sen Baarn en Soest is zegen voor bedrijfsleven." Ge
lukkig kunnen we jarenlang plannen van die strekking
van het rijk ophouden en tegen die tijd is er wel weer
een nieuwe nota geschreven met gewijzigde opvattin
gen. Gedeputeerde staten zullen nooit een aanwijzing
geven aan Soest met betrekking tot de woningbouw,
zo heeft gedeputeerde Van der Sluis duidelijk gezegd.
De autonomie van de gemeente is de provincie blijk
baar heilig.
Als ik de stemming goed gepeild heb in de raad zijn de
meesten toch wel voorstanders van een minimale uit
breiding van de woningbouw in een beperkt tempo.
Daarom is het zo jammer dat de gemeente Soest ver
zuimd heeft duidelijk te kiezen voor de groene model
len, of een combinatie daarvan, van het Voorontwerp
Streekplan Utrecht-Oost en dat alleen omdat het col
lege van burgemeester en wethouders vindt dat het
hét gemeentebestuur van Soest is. Wat wel gebeurde,
is een brief aan gedeputeerde staten (die overigens de
pers nooit bereikt heeft) van 22 april, geschreven met
advies en bijstand van de commissie voor ruimtelijke
ordening met een aantal flauwe vragen, waarop het
antwoord al lang bekend was. Een merkwaardige gang
van zaken!
Een van de meest opvallende uitspraken in de perspu
blicaties van de laatste tijd over de studieresultaten
van de verschillende politieke groeperingen, was die
van de woordvoerder van een V. V.D.-werkgroep:
,,Wat de financiële kant van de zaak betrof, merkte
de heer Nikkels op, dat hij dikwijls het gevoel had
gehad bezig te zijn met een PvdA/PPR-plan: veel wen
sen zonder toetsing aan de financiële mogelijkheden".
Inderdaad moet het voor vele V.V.D.'ers onthullend
zijn te constateren dat, als je echt met mensen bezig
bent, met welzijnsaspecten, met conflictsituaties, met
milieubescherming, met leefomstandigheden, en
noem maar op, dat geld kost Deze mensen zijn altijd
geneigd om aan die plannen maar voorbij te gaan ten
gunste van de welvarenden: geen wensen en eerst toet
sen of je er financieel niet op achteruit gaat. Of zou
het misschien zo zijn dat we nu met de brokken zit
ten in Soest omdat vroeger de C.D.A.-wethouder van
ruimtelijke ordening te veel heeft laten liggen en nu
de wensen de pan uitvliegen?
De heer OLDENBOOM: Wil de heer Visser dit wat
nader adstrueren? Beschuldigingen in het openbaar,
zonder dat deze waargemaakt kunnen worden, heb
ben wij in deze raad al eens eerder gemeenschappelijk
veroordeeld.
De heer VISSER: Ik denk met name aan Overhees,
waar een wijk gebouwd is zonder voorzieningen en
zonder een passende wegenstructuur. Maar ik heb geen
tijd om daarop nu in te gaan.
De VOORZITTER: U mag daar enkele minuten extra
voor hebben. Ik ben het volledig met de heer Olden-
boom eens dat, wanneer u een dergelijke beschuldi
ging uitspreekt, het goed is als u die adstrueert.
De heer VISSER: Het is bewezen dat de laatste jaren,
bij de woningbouw, de winkelvoorzieningen en de
wegenstructuur, in de knel zijn gekomen. Ik denk bij
voorbeeld aan de Ossendamweg. Aan de bovenwijkse
voorzieningen mankeert het een en ander. Wij zitten
daar nu mee. Ik denk ook aan de Koningsweg, die
doodloopt, etc. etc.
De heer VAN POPPELEN: Als de heer Visser zich
vier jaar geleden positief had opgesteld, dan zouden
wij nu veel verder zijn geweest.
De heer VISSER: Ik stel mij altijd positief op!
