Uit het jaarverslag 1973 blijkt, dat er 55.000 boeken voor volwassenen zijn, waarvan 50% romans, 46% studieboeken en 7% boeken in vreemde talen. De uitleningen in 1973 bedroegen: romans 60%, studieboeken 34% en buitenlandse literatuur 6%. In het kader van vraag en aanbod zou men kunnen stellen dat de percentages van het boekenbezit in feite gelijk zouden moeten zijn aan de percentages van de uitleningen. Dat zou betekenen dat de openbare leeszaal 6000 meer romans zou moeten hebben, 6000 studieboeken minder, terwijl het aantal boeken in vreemde talen juist goed zou zijn. Er bestaan derhalve enige twijfels over de ver houdingen in het boekenbezit, hoewel de grens tussen stu dieboeken en romans soms moeilijk is te trekken als gevolg van de aanwezigheid van populair wetenschappelijk werk. Het vorenstaande zal ik natuurlijk ook op een andere plaats aan de orde stellen, maar wij zouden graag zien dat het col lege bij het verstrekken van de subsidie het bestuur van de stichting de suggestie doet om deze materie nog eens nader aan de orde te stellen in het bestuur. Mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: Mevrouw de voorzitter! Ik geloof dat de heer Smit zich vergist. Hij ver gelijkt zaken die niet te vergelijken zijn. Van studieboeken moet een ruime keuze voorhanden zijn, omdat iedereen zich met een verschillend onderwerp bezighoudt. Bovendien mag ik aannemen, dat de bibliotheek in het algemeen een opvoedende taak heeft. Wij hopen dan ook dat er steeds meer mensen komen die willen studeren en daarvoor is het nodig, dat de bibliotheek een flink aantal studieboeken be vat. De heer SMITWij zitten momenteel met de situatie dat er een duidelijk tekort is in het totale boekenbezit. Dat ele ment dient in het oog te worden gehouden bij het besteden van de extra subsidie. Het is echt niet mijn bedoeling om zonder meer voor te stellen te stoppen met de aankoop van studieboeken. Ik meen echter dat in de loop van een x-aantal jaren moet worden getracht wijziging aan te bren gen in het tot nu toe gevoerde beleid. De VOORZITTER: Zit de heer Smit niet in het bestuur van de Stichting openbare leeszaal en bibliotheek? De heer SMIT: Ja. Mevrouw ORANJE-ENTINK: Mevrouw de voorzitter! Wie zoekt de boeken uit en wie beslist welke aankopen zullen worden gedaan? Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! De heer Smit en ik zitten beiden in het bestuur van de Stichting openbare leeszaal en bibliotheek. Ik geloof dat hetgeen hij heeft opge merkt het beste in het bestuur ter sprake kan worden ge bracht. In dat bestuur kan worden bezien in hoeverre het suggesties aan het college moet doen of omgekeerd. Ik ge loof niet dat ik hier zo maar een mening te berde moet bren gen; ik geloof ook niet dat de heer Smit dat wil. De boeken worden uitgezocht door de directie, eventueel door iemand die verstand heeft van een bepaalde sector. De VOORZITTER: In de praktijk worden de boeken uit gezocht door degenen die bij de bibliotheek werkzaam zijn met op de achtergrond advisering van de bibliotheekcen trale. Niet alle boeken kunnen worden gelezen, maar er worden boekoverzichten en recencies verstrekt. Bovendien wordt nagegaan welke soort boeken het meeste wordt ge vraagd. Formeel geschiedt een en ander onder de verant woordelijkheid van het bestuur. Gedurende de anderhalf jaar dat ik in het bestuur heb gezeten, heb ik gemerkt, dat het bestuur zich niet zo erg heeft verdiept in deze materie. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Blijkens volg nummer 8.70.16 is er in de concept-begroting een bedrag van f. 10.000,- opgenomen voor de viering van het feit dat Nederland dertig jaar geleden werd bevrijd. De mensen jon ger dan veertig jaar zullen zich die bevrijding niet zo herin neren. Ik neem aan dat er sprake zal zijn van een herden kingsfeest. De VOORZITTER: Dat hoeft niet. De heer VISSER: Het lijkt mij erg zinnig, wanneer het feest zal staan in het teken van de bevrijding die wij nu in een vrij land mogen vieren. Ik ben erg benieuwd naar de voorstellen van het college met betrekking tot de festivi teiten. Zal er nog een apart comité worden opgericht? De VOORZITTER: Dames en heren! Juist gisteren heb ben wij in het college gesproken over de samenstelling van een apart comité voor de viering van de 5e mei. Wij menen dat in dit comité een paar sectors vertegenwoordigd moe ten zijn. Ik wil op dit moment geen naam noemen, maar af gesproken is, dat ik mij met iemand in verbinding zal stel len met de vraag of hij deze zaak verder in behandeling wil nemen. Wellicht moet er bij de voorbereidingen ook iemand van de Soester Gemeenschap worden betrokken. Wij streven naar een viering van de 5e mei die ook de jonge ren op prijs zullen stellen. Geprobeerd moet worden om de viering van de bevrijding ook zinnig te doen zijn voor de jongeren die na 1945 zijn geboren. Daarom kan er niet uit sluitend worden gedacht aan een herdenking. Voorkomen moet worden dat er sprake zal zijn van een statisch geheel. Wanneer de viering van de bevrijding niet op de goede ma nier aan de jongeren wordt bekend gemaakt, zal er een scheiding ontstaan en lopen wij de kans, dat een aantal mensen de 5e mei alleen maar als een gewone vrije dag be schouwt. Dat willen wij proberen te voorkomen. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Misschien verdient het aan beveling om in dat comité juist iemand uit de sector van het onderwijs op te nemen, zodat deze zaak ook bij de scholen kan worden aangekaart. Ook de culturele commis sie is graag bereid diensten te verlenen. De VOORZITTER: Soester Gemeenschap, culturele com missie, iemand die zoiets al eens heeft gedaan en iemand die uit de sportsfeer komt; op die manier komen wij wel een eindje verder. De heer VAN LOGTENSTEIN: Mevrouw de voorzitter! Op de bladzijden 141 en 143 (en mogelijk ook op ande re bladzijden) staan verschillende subsidies genoemd die in bedrag afwijken van de subsidies van vorig jaar. De meeste subsidies zijn omhoog gegaan, maar in de stijging zit geen bepaalde lijn. De ene subsidie is tweehonderd procent om hoog en de andere subsidie vijftig procent. Ik kan mij her inneren dat wij in het verleden een keer de gedachte hebben gehad om via de culturele commissie te gaan onderzoeken welke organisaties subsidie dienen te krijgen; daarna zou een bedrag worden ingevuld. Wie heeft op dit moment de nu in de begroting vermelde bedragen bepaalt? De VOORZITTER: Dat hebben op dit moment burge meester en wethouders gedaan, uitgaande van vorig jaar in gediende begrotingen en rekeningen. De moeilijkheid is dat wij met verschillende categorieën subsidies bezig zijn. Sommige subsidies worden gegeven als aanmoediging en andere subsidies worden gegeven, omdat een aantal activiteiten is verricht. De subsidies zullen op een rijtje worden gezet, waarbij zij zullen worden verdeeld in verschillende categorieën. Mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: Ook wij zijn voorstander van een verdeling van de subsidies in cate gorieën; die categorieën moeten worden genummerd en on derverdeeld. De heer DE WILDE: Zodat er een minder lukraak beleid gevoerd gaat worden.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1974 | | pagina 284