De heer De Wilde heeft gevraagd om in de nota van aanbie
ding te beginnen met de bestuurlijke aanpak en vervolgens de
financiële mogelijkheden. Eigenlijk werken wij zo een beet
je, maar dat doen wij dan te veel binnenskamers. Op een
goed moment is er een groot aantal wensen en dan vragen
wij ons af wat alles zal kosten. De vervulling van die wen
sen kost dan natuurlijk altijd meer en nooit minder dan wat
de begroting kan lijden. In de stilte van de binnenkamer
gaan wij dan met elkaar en met de financiële experts over
leggen. Ik heb begrepen dat de heer De Wilde eerder wil
kunnen meepraten over wat wij graag willen en wat er finan
cieel mogelijk is.
De heer DE WILDE: Het is misschien zelfs mogelijk om de
financiële commissie daarbij in te schakelen.
De VOORZITTER: Inderdaad.
Dames en heren. Er is gevraagd naar een nota over het raad
huis. In de nota van aanbieding hebben wij medegedeeld,
dat de raad vóór 1 april 1975 zal worden geïnformeerd over
onze ideeën ten aanzien van het raadhuis of een stadskan
toor. Ik wil mij aan die datum van 1 april 1975 houden. Ik
beloof dat de historie ook zal worden vermeld. Er zijn vroe
ger al bepaalde ideeën ontwikkeld, waaronder opname van
een raadhuis in het grote stadscentrum. Die ideeën waren
duidelijk geënt op een bevolkingsprognose van vroeger en
wij kunnen er niets aan doen, dat het inwoneraantal lager
zal zijn dan aanvankelijk was verwacht. Ik meen dat de raad
huiscommissie in januari 1975 of begin februari 1975 bij
elkaar komt om met ons mee te gaan brainstormen. Het is
een heel duidelijke zaak dat wij in ruimtenood verkeren.
Amersfoort en Soest willen beide niet dat er een weg komt
ten noorden van de tegenwoordige Birkstraat die dat mooie
poldergebied zou doorsnijden. Nu wij het daarover duidelijk
eens zijn, zijn wij van plan het stuk Centrumweg uit te wer
ken waar de aansluiting moet komen; bekeken zal worden
hoe de aansluiting met Amersfoort zal kunnen zijn.
Het college is bijzonder blij met de motie ten aanzien van
het reilen en zeilen van Eemland. Ik meen dat men het
standpunt van het college ter zake reeds duidelijk in de no
ta van aanbieding heeft kunnen lezen. Wij hebben goed be
grepen dat deze motie is bedoeld voor de andere Eemland-
gemeenten. Wij menen dat het bij elkaar komen van alle
raadsleden van de Eemlandgemeenten een uitermate nuttige
zaak kan zijn. De definitieve versie van de nieuwe gemeen
schappelijke regeling is nog niet in de raad geweest. In
augustus is die versie wel besproken in de oude raad. Daar
over was een afspraak in het dagelijks bestuur van het sa
menwerkingsorgaan gemaakt, maar een paar gemeenten heb
ben zich slechts aan die afspraak gehouden. De nieuwe ge
meenschappelijke regeling is door Baarn helemaal afgewezen.
Men kan zich dan ook afvragen hoe wij verder moeten,
want in de huidige gemeenschappelijke regeling staat, dat
een wijziging van de regeling met algemene stemmen moet
worden aangenomen. Die bepaling zouden wij wel willen
schrappen, want een tweederde meerderheid lijkt ons mooi
genoeg. Op het ogenblik kan één gemeente een wijziging te
genhouden. Een mogelijkheid zou zijn om formeel de gehe
le zaak van het Samenwerkingsorgaan Eemland in te trek
ken, waarna kan worden geprobeerd met een aantal ge
meenten overnieuw te beginnen. Er is sprake van een moei
zame zaak; wellicht dat de overtuigingskracht van de raads
leden tegenover elkaar iets is waarmede wij wat kunnen
doen.