Ik ben van mening dat een financiële paragraaf zo
snel mogelijk, nü, geschreven dient te worden en dat
er broodnodig een meerjareninvesteringsplan gemaakt
moet worden. Dat heeft alleen zin als we vanavond
keiharde afspraken maken, opdat we weten wat we
willen en opdat de burgers weten waar ze aan toe zijn.
Alvorens in te gaan op de verschillende facet-modellen,
wil ik eerst iets zeggen over de inspraakprocedure.
De avond van 26 november 1975 was in dezen een be
langrijke avond. Toen ontaardde een zogenaamde hea
ring over de secundaire modellen, later weer een
voorlichtingsavond genoemd, in een babylonische
spraakverwarring over inspraakprocedures. Dat bete
kende een keerpunt in de ontwikkeling. Wat zich daar
na afspeelde in het conclaaf van de commissie voor
ruimtelijke ordening over inspraakbegeleiding zal altijd
een raadsel blijven voor een gewoon raadslid, ondanks
de vragen die ik destijds hierover stelde. Ik blijf van
mening dat het anders had gekund, Maar hoe het
functioneren van de N.C.I.V. ook geweest mag zijn,
het resultaat van de inspraakwerkgroepen is bewon
derenswaardig gebleken.
Van deze plaats af, wil ik graag een woord van hulde
uitspreken aan het adres van alle mensen, die zo be
trokken bij het wel en wee van Soest, hebben meege
werkt aan een inspraakprocedure die het beleid van dit
gemeentebestuur wezenlijk in positieve zin heeft be-
invloed. Het was, laten we eerlijk zijn, een noodproce
dure. De korte vragenlijst waar slechts 487 reacties op
zijn binnengekomen, was een gevaarlijke, tendentieuze
enquete, waarvan het resultaat gelukkig positief is uit
gevallen, De uitgebreide vragenlijst bestond uit maar
liefst 108 vragen, waaraan slechts zes burgers zich
hebben gewaagd. Een kleine groep van kwalitatief
hoog gehalte. Het Infocentrum is mijns inziens gefbpt.
Het is aan te bevelen het gebouwtje aan de Dalweg
over te plaatsen naar het oude marktpleintje tegen
over het gemeentehuis en daar een permanent Infor
matiecentrum in te richten voor het ontwikkelings
plan, waar de voorlichtingsambtenaar mensen kan
ontvangen, folders, plannen, kaarten en voorschriften
kan exposeren, zoals dat in Zeist gebeurt, en waar hij
's morgens spreekuur kan houden. Wij vinden dat tij
dens de gehele inspraakprocedure te weinig over het
ontwikkelingsplan gepubliceerd is. Met name de Stuur
groep Welzijn heeft hierop aangedrongen, maar zon
der resultaat
Van onschatbare waarde zijn de werkgroepen Bevol
king, Verkeer, Voorzieningen, Landschap en de Stuur
groep Welzijn gebleken. Zij hebben het Ontwikke-
lingsplan-1974 in 1976 definitief beïnvloed, omgebo
gen in een richting zoals de burgerij van Soest al jaren
lang voor ogen stond en een grote informatiestroom
op gang gebracht. De tijd was voor velen te kort. De
kritiek is wisselend, De een verweet de N.C.I.V, een
te passieve houding, een ander merkte op 31 mei op,
dat men zonder de inspraakcoördinator net zo ver
was gekomen. Het maken van verslagen, het uittypen
en het verzenden was onbevredigend, De ene werk
groep (met name D) klaagde over het gemis aan gege
vens en inlichtingen van gemeentezijde, de andere
werkgroep (B met name) sprak lovende woorden
over de medewerking van bijvoorbeeld de dienst ge
meentewerken, Applaus kreeg, mijns inziens terecht,
tijdens die bijeenkomst op 31 mei de heer Hulsber
gen, die toen opmerkte: „Wij hebben er veel van ge
leerd".