turele commissie benoemen. Vervolgens is gebleken,
dat er in deze commissie een verhouding tussen raads
leden en niet-raadsleden moet zijn waarbij de niet-
raadsleden in de meerderheid zijn. Spreekster heeft
daarop met de heer Visser afgesproken dat er, zoals
naar zij dacht ook is doorgegeven, vier raadsleden
kandidaat zouden worden gesteld en dat iedereen uit
dat viertal er drie zou kunnen kiezen. Het zou dus niet
onjuist zijn als de heer Visser nu kandidaat werd ge
steld.
De VOORZITTER begrijpt dat er in dezen sprake is
van een omissie van het college. De raad wordt nu ge
acht in de voordracht te lezen, dat er uit de raad vier
kandidaten zijn gesteld voor drie zetels in de culture
le commissie.
Hierna worden tot leden van de culturele commissie,
aangewezen uit het midden van de raad, benoemd
mevrouw E. Korthuis-Elion, met 24 stemmen, de
heer D. Hoekstra, met 20 stemmen, en mevrouw M.F.
van Stiphout-Croonenberg, met 19 stemmen; voorts
worden er 12 stemmen uitgebracht op de heer J. Vis
ser.
Mevrouw Korthuis-Elion, de heer Hoekstra en me
vrouw Van Stiphout-Croonenberg verklaren desge
vraagd deze benoeming te aanvaarden.
Voorts worden tot leden van de culturele commissie
benoemd de heer K.T. v.d. Schoot, mevrouw T. Tim-
mer-Buddingh, de heer L.A. Wils en mevrouw N. Ze-
gers-Zondag, allen met algemene (25) stemmen.
COMMISSIE VOOR DE BEROEPSCHRIFTEN.
De heer VAN POPPELEN stelt vast dat het college
voor het lidmaatschap van deze commissie vier raads
leden voordraagt. Spreker dacht dat er vijf raadsleden
zouden worden voorgedragen, onder wie wat het
C.D.A. betreft de heren Van Logtenstein en Hoekstra.
Aangezien de heer Hoekstra niet op de door het colle
ge verstrekte kandidatenlijst staat, verzoekt spreker
om toevoeging van de naam van de heer Hoekstra
aan de kandidatenlijst.
De VOORZITTER wijst erop dat de commissie be
staat uit vijf leden met inbegrip van de voorzitter der
commissie. De voorzitter der commissie mag geen
raadslid zijn. Het college stelt voor het niet-raadslid
de heer J.J.J.M. Festen tot voorzitter van de commis
sie te benoemen en vier raadsleden tot lid van de
commissie te benoemen, conform de verordening op
de commissie voor de beroepschriften. Er kunnen
vanuit de raad namen aan de lijst van kandidaten
voor het lidmaatschap dezer commissie worden toege
voegd, maar dan wordt de raad verzocht daaruit toch
slechts vier raadsleden tot lid van de commissie te be
noemen. De heer Festen wordt met alg. st. benoemd.
De heer VAN POPPELEN: Dan stel ik naast de door
het college voorgedragen kandidaten de heer Hoek
stra kandidaat.
De heer VAN EE: Kunnen we het niet zo oplossen,
mevrouw de voorzitter, dat de heer Hoekstra op dit
moment niet kandidaat wordt gesteld, maar dat
eerst de vier door het college voorgedragenen worden
benoemd en dat er daarna wordt gestemd over een
voorstel om ook de heer Hoekstra tot lid van de com
missie voor de beroepschriften te benoemen en aldus
het ledental der commissie te vergroten?
De VOORZITTER: Dan kunt u natuurlijk net zo
goed meteen voorstellen het aantal leden der commis
sie te vergroten.
De heer VAN EE: Goed.
De VOORZITTER: U wilt dus een voorstel doen om
de commissie voor de beroepschriften met één lid uit
te breiden.
De heer VAN EE: Ja, mevrouw de voorzitter.
De VOORZITTER: Dan zou ik willen voorstellen dat
u voorstelt, dat de commissie met twee leden wordt
uitgebreid. Er worden in deze commissie nogal be
langrijke adviserende beslissingen genomen over be
roepen die men op de raad doet tegen beslissingen
van het college van burgemeester en wethouders. De
voorzitter van de commissie, die geen raadslid is,
heeft ook gewoon stem in de commissie. Dit bete
kent dat er op het ogenblik in de commissie vijf
stemmen kunnen worden uitgebracht. Het komt mij
voor dat als het aantal leden der commissie wordt uit
gebreid, men de commissie niet uit zes, maar uit ze
ven personen zou moeten doen bestaan.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Als u het bezwaarlijk
zou vinden de commissie uit zoveel leden te doen be
staan, wil ik mijn kandidatuur graag intrekken en de
kandidatuur van de heer Hoekstra steunen.
De VOORZITTER: Ik vind zeven altijd veel om mee
te vergaderen en beslissingen te nemen. Maar ik heb
geen ervaring met de commissie voor de beroepschrif
ten en ik zou eigenlijk willen vragen of er een lid van
deze commissie is dat wil zeggen of er al dan niet ze
ven personen in deze commissie zouden moeten wor
den benoemd.
Mevrouw ORANJE-ENTINK: Ik geloof dat de com
missie niet moet worden uitgebreid tot zeven leden,
mevrouw de voorzitter. Gegeven de werkwijze van de
commissie, waarbij burgers hun beroep komen voor
leggen en de andere partij komt uitleggen, meen ik
dat als er zeven personen in de commissie worden
benoemd, het aantal mensen waarmede je vergadert,
al te groot wordt.
De VOORZITTER: Trekt mevrouw Korthuis, dit ge
hoord hebbende, haar kandidatuur in voor de kandi
datuur van de heer Hoekstra?
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Inderdaad, mevrouw
de voorzitter.
De heer VAN POPPELEN: Dan zeg ik mevrouw Kort
huis er dank voor, dat zij haar plaats vrijmaakt voor
een lid van het C.D.A., mevrouw de voorzitter.
Hierna worden tot leden van de commissie voor de be
roepschriften benoemd de heren J.J. van den Brakel
en R.A. van Logtenstein, beiden met algemene (25)
stemmen, mevrouw P.J. Oranje-Entink en de heer D.
Hoekstra, beiden met 24 stemmen; voorts zijn 2
stemmen uitgebracht op mevrouw E. Korthuis-Elion.
De heren Van den Brakel, Van Logtenstein, mevrouw
Oranje-Entink en de heer Hoekstra verklaren desge
vraagd deze benoeming te aanvaarden.
BEHEERSCOMMISSIE ST. JOSEPHGEBOUW.
Tot leden dezer beheerscommissie worden benoemd
de heren P.L.J.M. Storimans, met algemene (25) stem
men, en P.C. Lange, met 24 stemmen; voorts wordt 1
stem uitgebracht op de heer J. Visser.
De heren Storimans en Lange verklaren desgevraagd
deze benoeming te aanvaarden.
COLLEGE VAN BIJSTAND.
Tot leden van dit college, aangewezen uit het midden
van de raad, worden benoemd mevrouw G.G.A. Al-
ting-Ambrosius en de heer C. Verheus, beiden met al
gemene (25) stemmen.
164