Ik handhaaf overigens mijn gedachte om de verschillende
onderdelen van de begroting in de daarvoor in aanmerking
komende commissies van bijstand te behandelen, maar mis
schien is een combinatie van beide mogelijkheden aanwezig.
Terecht heeft de heer Visser opgemerkt, dat het aantal vra
gen niet de kwaliteit van de inbreng bepaalt, maar ik vond
zijn opmerking over de zwijgende ambtenaren niet zo ge
slaagd (wellicht was die opmerking als een grapje bedoeld),
want het enige waaraan ik in het afdelingsonderzoek erg
veel plezier heb beleefd, was nu juist de open inbreng van
de ambtenaren en van de directeuren van de bedrijven die
gewoon meepraten en die inlichtingen gaven. Dat is in de
afdeling waarvan ik deel uitmaakte op de meest open en
goede manier gebeurd. Ik heb mij eerlijk gezegd een beetje
gestoord aan de opmerking die de heer Visser ter zake
maakte; ik vond die opmerking niet op haar plaats.
Ik ben het eens met het standpunt van het college dat per
agenda moet worden bekeken of de vergadering van de
commissie voor de ruimtelijke ordening al dan niet open
baar moet zijn. Een dergelijke handelwijze vind ik niet van
een inconsistent beleid getuigen; integendeel. Deze com
missie behandelt nu eenmaal een aantal punten die heel
rustig en vertrouwelijk overleg vragen. Toch vind ik dat wij
moeten proberen een aantal zaken - wezenlijk voor de ont
wikkeling van Soest - te bespreken in openbare commissie
vergaderingen. Ik ben er zeker van dat wij ongetwijfeld uit
dit punt komen.
Op zich zelf heb ik er natuurlijk geen bezwaar tegen dat de
V.V.D.-fractie en de C.D.A.-fractie een groter aantal leden
in de commissie voor de ruimtelijke ordening willen. Er zal
echter een enigszins onevenredig geheel ontstaan, want mijn
fractie kan nl. vanwege fysieke beperkingen niet meer dan
één lid voor de commissie voor de ruimtelijke ordening le
veren. Wij hebben met ons vieren zeer zorgvuldig een taak
verdeling afgewogen. Die taakverdeling brengt met zich me
de, dat één lid het karwei in de commissie voor de ruimte
lijke ordening moet opknappen. Daardoor zal voor de com
missie voor de ruimtelijke ordening de verhouding 3-3-1
moeten worden gehanteerd. Op zich zelf hebben wij er geen
bezwaar tegen dat de andere fracties drie commissiezetels
gaan bezetten, wanneer zij menen dat dat noodzakelijk is.
Ik betreur het echter dat daardoor de samenstelling een
zekere mate van onevenredigheid met betrekking tot de
grootte van de fracties gaat vertonen.
De P. v.d. A.-fractie staat krachtens haar politieke overtui
ging volstrekt op het standpunt van de gelijkstelling van
openbaar en bijzonder onderwijs. Bovendien staan wij op
het standpunt dat de Wet op het voortgezet onderwijs moet
worden toegepast. Deze wet kent een planprocedure en de
ze planprocedure heeft uitgewezen dat het protestants-
christelijke onderwijs in Soest een havo-vwo-school krijgt.
Daaraan tornen wij niet; deze beslissing moet nog worden
uitgevoerd. Wij spreken echter onze ernstige teleurstelling
uit over het feit, dat wij daarmede slechts één bepaalde
groep van onze bevolking dienen. Naar onze stellige overtui
ging was het mogelijk geweest om in een samenwerkings
school alle groepen van de bevolking in een dergelijke school
te doen delen. Dat is het enige dat wij over dit punt willen
zeggen. Wij hopen dat er geen sprake is van aan dovemans-
deur kloppen; soms zeggen wij tegen beter weten in, dat
wij hopen dat er toch nog een poging wordt gedaan om een
samenwerkingsschool te bewerkstelligen.
