De heer VAN LOGTENSTEIN: Mevrouw de voorzit
ter! Het begint wat te lijken op het spelletje „wie van
de drie", Voor de duidelijkheid wil ik dan wel zeg
gen dat ik de zitting van de commissie voor de beroep
schriften niet heb bijgewoond en daardoor niet van de
details op de hoogte ben. Ik laat de beantwoording
dan ook graag aan één van de andere commissieleden
over.
De heer VAN DEN BRAKEL: Mevrouw de voorzit
ter! Daarstraks heb ik bewust geen toelichting namens
de commissie voor de beroepschriften willen geven Ik
meende dat eerst het college zich maar eens moest uit
spreken, omdat het college waarschijnlijk na de zitting
van de commissie nog informaties had ingewonnen,
informaties waarover wij op die zitting niet konden
beschikken.
De voorzitter van de commissie heeft op die bewuste
zitting een bepaalde uitleg gegeven en die konden de
andere leden eenvoudig niet weerleggen, omdat zij
daar geen argumenten voor hadden; de voorzitter van
de commissie is ook juridisch veel beter onderlegd
dan de andere leden, Als het mogelijk zou zijn, lijkt
het mij dan ook beter dat de commissie zich hierover
nog eens nader beraadt, zoals de heer De Wilde al heeft
gesuggereerd,
Overigens wijs ik er nog wel op dat de heer Otto op
de bouwaanvraag had aangegeven dat het om uitbrei
ding van de studio ging. Wanneer nu eens in de aan
vraag alleen was gesproken over uitbreiden van het
perceel, was het dan niet moeilijker geweest voor het
college om de bouwvergunning te weigeren? Het col
lege heeft indertijd vergunning gegeven voor het vesti
gen van de studio; deze vergunning loopt op 1 novem
ber 1977 af. Wanneer nu de heer Otto bij voorbaat
wordt medegedeeld dat na die termijn niet opnigjsW
vergunning zal worden verleend, zal hij de aanvraag
om een bouwvergunning voor uitbreiding van het
pand waarschijnlijk wel intrekken; dan heeft het im
mers geen zin meer voor de heer Otto
Mevrouw ORANJE-ENTINK: Mevrouw de voorzit
ter! Ik ben blij dat de heer Van den Brakel zulke wij
ze woorden heeft gesproken, want ook mij ontbre
ken de argumenten om uw argumenten te weerspre
ken. Het lijkt mij dan ook goed dat de commissie
voor de beroepschriften zich nog eens over dit punt
buigt, nu ook met dat bewuste K B.
De VOORZITTER: Er zijn wel honderd K.B.'s op dit
punt.
Mevrouw ORANJE-ENTINK: Misschien hoeven wij
die niet allemaal door te nemen Wat is echter de con
sequentie als de raad nu eens het voorstel van de com
missie voor de beroepschriften wél volgt? Wat gaan
burgemeester en wethouders dan doen en wat zal dat
dan betekenen voor reclamant?
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Ik meen
dat nu eerst de raad aan de beurt is, niet het college
van burgemeester en wethouders Pas daarna kan het
college nagaan, wat het zal gaan doen. Ikzelf ben niet
geneigd om de commissie voor de beroepschriften te
volgen. Na uw woorden, mevrouw de voorzitter, ben
ik geneigd om te stellen dat de redenering van de
commissie onjuist is. Nu er echter zo'n fundamenteel
verschil van inzicht ligt tussen de jurist-voorzitter van
de commissie voor de beroepschriften en het college
van burgemeester en wethouders, lijkt het mij het bes
te dat de zaak wordt aangehouden en terug wordt ver
wezen naar de commissie om een nader advies, gezien
hetgeen door u namens het college is medegedeeld.
De VOORZITTER: Mij blijkt dat het ook gezien de
termijnen nog mogelijk is om de beslissing op het in
gekomen beroepschrift van de heer Otto te verdagen.
Daartoe zou de raad dan nu moeten besluiten. Wij
zullen er dan voor zorgen dat de raad voor de volgen
de vergadering een schriftelijke uiteenzetting van het
college van burgemeester en wethouders krijgt.
De heer DE WILDE: Ja, en met een nader advies van
de commissie voor de beroepschriften. Dan is de zaak
volledig,
De heer VAN DEN BRAKEL: Op 3 oktober a.s.
komt de commissie voor de beroepschriften weer bij
elkaar, dus het kan allemaal tijdig vóór de volgende
raadsvergadering.
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens be
sloten de beslissing op het beroepschrift van de heer
Otto te verdagen,
De VOORZITTER sluit hierna, te 22.46 uur, de ver
gadering.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de
raad der gemeente Soest d.d. 21 oktober 1976.
De secretaris,
De voorzitter,