Ik ben maandagavond reeds ingegaan op hetgeen de heer De
Wilde heeft gezegd over het afdelingsonderzoek. Persoonlijk
vind ik de gedachten van de heer De Wilde ter zake een goe
de zaak; ik heb in andere gemeenten ervaren dat de bespre
kingen over de begroting in de commissies diepgaander wa
ren dan tijdens een afdelingsonderzoek. Ik begrijp de moei
lijkheden van de heer Visser en mede daarom zal deze kwes
tie ook nog eens met het seniorenconvent moeten worden
besproken. Dan kan ook over het vragenhalfuurtje worden
gesproken, want ik zie niet zo direct hoe dat zou moeten,
maar dat kan aan mij liggen.
Wethouder DE HAAN: Mevrouw de voorzitter! De heer
Visser meent dat de samenstelling van de commissie ge
zondheidszorg een achterhaalde zaak is, maar ik vrees dat
hij de samenstelling van die commissie niet kent, want toe
vallig zijn in die commissie alle disciplines vertegenwoor
digd. De commissiesamenstelling komt dan ook overeen met
de gedachten van staatssecretaris Hendriks ten aanzien van
de regionale gezondheidszorg. De commissie is ook met die
regionale gezondheidszorg bezig om te zien in hoeverre
plaatselijke zaken inpasbaar zijn en welke zaken moeten
worden bevorderd of bijgetrokken. Ik meen dan ook dat
ons op dit punt geen verwijt kan treffen.
De door de heer Van Ee ter sprake gebrachte budgetbewa
king houdt nauw verband met het systeem van boekhou
den en wij zijn bezig met dat systeem nog wat te perfec
tioneren, waardoor een snellere verwerking van gegevens
kan worden verkregen. Daardoor zal de budgetbewaking
nauwkeuriger en sneller kunnen worden.
Door de heer Oldenboom is terecht gezegd, dat men er met
een functie-analyse alleen niet is, maar dat is door mij in
eerste instantie ook niet gesteld. Gesteld is dat met de ge
gevens van een functie-analyse verder kan worden gewerkt,
maar eerst moet men weten welke taken er op een afdeling
werkelijk worden vervuld, waarna kan worden nagegaan of
de aanvankelijk opgezette organisatie nog klopt. Indien die
organisatie niet meer klopt, zal moeten worden nagegaan
welke veranderingen moeten worden aangebracht en welke
wijzigingen in de structuur nodig zijn. Wat het onderzoek
van de universiteit van Amsterdam betreft zij opgemerkt,
dat wij nog steeds niet de indruk hebben, dat wij daaraan
toe zijn. Wij kunnen misschien in de loop van het jaar daar
over nog wat informaties krijgen, maar wat ons tot nu toe
daarvan is geworden is onvoldoende duidelijk. Rekening
moet worden gehouden met de kosten die in rekening wor
den gebracht, want het gaat niet alleen om de bedragen die
door de universiteit van Amsterdam in rekening worden
gebracht, maar ook om de kosten die moeten worden ge
maakt om gegevens te verstrekken die in dat apparaat moe
ten worden gestopt.
Ik geloof niet dat er in Soest kan worden gesproken van
een abominabele belastingdruk. Ik blijf erbij dat het een
beetje onwezenlijk is om nu de inning van de personele be
lasting en de straatbelasting stop te zetten, want straks
komt de onroerend-goedbelasting en die zal ook een be
hoorlijke opbrengst moeten hebben om het gemeentelijke
apparaat te laten voortgaan. Wij zouden, wanneer wij nu
stil zouden gaan staan, straks misschien een tussensprintje
moeten maken, hetgeen voor de inwoners veel pijnlijker is.
Bovendien herhaal ik dat de C.D.A.-fractie aan de ene kant
geen belastingverhoging wil, maar aan de andere kant wil
deze fractie wel, dat een aantal uitgaven aanzienlijk om-,
hoog gaat. Daardoor zal een gat ontstaan waarvoor wij geen
oplossing zien.
De heer Oldenboom heeft het woord bezuiniging een bela
den woord genoemd, maar ik meen dat het kind toch een
naam moet hebben. Minister Colijn had het vroeger over
aanpassing (dat was ook zo'n mooi woord), maar ik had
verdomd sterk de indruk, dat er sprake van bezuinigen
was. Men moet dan ook niet met woorden stoeien, maar
met feiten komen.
Ik zeg de heer De Wilde toe dat in de financiële commissie