Op een andere brief zal ik straks nog wel terugkomen.
De VOORZITTER: Wij moeten hierbij goed beden
ken dat het gaat om brieven die zijn geschreven naar
aanleiding van de concept-raamstructuur. In die struc
tuur wordt gesproken over allerlei groeigebieden in
Soest en over de mogelijkheid om daaraan bepaalde
bestemmingen te geven. Het gaat hierbij uitdrukke
lijk om het „vage" van een structuurplan en dan kun
nen wij niets anders doen dan de heer Van Heerikhui-
ze in het „vage" antwoorden. De heer Van Heerikhui-
ze heeft kenbaar gemaakt dat hij een sportbestem-
ming niet plezierig zou vinden. Daarop moeten wij
dan antwoorden dat wij dit gebied als een overgangs-
ebied zien en dat wij menen dat daar geen intensieve
ebouwing mag komen. Zolang de raad nog geen uit
spraak heeft gedaan over de definitieve bestemming
van de gronden mogen wij niet verder gaan.
De heer Van Heerikhuize spreekt verder in zijn brief
zelf over grondverwerving en over bepaalde prijzen
daarvoor. Het is dan ook volstrekt logisch dat wij
hieraan een alinea hebben toegevoegd over een even
tuele goedgekeurde bestemming als sportterrein. In
dit verband is het geen geheim - wij zullen dat a.s.
dinsdag ook in het openbare gedeelte van de vergade
ring van de commissie voor ruimtelijke ordening be
handelen - dat ten gerieve van de eventuele aanleg van
hockeyvelden op korte termijn nu onderhandelingen
zijn gevoerd met de eigenaren van de gronden aan de
Koninginnelaan, om na te gaan of zij bereid zouden
zijn, nu al gronden te verkopen. Welnu, als de onder
handelingen met een aantal van de grootste eigenaren
mislukken, zullen wij daaruit de conclusie moeten
trekken dat op korte termijn aan deze gronden niet de
bestemming sportvelden gegeven kan worden. Immers,
wij zouden dan eerst een bestemmingsplan moeten ma
ken met de bestemming sportvelden en wanneer wij
daarna dan nog eens een onteigeningsprocedure in wer
king zouden moeten stellen, zou pas het nageslacht
sport kunnen bedrijven op terreinen aan de Koningin
nelaan.
Dit punt is echter een punt dat losstaat van de aan de
orde zijnde brief. De heer Van Heerikhuize heeft een
brief geschreven in het kader van de raamstructuur en
in datzélfde kader krijgt hij nu ook antwoord.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik kan
mij niet voorstellen dat deze raad zou besluiten om
aan de gronden aan de Koninginnelaan de bestem
ming sportvelden te geven, als nu al bekend is dat de
eigenaren de gronden toch niet willen verkopen. Ik zie
daar helemaal geen sportterreinen komen.
De VOORZITTER: Men moet goed bedenken dat
een gemeenteraad heel wat macht heeft. Wij zullen
waarschijnlijk wel op korte termijn elders hockeyvel
den kunnen aanleggen, maar de behoefte aan sport
terreinen, voor welke sport dan ook, zal daarmee - wel
licht helaas, want het kost altijd heel wat moeite en
geld - zeker niet weggenomen zijn. Wanneer de raad
de bestemming sportvelden voor de gronden aan de
Koninginnelaan toch een goede bestemming vindt,
zou die bestemming daarop kunnen worden gelegd die
dan vervolgens na een bepaald aantal jaren ook verwe
zenlijkt zou kunnen worden, De moeilijkheden die de
heer Visser kennelijk met deze brief heeft, begrijp ik
dan ook niet zo goed.
Mevrouw ORANJE-ENTINK: Mevrouw de voorzitter!
Ik zal graag zien dat een kleine toevoeging wordt aan
gebracht in de brief aan Progressief Soest. Progressief
Soest heeft in zijn brief onder andere de rethorische
vraag gesteld wat het betekent om bejaard te zijn in
Soest. Dat is uiteraard een rethorische vraag, omdat er
meer dan 4.000 bejaarden in Soest zijn. Nu kan Pro
gressief Soest die vraag blijkbaar niet in de eigen aan
hang beantwoord krijgen; die aanhang bestaat kenne
lijk alleen uit jongelui. Het zou bijzonder jammer zijn
als Progressief Soest voorlopig - totdat de welzijnsas
pecten'in de raad worden behandeld - niet enige stu
die op dit punt zou kunnen verrichten. Daarom zal
ik graag in de antwoord-brief opgenomen zien dat er
in Soest open bejaardenwerk wordt verricht en dat
men voor inlichtingen daarover terecht kan bij de
nieuwe projectleidster, mevrouw Hukema. Die zal aan
Progressief Soest zeker de nodige voorlichting kunnen
geven over het open bejaardenwerk en wellicht opent
dat geheel nieuwe perspectieven voor dit werk. Naar
ik nl. heb vernomen, zijn er enige wijken zonder
straathoofden en wellicht is dan uit de kring van Pro
gressief Soest enige aanvulling op dit punt mogelijk,
waardoor het open bejaardenwerk nog beter zou kun
nen verlopen dan het nu al doet.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! De brief
aan Progressief Soest vind ik in strijd met het welzijns-
model van het ontwikkelingsplan. Op blz. 99 van één
van de groene boekjes staat de schitterende definitie:
„Het gehele ontwikkelingsplan is in feite gericht op
het bereiken van een optimaal welzijn van de Soester
bevolking. Dit welzijn kan worden omschreven als de
toestand waarbij in een gegeven samenleving een zo
bevredigend mogelijke overeenstemming bestaat tus
sen voorzieningen en mogelijkheden enerzijds en de
in de verschillende geledingen van deze samenleving
aanvaarde normen en verlangens ten aanzien van een
menswaardig bestaan anderzijds". In de antwoord
brief aan Progressief Soest wordt echter gesteld: „Pas
na het moment dat een keuze wordt gemaakt, kan
meer exact het welzijnsaspect in ogenschouw worden
genomen". Welnu, dan meen ik dat het welzijn achter
de wagen wordt gespannen. Ik ga dan ook niet ak
koord met deze antwoordbrief aan Progressief Soest.
De VOORZITTER: Het begrip „welzijn" kan op ver
schillende manieren worden gedefinieerd. De brede
omschrijving die wij hebben gegeven in één van de
groene boeken, tracht één van de vele definities te ge
ven die er ten aanzien van het begrip „welzijn" kun
nen worden gegeven. Dit betekent dat er in de concre
te planologische ontwikkeling voor moet worden ge
zorgd dat er genoeg ruimte - eigenlijk vierkante me
ters - wordt geschapen, opdat groeperingen uit de be
volking zich zoveel mogelijk met het welzijn bezig
kunnen houden. Daarnaast dient dan aan de gehele
woonomgeving zodanige aandacht te worden ge
schonken dat het leven in een bepaalde wijk zo aan
genaam mogelijk wordt. Planologisch gezien gaat het
dus vooral om het scheppen van ruimte; anderen die
zich met het welzijnswerk bezig houden, moeten die
ruimte invullen.
Wat de opmerkingen van mevrouw Oranje betreft,
meen ik dat kan worden gezegd dat deze volmaakt
juist zijn. Ik vraag mij echter wel af of dit aan de or
de moet komen in de antwoordbrief die zuiver pla
nologisch gericht is.
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Mevrouw de voorzitter! Ik begrijp de discus
sie die nu tussen de heer Visser en u wordt gevoerd,
helemaal niet, want dit punt is al uitputtend behan
deld in de commissie voor maatschappelijk werk.
146