nog eens zal worden gesproken over de vraag of de vloer in de reinigingsrechten hoger kan worden gesteld. Daarover kan wellicht eerst overleg worden gepleegd met de ge meente Utrecht, want deze gemeente heeft die norm des tijds uitgevonden. Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Ik heb met belangstelling kennis genomen van de opmerkingen van de heer Visser met betrekking tot het cultuurbeleid, dat hem verontrustend voorkomt. Ik heb echter ook andere gelui den gehoord; een van de sprekers heeft zelfs gezegd dat het cultuurbeleid hem wel meeviel. De verontrusting van de heer Visser zal misschien nog even duren, maar ik hoop dat zij op een gegeven ogenblik omslaat in gerustheid. Het is niet zo dat in Soest zich maar één persoon (de wethouder) met cultuur bezighoudt en dat die wethouder al na drie en een halve maand een cultuurnota op tafel kan leggen. Dat zou waarschijnlijk ook door de heer Visser worden be schouwd als een enorme inmenging van bovenaf. De heer Visser heeft aan mijn adres gesproken over een laissez faire- houding en dat vind ik een zeer plezierig begrip; in de eerste plaats omdat er sprake is van een uit het Frans af komstig begrip en in de tweede plaats,omdat ik daarmede eindelijk door iemand wordt beschuldigd van een hoedanig heid die ik in de ogen van anderen beslist niet heb, nl. de hoedanigheid die past bij het laissez faire-karakter. Ik spreek nogal veel met kunstenaars en dan is het natuurlijk moge lijk datje besmet raakt, hoewel men dat niet aan mijn dracht kan zien. (In de ogen van sommige mensen heb ik misschien een typisch V.V.D.-jasje aan.) Bovendien is mijn bloedeigen zuster artieste; men heeft haar misschien wel eens op toneel gezien, maar zoals iedere artiest heeft zij ook een schuilnaam die ik niet zal noemen. De heer VISSER: Het is toch niet Sylvia Kristel? Wethouder PLOMP: Hoe raadt u het! Waar het hart van vol is, loopt de mond van over, mijnheer Visser! De heer VISSER: Ik praat niet alleen met kunstenaars! Wethouder PLOMP: Dacht u dat wij daaraan twijfelden? U moet ons niet onderschatten! Mevrouw de voorzitter. Zoals gezegd heb ik veel relaties met kunstenaars en bij hen is het laissez faire bepaald in trek. Het kan best zijn dat ik daardoor besmet ben, maar ik vind het helemaal niet erg om besmet te raken met deze eigenschap die een zekere losheid geeft. Ik meen dat de heer Visser de zaak niet helemaal goed ziet. Wanneer hij beter zou kijken en luisteren, zou het hem zijn opgevallen dat er in de gemeente Soest een Soester Gemeen schap bestaat die uitgebréide programma's verzorgt met zeer interessante dingen voor kindéren en volwassenen (dus voor de heer Visser en mij). Er bestaan contacten tussen de Soester Gemeenschap en de culturele commissie en die con tacten zijn natuurlijk op een gegeven ogenblik een basis voor een bepaald beleid. Wij zitten niet zo maar tegen elkaar aan te kletsen; er wordt echt wel iets gedaan. De heer DE WILDE: Wij zouden ook graag willen meedoen aan de discussie over de cultuur, maar wij hebben onze be schouwing voor hoofdstuk VIII bewaard; wij zijn thans met de algemene beschouwingen bezig. De VOORZITTER: Inderdaad is het beter dat de beant woording van vragen op het gebied van de cultuur voor een groot deel bij de behandeling van hoofdstuk VIII plaats vindt. De heer DE WILDE: Anders komen wij straks met de zaken, terwijl alles al is doorgepraat. Dat vind ik wel erg vervelend. De VOORZITTER: Daar zit eigenlijk wel iets in. Wethouder PLOMP: Akkoord. Mevrouw de voorzitter. Er wordt heel wat gedaan door met name de Soester Gemeenschap, de