de ileden :rlof i vra- le op- de een staat, een raefer otten- nood; Er zal bben, jven. ïffen, el geld len ge- n. Daar- ag ge it wij elte van og pro- plan Wij heb- ïsteld elijk de tan het orden k doen- 7 rond zo op- irwei. Het :n; die il kun- >ehulp gzoe- i de i van :nen en orschrif- ;oepas- dus om -nen er- het in een ;rvoor :t de :n dan l het moet eringen icel- De heer LANGE: Wat is eigenlijk de definitie van „krot"? De VOORZITTER: En daaraan kan de vraag worden gekoppeld wat eigenlijk de definitie van een krotplek is. Wethouder EBBERS: Een krotplek is een gat in een straatwand of een af te breken woning waarvan ver vanging meer voor de hand ligt dan verbetering. De heer LANGE: Nu, dat kan volgens mij niet op de fiets worden geregeld De heer MENNE: De potentiële plaatsen kan men in een gemeente als Soest betrekkelijk snel lokaliseren. De VOORZITTER: Men kan ook afgewezen worden voor de regeling omdat men bijvoorbeeld een plant soentje zou kunnen maken op een open plek. Dan sï? krijgt men geen gapende wond in een straatwand. De heer MENNE: Het moet inderdaad planologisch ook nog passen. Wethouder EBBERS: Mede daarom is het een vrij omvangrijk werk en zijn wij met de inventarisatie bezig. De heer MENNE: En wanneer is die inventarisatie ge reed? Wethouder EBBERS: Begin januari. De heer OLDENBOOM: Zijn wij dan niet te laat? .Waarom zijn andere gemeenten dan al wél zo ver dat zij gebruik kunnen maken van de regeling? De VOORZITTER: Wanneer het gaat om een kleine stad, kan men een hele plek aanwijzen als krotplek. Bij ons ligt dat veel moeilijker, omdat het in Soest gaat om zo nu en dan, incidenteel dus, een huisje. Het ant woord op de vraag wat een krotplek is, blijkt ook bij zonder moeilijk te zijn - dat is gebleken in het con tact van betrokkene met het ministerie van volkshuis vesting en ruimtelijke ordening - want soms kan aan leg van een plantsoentje veel beter zijn. In een kleine stad, ook als die nog veel minder inwoners heeft dan Soest, ligt dat veel eenvoudiger, want daar krijgt men veel sneller een gapende wond in de straatwand. Soest komt hiervoor veel minder gemakkelijk in aanmerking, aldus het ministerie. De heer LANGE: Is januari nu te laat, of niet? De VOORZITTER: Dat weten wij niet. De heer Menne is bang van wel en hij heeft ook wel enige ervaring met het aanwijzen van krotplekken, maar dat geldt dan voor een echte stad. De heer MENNE: De kans dat wij in januari te laat zijn, is wel aanwezig, omdat het ministerie bezig is om te snoeien op alle subsidieregelingen. Wethouder EBBERS: Het lijkt mij het beste dat wij eens aan het ministerie vragen wanneer de regeling zal aflopen. Dat antwoord zal ik dan aan de raad doen toekomen, desnoods schriftelijk. Wij zouden misschien ook alvast het deel dat gereed is, kunnen insturen aan het ministerie, hoewel dan ook eerst nog via de Kubi- celmethode een berekening moet worden gemaakt van de haalbaarheid van de plannen. De heer MENNE: Er zat een formulier achter het krot- tenplan. Hebt u dat ingevuld? Wethouder EBBERS: Jazeker. De VOORZITTER: In ieder geval constateer ik dat het uitermate nuttig is dat de heer Menne vanavond dit punt nog aan de orde heeft gesteld. Wij zijn daar door weer op goede ideeën gekomen. Ik trek dan ook mijn woorden aan het begin van deze vergadering in. De heer VAN POPPELEN: Dank u wel, mevrouw de voorzitter! De VOORZITTER verklaart de interpellatie voor ge sloten en sluit hierna, te 23.08 uur, de vergadering. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Soest d.d. 18 november 1976. De secretaris, De voorzitter, 207

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 208