Het is misschien niet voldoende bekend dat de plantsoenen
dienst al een aantal jaren en met veel succes natuurkundeles
geeft aan de vijfde klassen van het basisonderwijs. Er wor
den dia's vertoond en er wordt gediscussieerd.
Ik zeg de heer Visser toe dat ik zal nagaan in hoeverre de
door hem bedoelde enquete is voltooid.
Ik wijs de heer De Wilde erop, dat ik in mijn antwoord aan
mevrouw Van Stiphout onder meer heb gezegd, dat het aan
beveling verdient de door haar naar voren gebrachte punten
te bespreken in de onderwijscommissie, omdat de raad daar
voor de plaats niet is. Ik heb daarmede niet de bedoeling
mevrouw Van Stiphout teleur te stellen. Ik meen dat ik haar
juist zou teleurstellen door thans een aantal incomplete op
merkingen te maken. Ik wens zeer serieus op de door haar
naar voren gebrachte punten terug te komen, want dan kan
deze materie worden besproken door de specialisten. Daar
mede heb ik geen enkele moeite.
De door mevrouw Van Stiphout naar voren gebrachte pun
ten zijn zeer belangrijk; zij hebben op dit moment alle aan
dacht,' maar zij kunnen vanavond niet zo maar worden be
sproken. Het verdient aanbeveling die punten in de com
missie te bespreken. Ongetwijfeld zullen er verschillen van
mening over bepaalde punten blijven bestaan, maar dat vind
ik helemaal niet erg. Ik meen echter dat die punten moeten
worden besproken op de plaats waar dat hoort.
De algemene beschouwingen over dit hoofdstuk worden ge
sloten.
De VOORZITTER stelt thans aan de orde:
Voorstel tot vaststelling van het bedrag per leerling voor het
jaar 1975:
a. als bedoeld bij artikel 55 der Lager-onderwijswet 1920
voor het gewoon lager onderwijs;
b. als bedoeld bij artikel 189, 5e lid van het Besluit Buiten
gewoon Onderwijs 1967 voor het buitengewoon onder
wijs.
Voorstel tot vaststelling van het getal wekelijkse lesuren vak
onderwijs aan de openbare scholen voor g.l.o. voor het jaar
1975.
Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder discussie
en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Vervolgens stelt de VOORZITTER van de ingekomen stuk
ken aan de orde:
a. Brief van burgemeester en wethouders inzake de in 1975
in rekening te brengen kosten van uitweg.
Dit stuk wordt aangenomen voor kennisgeving.
Par. 7. Cultuur en recreatie.
Mevrouw ORANJE-ENTINK: Mevrouw de voorzitter! De
heer Lange heeft vanavond dienst. Hij wilde het een en an
der over Artishock zeggen en hij heeft mij verzocht zijn ver
haal voor te lezen.
In het cursusprogramma 1974-1975 van de kunstenaarsver
eniging Artishock komt de volgende passage voor:
„Het creativiteitswerk wordt, wat betreft de personele las
ten, gesubsidieerd door het ministerie van cultuur, recreatie
en maatschappelijk werk en de gemeente Soest. Alle andere
zaken zoals apparaats- en huisvestingskosten, aanschaf en
onderhoud gereedschap e.d. moeten uit de opbrengst van
cursusgelden worden bekostigd."
In 1973-1974 zouden 560 cursisten deze bedragen hebben
moeten opbrengen gedurende 51 cursussen van gemiddeld
ongeveer f. 100,- per cursus. In punt 7.01 van de concept
gemeentebegroting is sprake van een huuropbrengst voor
het St. Josephgebouw van f. 22.000,— per jaar. De beheers
commissie was niet op de hoogte van de grootte van het be
drag en had zich net voor het verschijnen van de begroting
gerealiseerd, dat de financiële relatie gemeente-Artishock
duidelijker en helderder zou worden, wanneer het gebruik
om niet van het St. Josephgebouw zou worden gekapita
liseerd. Gelukkig biedt punt 13.02.02, sub d uitkomst voor
het gecreëerde probleem door f. 20.000,- beschikbaar te
stellen en geeft het antwoord van het college op vraag 1.75
de oplossing voor het restant.
Uit het vorenstaande blijkt dat er duidelijkheid is gekomen
in de financiële relatie tussen Artishock- en de gemeente,
ondanks de misleidende strekking van het geciteerde uit het
cursusprogramma.
De bijzonder openhartige en plezierige sfeer in de beheers
commissie zal resulteren in een concept algemene gebruiks
regels voor het gebouw. Daarmede is de taak van deze com
missie echter nog lang niet rond. Vragen die het functio
neren in deze vorm van Artishock raken luiden:
Realiseert het gemeentebestuur zich dat het als eigenaar
verhuurder van dit gebouw verantwoordelijkheden draagt
met betrekking tot de veiligheid van de huurders? Hoeveel
waarde hecht de gemeente aan dit gebouw? Voor welke ter
mijn is het college bereid dit gebouw in huur af te staan
aan de kunstenaarsvereniging? Is dit gebouw het waard om
voor circa f. 300.000,- brandveilig te worden gemaakt? Is
de gemeente aansprakelijk voor materiële en personele scha
de, ontstaan door brand in het gebouw?
De heer HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter! In onze
maandagavond jl. uitgesproken algemene beschouwing heb
ben wij enkele alinea's gewijd aan het culturele beleid. Wij
hebben van de betrokken wethouder een zeer instemmend
geluid gehoord. Daarbij willen wij het laten.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzitter!
Het door het C.D.A. tijdens de algemene beschouwingen
naar voren gebrachte standpunt met betrekking tot de cul
tuur wordt door ons onderschreven. De naar voren ge
brachte filosofie is ook de onze.
Steeds vaker wordt er gevraagd om een cultuurnota waarin
de cultuur als een volwaardig voorwerp van beleid wordt
beschouwd..Er is de laatste tijd ontzettend veel literatuur
over dit punt verschenen. In die literatuur worden de voor-
en nadelen van een cultuurnota aangeduid, evenals de ver
schillende aspecten die aan een cultuurbeleid vastzitten.
Wij moeten ontzettend oppassen, want als kunsten voor
werp van staatszorg worden, dreigt al gauw dat zij onder
geschikt worden gemaakt aan politieke doelstellingen en
dat zou ontzettend te betreuren zijn. Wij moeten dan ook
steeds voor ogen hebben, dat de kunsten nooit en te nim
mer ondergeschikt mogen worden aan politieke doelstel
lingen.
De taak van de gemeente op het gebied van de cultuur is
onzes inziens het kunstleven zo te stimuleren, dat alle bur
gers - van oud tot jong en met allerlei beurzen - volledig
aan het culturele leven kunnen deelnemen, zowel actief als
passief. In deze zin acht ik het zeker nuttig, dat op een rijt
je wordt gezet wat de gemeente kan doen, waar onontgon
nen mogelijkheden zitten en waar extra zou moeten wor
den gestimuleerd. In deze zin acht ik het ook nuttig dat de
culturele commissie op haar programma heeft om in het
begin van het nieuwe jaar eens te bekijken welke aspecten
een plaats dienen te krijgen in een cultuurnota of in een
vooropgezet cultureel beleid. Wij moeten optimale voorbe
reidingen scheppen voor de culturele ontplooiing van de
burger, waardoor de kunst zo veel mogelijk in de Soester
samenleving zal kunnen worden geintegreerd.
Mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: Mevrouw
de voorzitter! Democratiseren van het onderwijs naar deel
neming, inhoud en vormgeving alsook een gestage uitbrei
ding der voorzieningen ten behoeve van het maatschappelijk
280