Lid 12 van artikel 5 is ook uitvoerig besproken in het stichtingsbestuur, waarin men het er ook niet al len over eens was. Het komt in besturen in Neder land wel voor, dat er oudere personen zijn die, juist omdat zij voor een deel al uit het maatschappelijk le ven, uit hun beroep weg zijn, zich met hand en tand willen vasthouden aan bepaalde bestuursfuncties die zij nog vervullen, ook al is naar de buitenwereld te oordelen toch eigenlijk de tijd van vertrek gekomen. Spreekster heeft het gevoel dat het veel beter en ele ganter is om in statuten een bepaalde leeftijdsgrens op te nemen en dat als men een dergelijke regeling in derdaad wil treffen, het goed is om dat te doen als er helemaal geen desbetreffende kwestie aan de orde is. Zo'n regeling kan tot gevolg hebben dat men ten aan zien van sommigen op een gegeven moment zegt: het is afschuwelijk jammer dat hij nu niet meer kan van wege statuten. Maar dat lijkt spreekster beter en ele ganter dan wanneer men op een ander moment de moeilijkheid zou hebben, dat men iemand aan zijn verstand zou willen brengen dat er ook een tijd van gaan is. In dit vlak is er in het stichtingsbestuur en het college over gesproken. Het college vindt het in de statuten opnemen van de leeftijdsgrens van 70 jaar niet zo'n principiële wijzi ging, want het houdt in dat iemand die op 69-jarige leeftijd wordt benoemd, toch tot zijn 72ste bestuurs lid kan blijven. Al met al lijkt het spreekster goed, dat, om onaange naamheden te vermijden, de statuten bepalen dat er ook een tijd van niet meer benoemd worden is. Mevrouw ORANJE-ENTINK kan zich de redenering van de voorzitter wel indenken, maar is er niet door overtuigd en blijft tegen lid 12 van artikel 5. Zij vindt het in de statuten opnemen van een leeftijdsgrens wel een principiële zaak. Er kunnen ook mensen beneden de 70 jaar zijn ten aanzien van wie je zegt, dat het eigenlijk wel tijd wordt dat ze worden vervangen en zij ziet niet in waarom wat dat betreft de ene leeftijds groep anders zou moeten worden behandeld dan een andere leeftijdsgroep. De heer JOOSTEN merkt op dat de voorzitter met betrekking tot lid 2.a. van artikel 5 als argument heeft gebruikt: Doordat je als lid van het college dicht bij de centen zit, houd je de zaak wat in de gaten. De VOORZITTER: Ja, dat is heel belangrijk bij een gemeentelijke stichting. De heer JOOSTEN: Dat begrijp ik ook wel, maar ik vind dat dan een lid twee belangen heeft te verdedi gen, nl. het belang van de stichting en het belang van de gemeenschap. De VOORZITTER: Nee. De heer JOOSTEN: Jawel. De heer VAN LOGTENSTEIN: Daar heb je toch de raadsleden voor? De heer JOOSTEN: Ik ben tegen cumulatie van func ties van raadsleden. Ik vind dat een raadslid onafhan kelijk moet zijn. Voortgaande zegt spreker dat hij tegen lid 2.a. van ar tikel 5 blijft. Enige tijd geleden bij de behandeling van de wijziging van de statuten van de sportstichting was er in de raad geen meerderheid te vinden voor sprekers voorstel om de leeftijdsgrens (van 65 jaar) te schrappen. Hij constateert dat het ernaar uitziet, dat dat nu wel het geval is. Hij is er blij mee dat de meerderheid van de raad nu wat langer heeft nagedacht over een derge lijke bepaling. Hij vraagt zich hierbij af of niet toch ook de leeftijdsgrens in de statuten van de sportstich ting alsnog moet worden geschrapt. De heer VAN LOGTENSTEIN zegt dat zijn fractie tegen lid 12 van artikel 5 blijft, hoofdzakelijk omdat ze vindt dat de diverse stichtingen zelf moeten kun nen bepalen wie ze in hun bestuur opgenomen wil len zien. De VOORZITTER wijst erop dat het hier een voor stel van het stichtingsbestuur betreft. Lid 12 van artikel 5 is eigenlijk ook ingegeven door een zekere eerbied voor de ouderdom. Als iemand 40 of 50 jaar is en niet meer bevalt in een bestuur, dan ben je bijv. als voorzitter van het bestuur gauw ge neigd om hem onder vier ogen even te vertellen hoe het zit. Ten opzichte van iemand die een bepaalde ho gere leeftijd bereikt heeft, van zijn beroep al afscheid heeft genomen en het prettig vindt om nog bepaalde functies te verrichten, is dat veel en veel moeilijker. Spreekster heeft de indruk dat niettemin de raad in grote meerderheid voor schrapping van lid 12 van ar tikel 5 is. De heer LEVINGA zegt dat hij daar inderdaad voor is, maar dat dat niets met de sportstichting heeft te maken. De VOORZITTER meent dat men het daar allen wel over eens is. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten lid 12 van artikel 5 van de ontwerp-statuten te schrap pen. Vervolgens wordt het gewijzigde voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Joosten verkrijgt op zijn verzoek aanteke ning in de notulen, dat hij zich met de genomen be slissing niet heeft verenigd wat lid 2.a. van artikel 5 van de statuten betreft. 31 Voorstel tot het verlenen van medewerking als be doeld in artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920 aan het bestuur van de Stichting voor Katholiek On derwijs te Soest voor het aanschaffen van bordstellin gen en een papiersnijmachine ten behoeve van de St. Willibrordusschool. 32 Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet voor de aanschaf van enig meubilair ten behoeve van de openbare kleuterschool „Kleuterwereld" te Soes- terberg. Deze beide voorstellen worden achtereenvolgens zon der discussie en zonder hoofdelijke stemming aange nomen. 33 Voorstel tot het doen veilen van de woning Kampweg 94 te Soesterberg. De VOORZITTER deelt mede dat de commissie ruimtelijke ordening adviseert een openbare inschrij ving in plaats van een veiling te houden en dat de fi nanciële commissie zich conformeert aan het voorstel van de commissie ruimtelijke ordening. De heer VERHEUS merkt op dat deze woning niet afgesloten is en dat de ramen aan de achterzijde er al uit zijn. Hij geeft het college in overweging daar iets aan te doen. De VOORZITTER deelt mede dat het college er geen moeite mee heeft het door de financiële commissie ondersteunde voorstel van de commissie ruimtelijke ordening over te nemen.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1974 | | pagina 26