De algemene beschouwingen worden gesloten.
Hierna wordt gepauzeerd.
Wanneer de vergadering is heropend stelt de VOOR
ZITTER aan de orde de behandeling van de begrotin
gen van de bedrijven en instellingen voor het dienst
jaar 1976.
243 Het openbaar slachthuis.
De heer HILHORST: Mevrouw de voorzitter! In het
rapport van de Commissie Herstructurering Openbare
Slachthuizen en in de toelichting op de onderhavige
begroting wordt vermeld, dat er serieus sprake is van
afschaffing van artikel 8 van de Vleeskeuringswet (de
nadere keuring bij invoer in een andere keurings
kring) met ingang van 1 januari 1977. Tevens zal het
rijk dan de vleeskeuringsdiensten gaan beheren. Wij
stellen het daarom op prijs, dat deze begroting zoda
nig is opgesteld, dat ze reeds aansluit bij de komende
situatie. In de begroting worden nu twee afdelingen
genoemd, nl. het openbaar slachthuis en de vleeskeu
ringsdienst (voor welke laatste de begroting sluitend
geraamd is), hetgeen naar onze mening een juiste zaak
is. Immers, volgens het ontwerp van Wet tot Wijziging
van de Vleeskeuringswet, dat inmiddels bij de Tweede
Kamer is ingediend, wordt reeds voorgesteld dat de
keuringsdiensten landelijk een sluitende exploitatie
dienen te krijgen.
Wij realiseren ons dat door de op stapel staande maat
regelen de toekomst van ons slachthuis wel eens in
gevaar zou kunnen komen, hetgeen wij zouden betreu
ren gezien de functie respectievelijk de plaats die het
slachthuis in de Soester gemeenschap inneemt. Wij
menen dat in de toekomst het een en ander op zijn
waarde geschat dient te worden. Wij hopen echter dat
bij afweging van het gerief respectievelijk het belang
van het voortbestaan en de grootte van een eventueel
exploitatietekort van het slachthuis de wijzer door zal
slaan ten gunste van een continuering van het bedrijf.
De heer STORIMANS: Mevrouw de voorzitter! Het
ziet ernaar uit dat het rijk de keuringen zal overne
men. Onzes inziens zou de directeur daarom thans de
opdracht moeten krijgen om na te gaan of ons gebouw
en onze mensen blijvend voor de keuringen kunnen
worden ingepast en welke kosten die inpassing dan
voor ons met zich zou medebrengen. Daarnaast is er
echter nog sprake van een kleine kans, dat een zoge
naamd samenwerkingsverband keuringskring waarbij
Amersfoort, Baarn, Nijkerk en Soest betrokken zijn,
deze keuringen zal gaan verrichten. Wij zijn van me
ning dat ook deze mogelijkheid in de gaten moet wor
den gehouden en adviseren het college om de ambte
lijke werkgroep vleeskeuring, die het laatst op 8 april
1975 bijeen is geweest, in het voorjaar van 1977 nog
eens te laten bijeenkomen om deze kwestie te bestu
deren.
Wethouder EBBERS: Mevrouw de voorzitter! Artikel
8 van de Vleeskeuringswet zal waarschijnlijk pas met
ingang van 1 januari 1978 worden afgeschaft. Uit de
desbetreffende memorie van toelichting blijkt niet
dat de afschaffing reeds per 1 januari 1977 zal plaats
vinden.
De vleeskeuringen zullen straks een zaak van het rijk
worden. Daar hebben wij dan niets meer mee te ma
ken. Dan blijft het slachthuis zelf over. Daar kunnen
wij voorlopig wel mee voort. Maar als wij het goed
willen houden, dan zullen wij over vijf a zes jaar tot
grote investeringen moeten overgaan. Het gebouw zal
dan nl. toch wel aan ingrijpende reparaties moeten
worden onderworpen. Als er dan nog geslacht wordt,
krijgen wij alleen maar de slachtlonen. De keurings
gelden zijn dan natuurlijk voor de vleeskeuringsdienst
die dan in het leven wordt geroepen. Ook als er een
samenwerkingsverband keuringskring Eemland komt,
hebben wij met de keuringen als zodanig niets meer
te maken. De keuringen blijven dan toch een rijks
zaak. Op het ogenblik dient elke gemeente die een
slachthuis heeft, een keuringskring te hebben. Soest
en Baarn hebben er samen een.
Ik kan mij voorstellen dat het misschien nuttig is dat
de ambtelijke werkgroep vleeskeuring weer eens bij
eenkomt om de gevolgen van het rapport van de Com
missie Herstructurering Openbare Slachthuizen en
van'het intrekken van artikel 8 van de Vleeskeurings
wet onder de loep te nemen. Wij hebben de gevolgen
van die intrekking in het verleden al eens onder de
loep genomen en toen is gebleken dat er nogal wat
verschillen zaten in de verschillende posten en de dek
king daarvan. Maar ik zeg graag toe dat ik in overleg
met de directeur eens zal proberen om een afsluitend
verhaal te maken over de gevolgen van een en ander.
Ik ben het er met de heer Hilhorst over eens dat op
zich zelf het slachthuis natuurlijk een bepaalde plaats
heeft verworven in de Soester gemeenschap. Ik denk
hierbij met name ook aan de noodslachtplaats. Ik
heb begrepen dat het de bedoeling is dat er op een
gegeven moment krachtens een algemene maatregel
van bestuur noodslachtplaatsen zullen worden aan
gewezen. Dat zou wellicht tot opheffing van onze
noodslachtplaats kunnen leiden. Misschien kan ook
dit aspect worden bekeken in de ambtelijke werk
groep.
De begroting van het openbaar slachthuis wordt hier
na zonder hoofdelijke stemming voorlopig vastgesteld.
Het woningbedrijf.
De hepr VAN DEN BRAKEL: Mevrouw de voorzit
ter! Een belangrijke post op onze begroting is het
woningbedrijf. In de vorige begroting is gesteld dat
door het inbrengen van onze woningen in de S.S.W.
er meer mogelijkheden zouden ontstaan wat deze
woningen betreft en speciaal wat het onderhoud be
treft. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken,
dat hoewel het toch hier en daar nog wringt, er toch
duidelijk verbetering is te constateren. De contacten
met het personeel van de S.S.W. en bewoners zijn
duidelijk vooruitgegaan. Veel achterstand is in dit
jaar ingelopen.
Met betrekking tot de S.S.W. zijn er tijdens het af-
delingsonderzoek een paar vragen gesteld. Op vraag
2.11 heeft het college volgens ons geen antwoord ge
geven,
De laatste zin van het antwoord op vraag 2.12 luidt
als volgt:
„Een zorg is wel de algehele leiding van de S.S.W."
Wij zouden graag vernemen waaruit deze zorg bestaat.
Wat vraag 2.14 betreft neemt het college volgens ons
een te afwachtende houding aan. Beter zou het zijn
nu reeds stappen in de desbetreffende richting te on
dernemen. In de buurt van Leeuwarden zouden bij
woningen rond het vliegveld geluidisolerende maatre
gelen ten laste van het rijk worden genomen. Heeft
het college zich daarover al laten informeren? Kan
het soms in Soesterberg ook mogelijk gemaakt wor
den?
De vragen 2.16, 2.17 en 1.03 zijn in het geheel niet
275