De VOORZITTER: Ja, het zijn duidelijk twee zaken.
De heer STORIMANS wil er met betrekking tot de
stelling dat de rondvraag niet openbaar mag zijn om
dat er in een openbare rondvraag heel belangrijke za
ken aan de orde zouden kunnen komen op wijzen,
dat op het ogenblik alle onderwijscommissieleden al
in de openbare commissievergaderingen dergelijke za
ken naar voren kunnen brengen. Ook al gaat het maar
over de kleur van de verf van een schooltje, dan krijg
je als je een bochtje maakt, zonder rondvraag toch al
les wat je maar wilt in de openbaarheid. Spreker zou
ten aanzien van een openbare rondvraag dan ook wil
len stellen: Pas de problème, want als ik zo nodig iets
naar voren moet brengen, kan ik ieder punt aangrij
pen om het in de openbaarheid te brengen. En als de
wethouder zegt dat de openbare rondvraag volledig uit
de losse klauwen loopt, aldus spreker, dan zeg ik:
Flauwe kul, want onze rondvraag is het kortste stukje
van de hele vergadering, aangezien bijna niemand iets
heeft te vragen tijdens de rondvraag; ik val de heer
Dijkstra niet graag aan, maar ik vind het je reinste
flauwe kul om nu te zeggen dat er geen openbare rond
vraag moet zijn. Als men iets bijzonders heeft, kan
men achteraf desbetreffende vragen stellen. En wan
neer er een slimmerik is die zo nodig in de krant moet
komen, dan mag hij dat proberen, maar dan kappen
de andere leden het best af. Als de slimmerik dan
toch wil doorgaan, mag hij dat wat spreker betreft
doen. Als de commissievergadering openbaar is, dient
naar sprekers mening ook de rondvraag openbaar te
zijn. Als men hem vraagt of hij voor openbare com
missievergaderingen is, wil hij daar een andere keer
graag nog eens over praten.
De heer VAN VLOTEN zegt dat degenen die hij
graag voor de openbare vergaderingen van de onder
wijscommissie uitgenodigd zou zien, inderdaad wel
weten dat er zulke vergaderingen worden gehouden,
aangezien zij ze op de publieke tribune bijwonen.
Maar op het ogenblik mogen zij niet aan de bespre
kingen deelnemen, terwijl zij dat wel zouden mogen
als zij werden uitgenodigd. Dit punt staat helemaal los
van het aan de orde zijnde agendapunt; helemaal los
van de kwestie van de openbaarheid vraagt spreker om
bepaalde mensen, o.a. een lid van de schoolraad, uit te
nodigen om aan de vergaderingen van de onderwijs
commissie deel te nemen, wat volgens artikel 9 van
de verordening op de raadscommissies kan.
De VOORZITTER: Als deskundige. U bedoelt dus
dat u wilt, dat permanent de heer X wordt uitgeno
digd om als deskundige in de onderwijscommissiever
gaderingen te verschijnen om de commissie van ad
vies te dienen.
De heer VAN VLOTEN: Precies, want wij kunnen
dikwijls niet van tevoren bekijken of die deskundige
inbreng nodig is. Op het ogenblik is de situatie zo, dat
een lid van de schoolraad tijdens de openbare onder
wijscommissievergaderingen altijd op de publieke tri
bune zit, dat hij niets mag zeggen en dat wij niets te
gen hem mogen zeggen. Er worden af en toe wel stie
kem briefjes geschreven, maar dat lijkt natuurlijk ook
nergens op. Daarom wil ik dat hij uitgenodigd wordt,
zodat als de nood aan de man komt, hij kan meepra
ten. Ik vind dat heel normaal. Ingevolge artikel 9 van
de verordening op de raadscommissies heb ik de le
den van de commissie voorgesteld om die uitnodiging
te doen. De wethouder heeft mij toen gedreigd, dat
als ik dat in stemming zou brengen, hij de vergadering
onmiddellijk zou beëindigen. Hij zou de zaak in de
raad brengen. Dat is nu gebeurd. U kent mijn voorstel
om uitnodigingen te sturen.
