rond-
i com-
ïs,
in een
r de
iet
len
weg et
Heb
er de
bsidie
!en-
t zo
kken
infor-
igen?
■ee
sie-
aal
ater op
k»jg
ver-
taan
et uitge-
ér ge
it dit
:r dat
orden
isloten
orde-
al min
*eko-
is heb-
con-
an mee-
e den-
ileen
liele-
:t is
e tijd
is stuk-
eho-
e ge-
n
stuk
en best
n kun-
bouden
;ke-
r met
um-
imers
die
Cen-
agin
wikke-
cen-
truc-
;ege-
zaak.
Ik meen echter dat de echte inspraak over het Cen
trumplan voor Soest overal tegelijk moet starten.
Mede op aandringen van de commissie voor ruimte
lijke ordening, die gesteld heeft dat er vanaf het aller
eerste begin ten aanzien van de planning van het win
kelcentrum contact moet worden onderhouden met de
Soester Ondernemer, als echte belanghebbende bij de
totstandkoming van het winkelcentrum, is vervolgens
in antwoord op een schriftelijk verzoek van de Soes
ter Ondernemer, of één van onze ambtenaren een toe
lichting mocht komen geven in de ledenvergadering
van de Soester Ondernemer, gezegd dat dit mogelijk
was. Bij een andere groepering hadden wij dit niet
toegestaan, maar de Soester Ondernemer dient nu
eenmaal van het begin af aan in de planning van het
winkelcentrum te worden betrokken. Wie schetst ech
ter mijn verbazing toen ik zaterdagavond het „hele
verhaal" over de vergadering van de Soester Onderne
mer in de Amersfoortse Courant las?
Ik heb vandaag de notulen van de ledenvergadering
van de Soester Ondernemer gekregen en daaruit blijkt
dat er over tal van zaken is gesproken, overigens niet
zozeer door de daar aanwezige ambtenaar. De heer
Visser kan dit natuurlijk nog veel beter vertellen dan
ik kan doen, want hij is daar aanwezig geweest.
De heer VISSER: Uw verhaal klopt ook helemaal
niet, maar er is geen tijd meer om dat allemaal uit de
doeken te doen. U verandert de feiten nu wel.
De VOORZITTER: Nu, ik meen toch te moeten aan
nemen dat de notulen van deze ledenvergadering
kloppen; ze zijn mij vanmiddag juist met het oog op
de interpellatie van de heer Visser ter hand gesteld.
Er komt een aantal zaken in voor waarvan wij toch
moeten zeggen: Als die zaken vanuit gemeentelijke
optiek naar voren zijn gebracht, kunnen wij daar toch
niet zo gelukkig mee zijn.
Gisteren hebben wij een gesprek gehad met het be
stuur van de Soester Ondernemer, waar ik dit punt aan
de orde heb gesteld. Immers, wij hebben van het aller
eerste begin af aan de Soester Ondernemer bij een en
ander betrokken en dan wil ik allerlei zaken liever
niet in de krant lezen voordat het moment is aangebro
ken om de inspraak voor de totale Soester bevolking
te starten.
Dames en heren! Ik kom vervolgens tot de beantwoor
ding van de schriftelijk door de heer Visser in zijn in-
terpellatieverzoek gestelde vragen. Wat de eerste
vraag betreft - daar spreekt de heer Visser overigens
over „positieve ontwikkelingen", hetgeen op zichzelf
natuurlijk bijzonder plezierig is - zal het duidelijk zijn
dat het antwoord ontkennend moet luiden.
Op de tweede vraag moet het antwoord ook „neen"
luiden. Er is nl. nadrukkelijk met de commissie voor
ruimtelijke ordening de afspraak gemaakt dat de
Soester Ondernemer bij een en ander van het begin af
aan zou worden betrokken. Vanaf januari kan de ge
hele bevolking van Soest hierover meedenken, maar
dat kan niet eerder, omdat de stukken daarvoor nog
niet rijp zijn. Er moeten eerst stukken zijn waarover
men zinvol kan discussiëren; anders heeft inspraak
helemaal geen zin.
Ditzelfde antwoord geldt voor de derde vraag van de
heer Visser. Wanneer het gaat om stukken die aan
commissieleden zijn gegeven om erover na te denken
en te brainstormen - dan gaat het dus nog niet om
afgeronde stukken - horen die niet thuis in openbare
bijeenkomsten.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik had de
ze beantwoording wel verwacht. Ik kan alleen maar
constateren dat u op allerlei positieve ontwikkelingen
en vragen negatief hebt gereageerd. Dat is een kwalij
ke zaak, waar wij ons voordeel en ons nadeel mee
kunnen doen.
De VOORZITTER verklaart de interpellatie voor ge
sloten.
Zij sluit hierna, te 23.45 uur, de vergadering.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de
raad der gemeente Soest d.d. 16 december 1976.
De secretaris,
De voorzitter,
233