Ik heb ook een motie. In tegenstelling tot de heer Olden-
boom heb ik echter eerst de andere fracties geraadpleegd.
(Ik vind dat ook een normale gewoonte. Inmiddels heb ik
reeds gezegd mijn handtekening onder de door de heer Ol-
denboom ingediende motie te willen plaatsen.) De door mij
in te dienen motie heeft betrekking op het Samenwerkings
orgaan Eemland. Zij is mede ondertekend door de heren
Van Ee, Oldenboom en Visser, zodat ik mag aannemen dat
deze motie de instemming van de gehele raad zal kunnen
verkrijgen. Dat is ook de bedoeling. De motie is uiteraard
niet gericht tegen het college van burgemeester en wethou
ders. De motie heeft geen interne bedoelingen, maar exter
ne.
Wij maken ons ernstig zorgen over de situatie van Eemland
(dat heeft het college ook gedaan). Wij wensen dat er zo
spoedig mogelijk een herziening van de gemeenschappelijke
regeling komt, waardoor er een rechtspersoonlijkheid bezit
tend lichaam gaat ontstaan (met bevoegdheden), waardoor
in deze regio ook werkelijk leiding op intergemeentelijk ni
veau kan worden gegeven. Dat brengt de motie tot uitdruk
king. Wij hopen dat het college aan de motie uitvoering
wil geven. Ik wil u, mevrouw de voorzitter, deze motie thans
graag overhandigen.
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik ben inmiddels in
het bezit gesteld van een aantal moties. Allereerst twee
moties van de V.V.D.-fractie. De eerste motie luidt:
„De raad van de gemeente Soest
in vergadering bijeen op 18 december 1974
besluit
met het oog op de efficiency
de commissie openbaar slachthuis en de gascommissie sa
men te voegen tot één commissie en hierin vijf leden te be
noemen."
Het komt mij voor dat discussie over deze motie aan de or
de kan komen bij de behandeling van de begrotingen van
beide genoemde bedrijven.
Voorts is de volgende motie ingekomen:
„De raad van de gemeente Soest
in vergadering bijeen op 18 december 1974
besluit
gezien de overwegingen bij de algemene beschouwingen
naar voren gebracht
de commissie ruimtelijke ordening uit te breiden tot 7 le
den."
De heer De Wilde is reeds op deze materie ingegaan. Hij
heeft reeds medegedeeld dat het bij zijn fractie op bezwa
ren stuit om meer dan één man of vrouw beschikbaar te
stellen voor de commissie voor de ruimtelijke ordening. Bij
het desbetreffende begrotingshoofdstuk kan nader worden
ingegaan op deze motie.
Voorts ben ik in het bezit gesteld van de door de heer De
Wilde ingediende motie. Deze motie - mede ondertekend
door de heren Van Ee, Oldenboom en Visser - luidt:
„De raad van de gemeente Soest,
in vergadering bijeen op 18 december 1974,
van oordeel, dat de samenwerking tussen de gemeenten, zo
als deze tot heden gestalte heeft gekregen in het samenwer
kingsorgaan Eemland, goede resultaten heeft opgeleverd;
van mening evenwel, dat de in Eemland zich in toenemen
de mate voltrekkende ruimtelijke, economische en sociaal-
culturele verwevenheid, dringend vraagt om een met ver
dergaande bevoegdheden beklede bestuursvorm dan thans
in Eemland bestaat;
bezorgd over de berichten uit enkele bij het samenwerkings
orgaan Eemland aangesloten gemeenten, dat daar de nood
zaak van een rechtspersoonlijkheid bezittend bestuur met
verdergaande bevoegdheden dan nu het samenwerkingsor
gaan Eemland bezit, niet ten volle wordt ingezien;
van mening dat ernstige vrees voor verkeerde ontwikkelin
gen op zijn plaats is, wanneer de situatie ontstaat, dat in
het in menig opzicht kwetsbare Eemland, geen op inter-
235