Mevrouw ALTING-AMBROSIUS: Het is niet de bedoeling dat de situatie zo blijft? De VOORZITTER: Neen, liever niet. Hoofdstuk X, economische aangelegenheden, wordt hierna, met inachtneming van de in volgnummer 10.08 aangebrach te wijziging, zonder hoofdelijke stemming voorlopig vast gesteld. De brief van de V.V.V. wordt voor kennisgeving aangeno men. De VOORZITTER stelt aan de orde: Voorstel tot verhoging van: a. de rioolbelasting; b. de straatbelasting; c. de reinigingsrechten. De VOORZITTER: Dames en heren! Ik ben vergeten deze belastingverhogingen bij hoofdstuk VI aan de orde te stel len en ik wil dat verzuim nu goedmaken. Ik stel de raad nu in de gelegenheid om alsnog over deze verhogingen het woord te voeren. De heer VAN EE: Mevrouw de voorzitter! Tijdens de alge mene beschouwingen heb ik gesteld, dat wij ons kunnen ver enigen met een verhoging van 10%, maar dat wij van het college verwachten, dat aan het einde van het jaar - aan de hand van de saldireserve - zal worden aangetoond, dat er zui nig is gewerkt en dat er geen sprake is geweest van potverte ren. De VOORZITTER: Wij hebben nooit aan potverteren ge daan. Wij kunnen, wanneer wij de volgende begroting be handelen, nog niet zeggen wat wij in 1974 precies hebben gedaan, want de rekening ijlt één jaar na. De heer STAM: Mevrouw de voorzitter! Zou het niet ver standig zijn om ter wille van de duidelijkheid de naam rei nigingsrechten te veranderen in huisvuürechten? Ik zeg dat met het oog op de provinciale verontreinigingsheffing, waardoor misschien verwarring ontstaat bij de bevolking. De VOORZITTER: Die naam staat in de model-begroting. Wethouder DE HAAN: Daar wij met een model-begroting hebben te maken, kunnen wij de term reinigingsrechten moeilijk veranderen, maar wij kunnen wel op het drukwerk zetten, dat de aanslag betrekking heeft op het ophalen van het huisvuil. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Mijn motief om voor de belastingverhogingen te stemmen ontleen ik aan het feit, dat de belastingverhogingen passen in de be groting; op basis van deze begroting moet het college beleid voeren. Ik zal het het college bij voorbaat niet kwalijk ne men, wanneer de in de begroting staande bedragen ook in derdaad worden gebruikt. Daarvoor hebben wij nu nl. an derhalve dag vergaderd. Ik ben ervan overtuigd, dat het col lege het geld nodig heeft dat wordt gevraagd. De VOORZITTER: Hetgeen de heer De Wilde heeft gezegd is naar ik meen niet in tegenspraak tot hetgeen de heer Van Ee ons heeft gevraagd. Wanneer wij ondanks een goede uit voering van onze taken geld kunnen overhouden, dan is daar mijns inziens niets op tegen. De voorstellen tot verhoging van de rioolbelasting, de straat belasting en de reinigingsrechten worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Hoofdstuk XI, Dekkingsmiddelen van algemene aard. De VOORZITTER stelt hierbij tevens aan de orde: Voorstel tot verhoging van: c. de opcenten op de personele belasting. De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter! Op basis van de reeds eerder door mij aangevoerde argumenten zal de C.D.A.-fractie tegen deze verhoging stemmen. De heer VAN EE: Mevrouw de voorzitter! Mijn opmerking heeft betrekking op de saldireserve. Er wordt terzake ver wezen naar staat O. Met plezier hebben wij in „Op 't Hoogt" gelezen wat wij allemaal gaan uitgeven. Ik vind het belang rijk dat het college ook eens de nadruk legt op het feit, dat er reserves worden gekweekt. Dat is bijzonder plezierig, want dat geld hebben wij straks beschikbaar, wanneer wij grote projecten gaan uitvoeren. Bovendien is er niet alleen een saldireserve, maar ook een algemene reserve. Eerst heb ik mij het hoofd gebroken over het verschil tussen beide reserves en andere reserves, maar daarvoor schijnen allerlei redenen (waaronder het trekken van rente) te zijn. Op dit moment hebben wij een saldireserve van ruim f. 2 miljoen en een algemene reserve van ruim f. 2 miljoen, te zamen ruim f. 4 miljoen. Dat is een prachtig bedrag voor een ge meente als Soest. In dit verband wil ik het college toch wel een compliment maken. Wanneer wij zo doorgaan, hebben wij straks wat voor ons ontwikkelingsplan in het potje zit ten en dat geeft hoop voor de toekomst. De VOORZITTER: Wij zullen proberen om dat varkentje nog wat dikker te maken. Hoofdstuk XI, dekkingsmiddelen van algemene aard, wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming voorlopig vastgesteld. Het voorstel tot verhoging van de opcenten op de persone le belasting wordt zonder hoofdelijke stemming aangeno men, waarbij op hun verzoek wordt aangetekend, dat me vrouw Greefhorst-Van Overdam en de heren Hoekstra, Van Logtenstein, Oldenboom, Smit, Stam, Storimans en Verheus zich met de genomen beslissing niet hebben vere nigd. Hoofdstuk XII, Kasvoorzieningen. De heer VERHEUS: Mevrouw de voorzitter! Tijdens het afdelingsonderzoek heb ik gevraagd of de gemeente in de zin van de Wet op de omzetbelasting (B.T.W.) al dan niet ondernemer is. Uit de bij volgnummer 12.24 staande tekst begrijp ik, dat de gemeente ondernemer is, want de ge meente draagt B.T.W. af. Is het dus toch zo dat de ge meente bij de aanschaf van bijvoorbeeld auto's de B.T.W. terugkrijgt De VOORZITTER: Dames en heren! Wij krijgen aan de ene kant B.T.W. binnen van het gasbedrijf en het grondbe drijf en die bedragen moeten ook weer worden afgedragen. Wij fungeren derhalve als doorgeefstation en dat feit kost ons nog een paar gulden. Wij betalen geen B.T.W., maar het gasbedrijf en het grondbedrijf doen dat. Hoofdstuk XII, kasvoorzieningen, wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming voorlopig vastgesteld. Hoofdstuk XIII, Overige inkomsten en uitgaven en Hoofd stuk XIV, Verrekeningen, worden achtereenvolgens zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming voorlopig vast gesteld. De gehele begroting van de gewone dienst wordt hierna zonder hoofdelijke stemming voorlopig vastgesteld. Kapitaaldienst. De begroting van de Kapitaaldienst wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming voorlopig vastgesteld. Mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: Mevrouw de voorzitter! Met betrekking tot punt 5 van de eerste begrotingswijziging (verhoging van de post op volgnummer 8.70.42) zij opgemerkt, dat mijn fractie meent, dat, gelet op de stijging van de materiaalkosten (waaronder steen en brons) en lonen, een verhoging van 10% over drie jaar wel aan de summiere kant is. Mijn fractie stelt voor deze post met f. 2.500,- te verhogen. Deze verhoging achten wij een

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1974 | | pagina 288