nen, meerjarenplanning en een integraal beleidsplan zijn de stukken waarin die hoofdlijnen te vinden zijn. Aan de totstandkoming van deze stukken ligt een zeer zorgvuldige beleidsvoorbereiding ten grondslag, waarbij de raad kan kiezen uit alternatieve keuzen, tel kens uitgewerkt met de consequenties van die keuzen. In die gemeente worden wekelijks de besluiten van bur gemeester en wethouders gepubliceerd en toegezonden aan de pers en de raadsleden. (Mag ik, terzijde, vra gen hoe het staat met de uitvoering van de mij gedane toezegging, dat dit ook in onze gemeente zal gebeu ren?) In die gemeente volgt men ook de werkwijze dat elk raadslid een maand mee mag lopen met burgemees ter en wethouders als ware hij zelf wethouder. De raad kan daardoor meer inzicht krijgen in de wijze waarop de voorstellen tot stand komen en in de specifieke ta ken van burgemeester en wethouders. Mag ik vragen aan burgemeester en wethouders en aan de andere fracties wat zij van deze gedachte vinden? In de Nederlandse Gemeente van 26 maart 1976 trof mij het artikel „Raad van Eindhoven op naar herstel van oude glorie". In Eindhoven besteedt de raad, aldus dit artikel, nog geen dag aan de vaststelling van de jaarbegroting. Het zwaartepunt van het werk van de raad ligt in de vaststelling van de ontwikkelingsschets, een samenhan gend beleidsplan, voor vier jaar, telkenjare opschui vend, bij welke vaststelling de beleidsdiscussies over de meest wenselijke ontwikkeling van de gemeente plaats vinden. Aan de hand van de ontwikkelingsschets kan men zien welke bestemmingsplannen, renovatie plannen, verkeerswegen enz. de gemeente in die vier jarige periode wil aanpakken en wat dat kost. De jaar begroting is dan niet meer dan een zuiver financieel- technische vertaling van de werkzaamheden welke het gemeentebestuur op basis van het vierjarenplan in dat jaar wil uitvoeren. In Eindhoven wil men de verhoudingen tussen de ge meentelijke organen regelen in een structuurverorde ning. In die verordening zal geregeld worden de mate waarin een raadslid een beroep kan doen op informa tie en bijstand van een ambtenaar. En ook wie ten slotte moet beslissen als dergelijke hulp aan een raads lid geweigerd wordt. Ook de relatie ambtenaren-bur gers zal in deze verordening worden uitgewerkt. De ontwikkeling is tot heden vaak zo geweest, dat de raad zijn rol van beleidsbepalen maar zeer ten dele heeft kunnen vervullen. De raad gaat van geval tot ge val opereren, de agenda wordt volledig bepaald door het college van burgemeester en wethouders en daar bij wordt de raad als hoogste bestuursorgaan in de ge meente teruggeworpen tot de rol van alleen maar controle-orgaan ten aanzien van het beleid van burge meester en wethouders. Het rapport van de commissie-Merkx „Een goede laad" bevat ook enige passages over de verbetering van de positie van het individuele raadslid. Hoe kan het individuele raadslid enige greep krijgen op het ge meentelijke beleid? De raad als geheel heeft bevoegd heden, het individuele raadslid nauwelijks. Om te kun nen functioneren heeft een raadslid in ieder geval in formatie nodig en daarnaast vaak bijstand. Kan het zich daarbij beroepen op de hulp van ambtenaren, zo als die ook ten dienste staan van burgemeester en wet houders? In Eindhoven wordt die hulp van ambtena ren aan raadsleden geleidelijk ingevoerd. In Overijssel is een experiment gaande van het verlenen van ambte lijke bijstand aan individuele leden van provinciale staten. Daarvoor heeft men daar een gedragscode ambtelijke bijstand gemaakt. Ik kom tot de vraag: Moeten wij in de gemeente Soest ons niet ook be zinnen op de werkwijze en de taakverdeling van de raad, burgemeester en wethouders en het gemeentelij ke apparaat? Zou op basis van beleidsvoorbereiding, beleidsbeslissing, beleidsuitvoering en beleidscontrole niet een betere taakverdeling tussen deze organen tot stand moeten worden gebracht? Waarbij de raad op basis van een zorgvuldige beleidsvoorbereiding door burgemeester en wethouders de hoofdlijnen van het beleid vaststelt? Op basis ook van een duidelijke, sa menvattende informatie, behoorlijk gestructureerd, een informatie die zo is opgezet, dat zij ervan getuigt de raadsleden te willen helpen om hun beleidskeuzen zo goed mogelijk te doen. Willen wij ook aandacht besteden aan de relatie tus sen het individuele raadslid en de ambtenaren bij het verlenen van bijstand aan hem? Hoe wordt gedacht over de suggestie van mij om voor het bestuderen van deze materie een werkgroep aan de gang te zetten onder leiding van de voorzitter van de raad, bestaande uit enkele leden van het college, enkele leden van de raad en enkele ambtenaren? Die werkgroep zou na onderzoek, ook van de gang van zaken op een paar plaatsen elders in het land, de raad de nodige voorstellen kunnen doen. Ik wil nog even terugkomen op de kwestie van het vragenhalfuurtje. Die mogelijkheid van communica tie is niet erg gaan leven in de raad. Ondanks het feit dat enkele raadsleden handhaving van die mogelijkheid uitdrukkelijk op prijs stelden, is het vragenhalfuurtje afgeschaft. Vervolgens zijn we erg moeilijk gaan doen over het al of niet toestaan van interpellaties. In een zodanige mate, als ik elders nog nooit in een vertegen woordigend lichaam heb meegemaakt. Regel is dat een interpellatie wordt toegestaan. Ook als een groot deel van de raad daar geen behoefte aan heeft of het nut er niet van inziet. Hoogstens wordt gepraat over het tijd stip waarop de interpellatie zal worden gehouden. Ik pleit er uitdrukkelijk voor elkaar in dat opzicht ruimte voor het functioneren als raadslid te laten. Voor de suggestie van de V.V.D.-fractie om in plaats van goed voorbereide vragen in het vragenhalfuurtje een spontaan vragenhalfuurtje in te stellen voelen wij niet veel. Dat draait vrezen wij, op een lantaarnpaal rondvraag uit. Onze commissievergaderingen trekken niet veel pu blieke belangstelling. Moeten die vergaderingen niet bij wijze van advertentie met de voornaamste agenda punten in de plaatselijke kranten worden aangekon digd? En moeten de in een openbare commissieverga dering te behandelen stukken niet aan de pers worden toegezonden (of gebeurt dat al? en voor belangstel lenden ter inzage worden gelegd, opdat dezen de dis cussies in de openbare commissievergadering kunnen volgen? Mag ik in dit verband aandacht vragen voor een artikel in het blad De Nederlandse Gemeente van 29 oktober 1976 onder de kop „Inspraak nog geen normaal instrument van beleidsvoorbereiding?" In dat artikel wordt aandacht gegeven aan een rapport Ver kenning van openheid en voorlichting bij 92 gemeen ten. Over de openbare commissievergaderingen wordt in dat rapport geklaagd over gebrek aan voorlichting en informatie over agendapunten. Het spreekrecht van de bezoeker in de openbare commissievergadering is

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 242