dat het niet helemaal onmogelijk is om het aantal wet
houders van vier terug te brengen tot drie. Dit zijn
precies de bewoordingen waarin ook spreker zich uit
drukt. In de motie is gemotiveerd waarom wordt
voorgesteld het aantal wethouders tot drie terug te
brengen en ook is hierin de argumentatie zo duide
lijk mogelijk gesteld.
Van de opmerking van de voorzitter dat het in de
groeiende gemeente Soest beter is om vier wethouders
te hebben en dat het niet in het belang van de ge
meente is met het benoemen van drie wethouders te
volstaan, neemt spreker kennis. Voor het moment
heeft zijn fractie de in de motie neergelegde lijn geko
zen, maar hij neemt aan dat men heeft gehoord dat
in zijn uiteenzetting is blijven doorklinken de hoop
dat er toch nog een tijd komt waarin men met elkaar
verder kan praten over de vraag of er niet toch een
vierde wethouder kan worden benoemd. Het betreft
hier niet een van de hak op de tak springen. De waar
heid - althans als ze spreker goed is overgebracht, wat
naar hij meent inderdaad het geval is - gebiedt te
zeggen, dat in 1970 politieke redenen naast zakelijke
redenen een argument hebben gevormd om toenter
tijd het aantal wethouders op vier te bepalen. Spre
ker wil niet zeggen dat men dan om dezelfde politieke
redenen gemakkelijk kan besluiten het aantal wethou
ders op drie te bepalen. Maar als het op een gegeven
moment zakelijk niet helemaal onverantwoord schijnt
te zijn om met het benoemen van drie wethouders te
volstaan, kunnen politieke redenen wel eens nopen
tot het besluit om het aantal wethouders inderdaad
op drie te bepalen. Dit is de reden waarom de P. v.d. A.
fractie haar stem aan de motie zal geven.
De heer HOEKSTRA merkt op dat zijn fractie het er
met de heer De Wilde over eens is, dat het de minst
slechte oplossing is het aantal wethouders op drie te
bepalen. Maar minst slecht is slecht.
Het is natuurlijk een beetje een eigenaardige toestand
wanneer er zo maar wordt gestemd zonder dat er een
kandidaat is gesteld en dat dan zo maar een lid van
een bepaalde fractie tot wethouder wordt benoemd.
Het ligt dan voor de hand dat de gekozene zich terug
trekt.