de keuze betreffen. En hieraan voeg ik toe, dat ik het liefst ook niet boven de voorgestelde uitgave van f. 960.000,- zou gaan. Want ik vind dat er ook wat dat betreft een einde aan de mogelijkheden komt. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Het college is niet ingegaan op de voorlichting die straks moet ge schieden en waarop ik heb aangedrongen. Is de f. 960.000,— inclusief b.t.w,? De heer STORIMANS: Mevrouw de voorzitter! Er is in onze fractie werkelijk verdeeldheid over de te kie zen grondslag. Wij begrijpen wel dat uiteindelijk bij toepassing van de grondslag oppervlakte de opbrengst gelijk zal zijn aan de opbrengst die zou worden ver kregen bij toepassing van de grondslag waarde. Maar het is de vraag wie hoeveel moet betalen. De verde ling over de burgers, instanties enz. kan afhangen van de grondslag die je kiest. Ik geloof dat wij er onder ling in onze fractie nog even over zouden willen over leggen. De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter! Ik heb het gevoel dat ik een wat afwijkend standpunt in neem. Wanneer je begint te denken over de grondsla gen waaruitje moet kiezen, dan is het natuurlijk lo gisch, datje eens nagaat wat de 650 gemeenten heb ben gedaan die er al mee bezig zijn geweest. Een aan tal gemeenten opereert hiermede al sinds 1973 en je mag dus aannemen, dat zij er enige ervaring mee heb ben. Welnu, als je daarover gaat informeren, verschil lende mensen gaat opbellen, dan blijkt dat zij allen de ervaring hebben, dat het systeem dat zij zelf hebben gekozen, het beste is. De heer VAN EE: Ja, koop maar eens een auto. De heer OLDENBOOM: Een dergelijke informatie geeft dus niet veel soelaas bij je standpuntbepaling, mevrouw de voorzitter. Wanneer je dan eens verder gaat en bij andere instanties informeert, dan krijg je toch wel langzamerhand het gevoel (dat is mij althans gebeurd) dat de waarde eigenlijk hetgeen is waarop de belasting dient te stoelen. Als je een belasting op haar juistheid wilt beoordelen, dan moetje haar toetsen aan een aantal grondslagen, bijvoorbeeld de rechtvaar digheid, het draagkrachtbeginsel, de haalbaarheid en de inningskosten (grondslagen die indertijd in het schoolboekje van prof. De Lange fraai op een rijtje stonden). Wanneer je dit gaat bekijken, dan blijkt er ten aanzien van een groot aantal van deze grondslagen eigenlijk geen ervaring en geen wetenschap aanwezig te zijn. Mensen die de grondslag waarde propageren, zeggen: Je moet nooit de oppervlakte als grondslag nemen, want dat is veel duurder, niet alleen bij het invoeren, maar ook bij het bijhouden. Mensen die de grondslag oppervlakte propageren, zeggen: Het is pre cies andersom; het kost handen vol geld om de waar de te blijven bijhouden, In principe is het zo, dat eigenlijk de waarde de grondslag moet zijn De opper vlakte is een objectiverende of een gemakkelijke bena dering van de waarde. Ik deel de opvatting dat er aan het rechtstreeks kiezen van de waardegrondslag een aantal bezwaren kan kleven. In dit verband kan het zeer belangrijke feit worden genoemd, dat er met na me in onze gemeente exorbitante prijsverschillen en exorbitante prijzen van huizen voorkomen. Als wij de insprekers ten aanzien van het ontwikkelingsplan gelo ven, dan moeten we zeggen dat deze prijzen nog veel verder zullen omhooggaan. De vraag wordt ontzet tend groot en het aanbod blijft klein. Er wordt gezegd dat er bij toepassing van de opper vlaktegrondslag minder bezwaarschriften zullen zijn dan bij toepassing van de waardegrondslag. Er zijn mooie trucs voor om dat te voorkomen. De heer VAN EE: Trucs? De heer OLDENBOOM: J a, er zijn aardige dingen voor om het nadeel van het aantal bezwaarschriften te ondervangen. Mevrouw de voorzitter, In Amsterdam heeft men eerst gedacht aan toepassing van de waardegrondslag. Men heeft daar toen de winkel van Broodje van Kootje als voorbeeld genomen. Toen bleek dat, hoewel die win kel op een bijzonder lucratieve plaats midden in Am sterdam ligt, men een negatieve grondslag voor de be paling van de onroerend-goedbelasting kreeg. Men is daar zeer van geschrokken en is vervolgens overge schakeld op de oppervlaktewaarde. Maar het schijnt zo te zijn, dat het college van burgemeester en wet houders van Amsterdam de gemeenteraad inmiddels heeft voorgesteld of zal voorstellen om van de opper vlaktegrondslag over te gaan op de waardegrondslag. De heer VAN EE: Er zijn meer warhoofden. De heer OLDENBOOM: Ik dacht niet dat dat iets met warhoofden heeft te maken. Ik meen dat het gewoon heeft te maken met het feit dat het hier zo'n ver schrikkelijk ingewikkelde en moeilijke materie betreft. Mevrouw de voorzitter. Als ik alles tegen elkaar af weeg, dan slaat voor mij de weegschaal toch door in de richting van een zo zuiver mogelijke benadering van de bedoelde grondslag, nl, de waardering, zonder omwegen. De heer DE WILDE: U spreekt van een rechtstreekse benadering van de waardegrondslag en tegelijkertijd zegt u, dat de oppervlaktegrondslag een aantal objec tiverende elementen in zich heeft. Is het nu werke lijk waar, dat de rechtstreekse benadering van de waarde een objectief gegeven is? Dat is het probleem waarover het gaat. Ik volg u in het zo goed mogelijk onderkennen van wat de economische waarde is van het object dat moet worden belast. Het gaat om de vraag wat de methodiek is. Als u kunt aantonen, dat inderdaad de taxatie van de waarde een objectieve norm is, dan ben ik geneigd om u te volgen. Maar ik geloof dat daar grote vraagtekens bij moeten worden gezet. De heer OLDENBOOM: Er staan inderdaad grote vraagtekens bij, mevrouw de voorzitter. Ook bij de objectiverende benadering van de oppervlakte kun je grote vraagtekens zetten, omdat je daarbij hebt te maken met de correctiefactoren. Dan kun je zeggen: Daar heb ik de inspraak van de gemeenteraad voor. Maar als u kijkt naar Amersfoort, dan ziet u ergens middenin een klein rondje ten aanzien waarvan er op eens van een geheel andere waarderingsgrondslag spra ke is, omdat iedereen zegt: De waarde van dat pand is weer geheel anders. Men heeft daar als het ware een heel klein postzegelplannetje gemaakt om de waarde daarvan te benaderen. De heer DE WILDE: Maar je hebt bij de oppervlakte grondslag toch een aantal gegevens die niet ter dis cussie staan? Over maten valt toch niet te discussië ren? De heer VAN POPPELEN: Over de coëfficiënten wel. De heer OLDENBOOM: Ja,het gaat over de coëffici ënten. Over de maten valt weinig te discussiëren, maar juist de maten brengen weer een stukje onrechtvaar digheid in het geding. 102

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 103