van 18 bungalows. Dit plan is nl., wat dit onderdeel betreft, geheel identiek aan het tijdens bedoelde be spreking door u genoemd project.". Naderhand, toen het de bedoeling werd om ook enige bungalows te bouwen op het bewuste weitje binnen het bosje, is er een verwijdering ontstaan met de om wonenden. Nu echter de omwonenden in wezen volle dig gelijk hebben gekregen van gedeputeerde staten - gedeputeerde staten wijzen immers elke aantasting van het Slangenbosje af en willen geen enkele bebouwing op het bewuste weitje - meen ik dat zij nog moeilijk langer bezwaar kunnen maken tegen de bebouwing die wél de instemming van gedeputeerde staten zou kunnen hebben. Ik heb dan ook goede hoop op dit punt, maar wij moeten verder de brief van gedeputeer de staten afwachten. Overigens heb ik goede verwach tingen omtrent de inhoud van die brief en verwacht ik ook dat gedeputeerde staten daarin zullen ingaan op hun visie inzake de toepassing van artikel 19 voor het bewuste gebied. Ik kan hierop echter niet verder vooruit lopen. Al met al verwacht ik dat wij zeker opnieuw een arti kel 19-procedure in gang kunnen zetten voor het be wuste gebied. In ieder geval meen ik dat het een goe de zaak is geweest om als eerste stap het standpunt van gedeputeerde staten te polsen. Immers, als die pol sing zeer moeizaam was verlopen, hadden wij verdere stappen wel achterwege kunnen laten. Ik meen dan ook niet dat een nieuwe artikel 19-pro cedure voor dit gebied onze verdere werkzaamheden en onze strategie ten aanzien van de ontwikkeling van een bepaald gebied in onze gemeente behoeft te be- invloeden. Het spijt mij overigens dat ik op dit ogen blik nogal vaag moet blijven, maar concreter kan ik pas worden - dat zal dan natuurlijk ook in de commis sie voor ruimtelijke ordening worden besproken - zo dra de brief van gedeputeerde staten binnen is. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Ik zeg u dank voor uw uiteenzetting. U zult uit mijn opmerkin gen in eerste instantie hebben begrepen dat, als het nieuwe verkavelingsplan bij gedeputeerde staten niet op problemen stuit en ook overigens het punt van de urgentie zodanig bij gedeputeerde staten gaat leven dat zij de afgifte van een verklaring van geen bezwaar wil len overwegen, ik er in het geheel geen bezwaar tegen heb dat alsnog wordt gepoogd, met de belanghebben de omwonenden tot overeenstemming te komen. Het zou de meest volwassen oplossing van het probleem zijn als die overeenstemming zou kunnen worden be reikt. U hebt een aantal vragen niet beantwoord. Ik kan mij voorstellen dat u dit hebt nagelaten, omdat wij an ders treden in allerlei speculaties. Nu zal binnenkort de brief van gedeputeerde staten binnenkomen en ik neem aan dat die brief zeker aan de leden van de com missie voor ruimtelijke ordening zal worden voorge legd. Hierna zal dus eventueel met de omwonenden worden gesproken en als het resultaat hiervan bekend is, dient nader te worden overwogen wat er te doen staat. Als dit opnieuw tot ernstige spanningen aanlei ding zou geven, blijf ik een vrij stringent standpunt in nemen; dat zult u begrepen hebben. Ik zal in ieder ge val graag zien dat u in dit geheel ook eens mijn op merkingen overweegt over de totstandkoming van het centrum en over vervangende mogelijkheden om eventuele gedupeerden van het Slangenbosje toch te helpen. Ik blijf volhouden dat het beleid toch wat te eenzijdig op één bepaald punt is gericht; men moet juist proberen op meerdere punten voor deze gedu peerden mogelijkheden te openen. Ik zal graag van u de toezegging krijgen, mevrouw de voorzitter, dat de vragen 4 tot en met 6 opnieuw aan de orde kunnen komen als de zaak opnieuw met de omwonenden is besproken. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Er is nu al lang gesproken bij deze interpellatie, maar in feite is er nog helemaal niets nieuws uit de bus ge komen. Hetgeen nu besproken en gevraagd is, is al toegezegd in de commissie voor ruimtelijke ordening. Bovendien moet nog gewacht worden op een brief van gedeputeerde staten en met het oog hierop heb ik mij ook oorspronkelijk tegen de interpellatie-aanvraag gekeerd. Ik meen dat eerst moet worden afgewacht of er iets bereikt is; pas dan is het naar mijn mening zin vol om hierover te discussiëren en kan iedere fractie met recht aan de discussie deelnemen. Ik meen voorts dat het onjuist is om te stellen dat wij onze aandacht alleen concentreren op het Slangen bosje. Er wordt bijzonder veel tijd besteed aan het centrumplan en het ontwikkelingsplan en bepaald niet alleen aan het Slangenbosje. Overigens kan ik ook niet akkoord gaan met de vijfde vraag van de heer De Wilde. Daarin wordt immers een bepaalde koppeling gelegd die ik niet juist vind. De ge meente stelt een beleidsplan op en moet ook op andere punten doorwerken. Het doet mij trouwens wel deugd dat uit de vijfde vraag de conclusie kan worden ge trokken dat wij het eens zijn over het Centrumplan en de Centrumweg. De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Ook onze fractie was het aanvankelijk niet eens met de interpel latie-aanvraag van de heer De Wilde, omdat deze zaak eerder aan de orde is gekomen bij de rondvraag in het beslóten gedeelte van de commissie voor ruimtelijke ordening. Daar hebt u al antwoord gegeven, hetzelfde antwoord dat u nu in het openbaar hebt gegeven. Met deze interpellatie heeft de heer De Wilde u min of meer gedwongen om in de openbaarheid te komen met deze zaak. Ik vind dat niet juist; ik meen dat wij hadden moeten afwachten totdat met gedeputeerde staten overeenstemming was bereikt en de zaak was behandeld in de commissie voor ruimtelijke ordening. U heeft ook niet volledig kunnen antwoorden; ook u moet wachten op de brief die gedeputeerde staten hebben toegezegd. Op enkele punten na ben ik het overigens geheel met de heer De Wilde eens. Het is bijzonder moeilijk om over de urgentie van de bouwplannen te oordelen, maar als die urgentie duidelijk wordt aangenomen door gedeputeerde staten, is dat voor mij geen pro bleem meer; dan behoeft men, wat mij betreft, niet meer de artikel 19-procedure achterwege te laten. Uit de door u geciteerde brief van maart 1974 blijkt dui delijk, dat de omwonenden het eens waren met het toen ingediende verkavelingsplan; zij waren er toen zelfs enthousiast over. Of dat thans nog het geval is, weten wij nu nog niet; dat merken wij echter vanzelf als de omwonenden worden geconfronteerd met het nieuwe verkavelingsplan. Dan staat ons naar onze me ning niets meer in de weg om opnieuw een artikel 19-procedure te starten. Er kan dan ook niet meer gesproken worden van het blind staren op het Slangenbosje, zoals de heer De Wil-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 230