culturele commissie en Artishock. Ook de heer Visser zit, net als wij, niet stil. Wij houden de zaak echt wel in de gaten. Wanneer uit het over leg op een gegeven ogenblik een nota zou rollen, dan is dat meegenomen, maar ik geloof niet dat een nota van boven af moet worden opgelegd. Wanneer de besturen van bepaalde sportclubs vinden dat er bepaalde dingen moeten worden besproken, dan zijn zij al tijd welkom, want er kan altijd over bepaalde zaken wor den gesproken. Wethouder EBBERS: Mevrouw de voorzitter! Het onder houd van de wegen vraagt meer aandacht dan de heer Vis ser misschien veronderstelt. Neem de wijk het Hart waar op het ogenblik riolering wordt aangelegd. Na de aanleg van de riolering moet vermoedelijk een aantal deklagen worden aangebracht. Wij hebben ons ook beraden over het opknap pen van de weg tussen Soesterberg en Soest, want dat weg dek verkeert in een vrij slechte staat. Er is op het gebied van het onderhoud van de wegen in de toekomst dan ook nogal wat te doen. Met betrekking tot de overdracht van de Rademakerstraat heeft op 26 april 1971 een bespreking plaats gevonden met de heer Hoekstra van rijkswaterstaat. Afgesproken is dat rijkswaterstaat met een voorstel zou komen. Negen maan den later is met de heer Hoekstra gesproken over een con cept-contract. Dat concept-contract is in de kring van ge meentewerken besproken en op 14 februari 1972 is er een klein amendement op dat contract aangebracht. Vanaf dat moment hebben wij niets meer gehoord. Op 8 februari 1974 hebben wij een rappel doen uitgaan over deze overdracht. Daarop hebben wij ook niets gehoord. In september jl. heb ben wij opnieuw een rappel gestuurd, omdat wij de over dracht - mede in verband met de reconstructie van de Rade makerstraat - wilden laten plaats vinden. Ik meen dat de wijkraad zich reeds ruim twee jaar geleden voor een voor keursmodel met betrekking tot de reconstructie heeft uit gesproken. De zaak heeft onze volle aandacht. Wij zijn echt wel bereid om nog eens opnieuw te rappelleren, maar het is mij niet erg duidelijk waar de zaak schort. Wij hebben bericht gekregen dat er met rijksweg 28 zal worden begonnen. Deze weg zal voorlopig niet verdergaan dan ongeveer Soesterberg in verband met moeilijkheden die een eind verderop liggen; voorlopig zal de Amersfoortse- straat worden gebruikt als een soort tak van die rijksweg. De Amersfoortsestraat is daartoe reeds in het afgelopen jaar aangepast en verbeterd. Het is ons niet bekend dat het oude plan uit de ijskast zal worden gehaald; het is nog steeds de bedoeling dat de voorgenomen doortrekking zal worden uitgevoerd. De algemene beschouwingen worden gesloten. De VOORZITTER stelt vervolgens aan de orde de behande ling van de begrotingen van de bedrijven en instellingen voor het dienstjaar 1975. 1. het Openbaar Slachthuis. De heer VAN DEN BRAKEL: Mevrouw de voorzitter! Een tekort op een begroting doet altijd wat onplezierig aan en geeft reden tot een zo groot mogelijke voorzichtigheid inzake het te voeren beleid. Dit neemt echter niet weg dat het openbaar slachthuis toch een niet weg te denken instel ling is. Het openbaar slachthuis vervult ten aanzien van ver schillende behoeften van de bevolking - in het-bijzonder de agrariërs - een belangrijke taak. Wij denken daarbij aan het flinke aantal noodslachtingen in onze gemeente en de daar uit juist voor een bepaald gedeelte van onze bevolking te gen een lage prijs te verkrijgen vlees via de vrijbank. Ook met betrekking tot de controle op de verschillende

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1974 | | pagina 240