184 van het ministerie van cultuur, recreatie en maatschap pelijk werk klinkt wel aardig, maar ik begrijp niet goed wat dit ermee te maken heeft. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Mevrouw de voorzitter! In het stichtingsbe stuur is duidelijk afgesproken dat, als blijkt dat wij niets opschieten met inschakeling van dit bureau, wij rustig kunnen stoppen hiermee. Wij hebben dan ook een maximum krediet van f. 10.000,- gevraagd. Wel duidelijk is echter dat de ministeries steeds meer wil len gaan werken met kostenbewakingsinstituten bij te subsidiëren objecten. De ministeries van volksgezond heid en van onderwijs doen dit al enige tijd en het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk zal dit ook steeds meer gaan doen. Bij dit pro ject in Soest wil het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk dit nu voor de eerste keer proberen. De heer OLDENBOOM: Ik begrijp het nog steeds niet, mevrouw de voorzitter, maar ik zal het verder maar laten zitten. De VOORZITTER: Ik begrijp dat het ministerie van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk voor het feit dat bij dit project in Soest de kosten bewaakt zul len worden door dit bureau, ons een bepaald bedrag in rekening wil brengen, op fifty-fifty-basis. Wanneer de kosten inderdaad goed bewaakt worden, profiteert de gemeente Soest daar ook van en met het oog hierop vindt het ministerie het redelijk dat ook Soest een bijdrage levert. Daarvoor wordt nu maximaal f. 10.000,- gevraagd. Voorts heb ik begrepen dat de inschakeling van het bureau zonder meer kan worden beëindigd als het stichtingsbestuur van mening is dat het bureau te weinig oplevert op het gebied van de kostenbewaking. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Als wij nu eens zouden besluiten om dit voorstel aan te hou den, zou er dan stagnatie ontstaan in de verdere werk zaamheden rond het wijk(diensten)centrum? Als dit niet het geval zal zijn, wil ik wel pleiten voor aanhou ding. Dan kan het college op het ministerie deze zaak nog eens bespreken en mededelen, dat de raad veel tegenzin heeft tegen dit voorstel, mede omdat de raad dit voorstel niet goed begrijpt. De stichting heeft een architect en die moet de stichting op dit punt natuurlijk helpen. Dat het departement van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk wil weten of de zaak goed loopt en kostenbewaking plaats vindt en daarvoor een organisatie-adviseur wil inschakelen, moet het departement zélf weten. Het departement dient dan echter ook de kosten zelf te dragen. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Ik neem aan dat het stichtingsbestuur hierte gen geen enkel bezwaar zal hebben, dus wat betreft aanhouding van dit voorstel. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten het voorstel aan te houden. Voorstel tot het opheffen van de openbare lagere Margrietschool en het verlenen van eervol ontslag aan het hoofd van die school. Mevrouw GREEFHORST-VAN O VERDAM: Me vrouw de voorzitter! De C.D.A.-fractie betreurt de gang van zaken rond de Margrietschool. Vrijheid van inrichting en vrije schoolkeuze zijn voor het C.D.A. een groot goed. Juist daarom vinden wij het jammer, dat opheffing nu onvermijdelijk is. Wij staan volledig achter het voorstel van het college op dit moment, ten einde daarmee zo snel mogelijk een einde te maken aan de onzekerheid van het personeel en zijn rechts positie te waarborgen. Naar onze mening dienen wij geen enkel doel als wij lang op deze plaats over deze zaak praten. Niemand - en zeker niet het belang van het openbaar onderwijs - is daarmee gediend. Het is beter om aan de toekomst te denken en onze energie te gebruiken om de openbare kleuterschool in Soest- Zuid te behouden. In hoeverre is overigens een onderwijscommissie als commissie van advies en bijstand in zaken als deze verantwoordelijk? De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Ook wij betreuren het dat het college met dit voorstel tot op heffing van de openbare lagere school in Soest-Zuid heeft moeten komen. Ook wij zien in dat er geen an dere keus was dan met dit voorstel te komen. Ik wil toch nog wel enkele opmerkingen maken die niet zo zeer betrekking hebben op het voorstel zelve, maar op het beleid dat door het college van burgemeester en wethouders terzake is gevoerd, want dat beleid dient in de raad beoordeeld te worden. In de openbare vergadering van de onderwijscommis sie op 23 augustus jl. is de opheffing van de Mar grietschool aan de orde geweest. Ik heb toen ge vraagd om een overzicht van alle activiteiten en de gehele gang van zaken gedurende de afgelopen jaren. Dat overzicht is mij toen door de wethouder van on derwijs toegezegd. Mijn bedoeling daarmee was, op basis van dat stuk eerst in de onderwijscommissie en later mogelijk ook in de raad een zinvolle en gefun deerde discussie over het gevoerde beleid te voeren. Het verbaasde mij dan ook dat de opheffing van de Margrietschool reeds op de agenda van de raadsverga dering van vandaag vermeld stond; dat was nl. niet uitdrukkelijk in de commissie afgesproken. Jl. maan dag is daarom dan ook een extra vergadering van de onderwijscommissie aan deze zaak gewijd en ook daar heb ik mij weer op het standpunt gesteld, dat eerst de gevraagde informatie op tafel diende te komen, alvo rens zinvol verder kon worden gesproken. Uiteindelijk is dat toegezegd en de gevraagde informatie lag vanaf jl. dinsdag ter inzage, dus slechts twéé dagen voor de ze raadsvergadering. De tijd om een en ander te be studeren, was dan ook zeer kort. Ik trek op dit punt de conclusie dat het college van burgemeester en wethouders de betreffende raads commissie en de raad niet voldoende tijdig op een adequate wijze heeft geinformeerd terzake van een dergelijk belangrijk punt. Ik vind dit een zeer belang rijke constatering. Immers, op een termijn van één a twee dagen is het nauwelijks meer mogelijk om aan vullende informatie bij derden te vragen en eens ande re bronnen aan te boren. Uit de stukken die ter inzage zijn gelegd - het zijn vertrouwelijke stukken en daarom zal ik niet op de inhoud daarvan ingaan - rijzen vragen, met name de vraag (ik druk mij dan voorzichtig uit) of het beleid van het college wel zodanig is geweest dat alle alter natieven met betrekking tot de Margrietschool tijdig en voldoende diepgaand zijn nagegaan. Ik kan deze belangrijke vraag op dit moment niet beantwoorden, noch bevestigend, noch ontkennend; dit zou naar mijn mening een gedetailleerde discussie vergen die mogelijk ook op personen betrekking zou hebben en daarvoor is de raad niet de juiste plaats In de raad dienen eventueel de conclusies op tafel te komen. De ze discussie zou in de onderwijscommissie gevoerd 177

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 178