dat deze werkgroep een waardevolle bijdrage kan leve ren aan de oplossing van de problemen waarvoor wij staan. Waarom is het nu de bedoeling om een en ander in een besloten zitting te bespreken? Welnu, wij hebben het gevoel dat het verstandiger is om deze zaak die onge twijfeld ook enkele emotionele kanten heeft, in een wat rustiger sfeer te bespreken. Natuurlijk krijgt de raad het resultaat van het gesprek gerapporteerd en er zal ook nog een antwoord van de raad op dit inge komen stuk moeten worden opgesteld. De inhoud van dit antwoord hangt uiteraard sterk af van het resultaat van het te voeren gesprek. Het is niet de bedoeling om de zaak aan het gezichtsveld van de raad te onttrekken, maar het is toch niet zo doelmatig als de gehele raad, bestaande uit 25 leden, met de werkgroep gaat spre ken. De commissie ruimtelijke ordening, als deel van de raad dat hiertoe het meest aangewezen lijkt, is toch de meest gerede „partij" om dit gesprek te voeren. Ik heb inmiddels gezien dat op de agenda van de ver gadering van aanstaande dinsdag van de commissie het punt „Gesprek met de werkgroep Leefmilieu Soest" is geplaatst. Ik neem aan dat dit een voorbereidend gesprek is, maar wellicht kan ook de vraag die de heer Hilhorst nog heeft gesteld, aan de orde komen. Of is het toch de bedoeling om aanstaande dinsdag het ge sprek met de werkgroep al te voeren? Mij lijkt het be ter dat dinsdag eerst nog wordt gesproken over de ma nier, waarop het gesprek zou kunnen worden gevoerd, waarbij ik er overigens geen probleem mee heb dat de voorzitter van de commissie ruimtelijke ordening ook de gespreksleider zal zijn bij het te voeren gesprek met de werkgroep. Ik neem hier echter nog geen standpunt in op dit punt; wij zullen daar aanstaande dinsdag ze ker uitkomen. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Ik kan mij geheel aansluiten bij de woorden van de heer De Wilde. Het is inderdaad onze bedoeling geweest om in een klein comité te proberen, begrip voor el- kaars standpunten te wekken, teneinde tot een optima le samenwerking te komen. Wanneer men dan drie mensen van de werkgroep plaatst tegenover 25 raadsle den,is er geen sprake meer van een eerlijke verhouding en een eerlijke discussie. De gemeenschap is er vooral mee gediend dat de partijen tot elkaar komen. De VOORZITTER: Ik meen dat het college eigenlijk nauwelijks meer behoeft te reageren op hetgeen reeds is gezegd. Zoals de heer De Wilde al heeft gezegd, is het idee van dit gesprek geboren in de commissie voor ruimtelijke ordening en ik meen mét de heer De Wilde dat de commissie voor ruimtelijke ordening aanstaande dinsdag nog eens moet spreken over de vraag hoe het gesprek moet worden gevoerd. Het lijkt mij overigens allemaal niet zo moeilijk; ik kan mij ook best voorstel len dat het gesprek met de werkgroep aanstaande dins dag al plaats vindt, waarbij er dan nog even tevoren door de commissie kan worden overlegd over de vraag, hoe het gesprek moet worden gevoerd; men moet dit gesprek ook weer niet te lang uitstellen. De heer DE WILDE: Ik meen toch dat het beter is om het gesprek nog niet aanstaande dinsdag te voeren. Het is ook moeilijk om de werkgroep daarvoor nu nog uit te nodigen, op deze zeer korte termijn. De VOORZITTER: Ik ga daarmee geheel akkoord. Er kan dan aanstaande dinsdag in de commissie ruimtelij ke ordening nog even gesproken worden over de vraag hoe het gesprek gevoerd zal worden. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik ben blij dat de vragen, aan u gericht, door de heer De Wilde zijn beantwoord. Ik wil echter nog wel weten of er een verslag van dat gesprek zal komen en ik hoop dat ik bij het gesprek aanwezig kan zijn. De VOORZITTER: Er komt natuurlijk een verslag van en met de werkgroep kan ook overlegd worden over de vraag hoe de verdere procedure zal kunnen zijn. De brief moet ook op de een of andere wijze beantwoord worden, tenzij wellicht het gesprek van zodanige aard blijkt te zijn dat de werkgroep de brief intrekt. Op dit ogenblik kan dus nog niet worden bepaald hoe de ver dere procedure na het komende gesprek zal zijn. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel. I. Eindverslag met bijlagen van de Stuurgroep Welzijns werk, onder mededeling dat het welzijnsbeleid ge ïncorporeerd wordt in het ontwikkelingsplan, met voorstel deze stukken voor kennisgeving aan te nemen. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit ter! Ik ga niet akkoord met dit voorstel dat ik eigen lijk nogal ergerlijk vind. Het zal wel niet zo bedoeld zijn, maar het is wel zo geformuleerd. Er is bijzonder hard gestudeerd door de stuurgroep en nu het college blijkens de mededeling van plan is om het welzijnsbe leid te incorporeren in het ontwikkelingsplan, stel ik voor dat wij deze stukken betrekken bij de behandeling van het ontwikkelingsplan en daar nader bespreken. De VOORZITTER: Dat is ook de bedoeling van het college; wellicht is dit niet zo duidelijk te lezen uit de formulering van ons voorstel. Wij menen ook dat deze stukken tegelijk met het ontwikkelingsplan moeten worden besproken, omdat, ruimtelijk gezien, het wel zijnsbeleid geïncorporeerd zal worden in het ontwikke lingsplan. Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Me vrouw de voorzitter! Ook ik vind het een ernstige zaak dat deze stukken weer ergens in een la gaan belanden. Wij hebben nl. grote waardering voor het werk van de stuurgroep en de teleurstelling van de voorzitter van de stuurgroep, deze week uitgesproken, kan ik mij dan ook zeer goed voorstellen; deze stuurgroep heeft ook anderhalfjaar gewerkt. Ik meen trouwens dat er toch al wel wat gedaan kan worden, want in verschillende commissies zijn adviezen gevraagd. In de commissie voor maatschappelijk werk is er gevraagd om een be leidsplan en in de culturele commissie is al een aantal doelstellingen op papier gezet. Vooruitlopend op het ontwikkelingsplan kunnen deze zaken al worden aan gevat. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik kan mij de verontrusting van de stuurgroep zeer goed voorstel len. Het voorstel dat is gedaan, is ook regelrecht een klap in haar gezicht. Er is lang aan gewerkt en op ver zoek van burgemeester en wethouders is een rapport opgesteld. Voorts zijn de resultaten van dit rapport met de bevolking besproken, eveneens op verzoek van burgemeester en wethouders. Daartoe heeft de stuur groep in de gemeente allerlei avonden belegd, waarvan verslagen zijn gemaakt. Toch wordt nu voorgesteld om de stukken voor kennisgeving aan te nemen. Dat zal niet bevorderlijk zijn voor de deelname van de Soester bevolking aan een volgende stuurgroep welzijnswerk. Ik ben het er dan ook helemaal niet mee eens dat de ze stukken voor kennisgeving zullen worden aangeno men. Ik had minstens verwacht dat burgemeester en wethouders op een aantal suggesties waren ingegaan 214

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 215