In onze gemeente doen zich andere omstandigheden voor dan elders in Nederland te doen gebruikelijk is. Men denke maar aan de belastingplichtig wordende domeingronden van defensie of rijkswaterstaat of aan de exorbitante bedragen die worden betaald voor een in de randstad schaars geworden artikel als een vrij staand huis in een rustige omgeving. Wij stellen het college dan ook voor om ons aan de hand van een aan tal proefberekeningen die zijn gebaseerd op beide grondslagen en die betrekking hebben op een aantal terreinen, woningen, agrarische bedrijven en onderne mingen, nog meer inzicht te verstrekken, eventueel ge adviseerd door de Stichting Kafi. Verder zou er naar onze mening nu al moeten worden gezocht naar oplossingen om te zijner tijd onbillijk heden uit deze belasting weg te nemen, bijvoorbeeld ten behoeve van de vaak minst draagkrachtige jonge huurders van dure woningen, landbouwbedrijven met niet meer in gebruik zijnde gebouwen, eigenaars/be woners van huizen, die volgens de belastingwetgeving één aanslag krijgen, terwijl hetgeen zij als eigenaar moeten betalen voor hen fiscaal aftrekbaar is (wij zouden hun misschien twee aanslagen in plaats van één aanslag moeten geven). Daarnaast verzoek ik het college om in te gaan op het voorstel van de gezamenlijke kerken d.d. 21 februari 1975 en wel door ons een goedgunstig voorstel te doen toekomen, waarbij wat ons betreft ook andere genoot schappen of verenigingen met een ideëel doel kunnen worden vrijgesteld. Wethouder EBBERS: Mevrouw de voorzitter! De inning door het rijk is bij de wet geregeld. Daarvan kan niet worden afgeweken. Het desbetreffende bedrag valt overigens wel mee. In het eerste jaar zijn de kosten iets hoger dan in het tweede jaar; in het eerste jaar be dragen ze f. 8,72 en in het tweede jaar f. 6,98 per verzonden aanslagbiljet. Het verschil tussen twee be dragen is in het te voteren krediet van f. 960.000,-- op genomen als een soort aanloopkosten en wordt over de betrokken periode afgeschreven. Het rijk heeft voor de genoemde bedragen per verzonden aanslagbil jet inderdaad wel het een en ander te doen. Het gaat wat Soest betreft naar onze schatting om rond 20.000 aanslagen, zodat de door ons aan het rijk te betalen inningskosten in het tweedejaar f. 140.000,— a f. 150.000,- zullen bedragen. Er zal via een bijzonder zorgvuldige aanpak inderdaad een goede voorlichting over de onroerend-goedbelas- ting moeten worden gegeven. Wij hebben het voor deel dat wij een beetje aan de late kant zijn met de in voering van deze belasting. Dat betekent dat wij ons licht kunnen opsteken bij gemeenten die deze belas ting al hebben ingevoerd. Wij hebben daarover trou wens al met zulke gemeenten gesproken. Dat zou nog wat uitvoeriger kunnen worden gedaan. Wij zouden kunnen nagaan hoe zij te werk zijn gegaan, wat hun problemen daarbij zijn geweest en hoe dergelijke pro blemen kunnen worden ondervangen. Daaruit kun nen wij misschien iets leren om ervoor te zorgen, dat de voorlichting in Soest goed en duidelijk verloopt. Dit lijkt mij een juiste benadering van deze vrij ingrij pende zaak. Wat de rioolretributie betreft hebben wij indertijd in de commissie financiën gezegd: Wij hebben hierover nog geen mening, om de eenvoudige reden dat wij hierover nog nader met u wensen te spreken. Wij wil len dit punt gewoon ter discussie stellen. Ik persoon lijk voel wel voor het invoeren van een rioolretributie, maar hierover moet ook nog in het college worden ge sproken en ik zou er graag ook nog nader over discus siëren met de commissie financiën. Daarbij kan dan ook de door de heer De Wilde genoemde brief van het Landbouwschap worden betrokken. Een aantal vrijstellingen is gewoon bij de wet gere geld. Dat zijn er nogal wat. Ze betreffen onder andere landbouw- en cultuurgronden en kassen. In de belas tingverordeningen moeten in ieder geval worden vrij gesteld kerkgebouwen en aanhorigheden (ten aanzien van pastorieën en kosterswoningen moet wel de ge bruikersbelasting worden betaald, doch behoeft niet de eigenaarsbelasting te worden betaald), ongebouw de eigendommen die door het Landbouwschap zijn aangewezen op grond van natuurbehoud, natuurter reinen en dergelijke. Ik stel mij voor om met de verordening die wij nu moeten gaan maken, te komen niet op het moment waarop ze gereed is, maar op een moment waarop wij voor een aantal besluiten ten aanzien van de opzet van de verordening staan, bijvoorbeeld met betrekking tot de vrijstellingen en de vaststelling van de factoren. Het is mijn bedoeling dat daarover wordt gesproken in de procesgang die wij doormaken bij de totaliteit van activiteiten van de Stichting Kafi. Het lijkt mij juist dat de raad er van de aanvang af bij betrokken wordt, erover kan meedenken en meepraten en zich er een oordeel over kan vormen hoe de opbouw van het hele bestand gebeurt. Een dergelijke werkwijze ligt mij wel, want dan weet ik meteen ook waar proble men kunnen worden verwacht. De heer DE WILDE: Dit betekent dus dat de Stichting Kafi kan werken ondanks het feit dat er over een aan tal punten nog twijfels zijn? Wethouder EBBERS: Ja. Wij moeten hierover overi gens nog verdere afspraken met de Stichting Kafi ma ken. Ik zou zeggen: Laten wij met betrekking tot een aantal stappen in de totale procesgang zeggen: Hier mede moeten wij eens even naar de commissie finan ciën toe om er met haar over van gedachten te wisse len. De heer DE WILDE: Akkoord. Wethouder EBBERS: Dit geldt ook voor uw vraag over gebouwd en ongebouwd. Er liggen in de wet ook verschillen tussen het gebied binnen de bebouwde kom en het gebied buiten de bebouwde kom. Ook daar over zal in de meerbedoelde procesgang moeten wor den gesproken. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Visser dat bij toepassing van de grondslag waarde elk object afzonderlijk wordt bekeken wijs ik erop, dat ook bij toepassing van de grondslag oppervlakte elk object he lemaal bekeken en doorgemeten wordt. Ik heb een vrij recent rapport gelezen van een groep die in Eind hoven de waarde-grondslag als uitgangspunt heeft ge nomen en zes criteria heeft genoemd om tot die keu ze te komen. Als je die criteria kritisch doorleest, dan constateer je dat de criteria 2 tot en met 6 net zo goed ten aanzien van de grondslag waarde als ten aan zien van de grondslag oppervlakte kunnen worden toe gepast. Alleen wat het eerste criterium betreft heeft men het „op benaderende wijze" nadrukkelijk wegge laten. De heer VISSER: Lag dat rapport in de leeskamer? Wethouder EBBERS: Neen, mijnheer Visser. Ik heb het net twee dagen binnen. Het is overigens geen rap port, het is alleen maar een stuk dat staat in het blad 100

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 101