De VOORZITTER: Als u daar straks een voorstel van
wilt maken, zien wij dat nog wel.
De heer JOOSTEN merkt op dat de rondvraag in feite
altijd openbaar is geweest sinds in 1971 door het senio
renconvent - helaas niet door de raad - werd besloten
in Soest een proef met de openbaarheid te nemen. Toen
spreker begin 1973 in de onderwijscommissie kwam,
bestond er grote onduidelijkheid over hoe het met de
openbare rondvraag zat. Om daarover duidelijkheid te
krijgen heeft hij gecorrespondeerd met het college.
Daarbij heeft hij gevraagd waarom was besloten tot
beslotenheid van de rondvraag. Te dien aanzien is hij
verwezen naar het overleg met de raadsfracties. Hij
begrijpt dat niet erg goed. Hij vraagt zich af waarom
dergelijke belangrijke zaken niet in de raad worden
gebracht, maar in het overleg met de raadsfracties
worden geregeld. Hij had de hele kwestie veel liever
veel eerder in de raad ter sprake gebracht gezien. Hij
begrijpt de wethouder nu niet. De rondvraag is altijd
openbaar geweest en de wethouder heeft altijd loyaal
gelegenheid tot het stellen van vragen gegeven. Dat
heeft nooit moeilijkheden opgeleverd. Het is dan ook
niet duidelijk waarom de wethouder nu bekeerd is.
Mevrouw ORANJE-ENTINK wil er, met betrekking
tot de stelling dat er in een openbare rondvraag wel
eens persoonlijke zaken aan de orde zouden kunnen
komen en dat er een zekere zelfbeheersing van de
commissieleden zou worden gevergd, op wijzen dat
in artikel 2 van het door het college voorgestelde be
sluit staat, dat onderwerpen waarbij persoonlijke za
ken aan de orde komen, steeds in een besloten verga
dering worden behandeld. Men kan zulke zaken dus
niet tijdens een openbare rondvraag aan de orde
stellen. Wie dat toch doet, houdt zich niet aan de re
gels van het spel.
Spreekster heeft er waardering voor dat de heer Van
Vloten de schoolraad zo deskundig acht, dat hij hem
een persoonlijke uitnodiging zou willen sturen. Zij
gelooft anderzijds dat de argumentatie van de heer
Van Vloten niet juist is. De vergaderingen van de on
derwijscommissie zijn openbaar en ze kunnen door
iedereen worden bijgewoond. Artikel 9 van de veror
dening op de raadscommissies zegt: De voorzitter of
de commissie kan personen uitnodigen de vergaderin
gen van de commissie bij te wonen, ten einde inlich
tingen of adviezen te verstrekken. Het spijt spreekster
zeer dat haar indertijd het woord „de" vóór het
woord „vergaderingen" ontgaan is, want dit „de"
doet denken aan alle vergaderingen. Wanneer het eens
nuttig zou kunnen zijn om een schoolbestuur of de
schoolraad uit te nodigen om iets te verduidelijken,
spreekt het vanzelf dat het onjuist zou zijn om niet
van hun deskundigheid gebruik te maken. Maar de
verordening geeft daar gelegenheid toe en spreekster
is het dan ook niet eens met de door de heer Van Vlo
ten voorgestane permanente uitnodiging, omdat de
door de verordening geboden opening er al is.
De heer VERHEUS kan zich wel vinden in het betoog
van mevrouw Oranje. Spreker heeft begrepen dat de
heer Van Vloten de schoolraad wil integreren in de
onderwijscommissie. Dit gaat hem een beetje te ver.
In de verordening wordt duidelijk gesteld, dat als
men deskundig advies wenst, men daarom kan vragen.
Maar dit houdt natuurlijk nooit in, dat voor elke
commissievergadering de schoolraad en een aantal