mee sukkelen, dat er juist in een bepaalde krant een
berichtgeving staat die eenvoudig niet klopt. Ik heb
daar een paar jaar geleden zelfs een gesprek over gehad
met de hoofdredacteur van die krant Daarin hebben
wij elkaar ergens wel begrepen. Ik dacht dat wij niet
op dit soort onjuiste berichtgeving steeds zouden
moeten reageren Dit is tot nu toe onze lijn geweest
en tot nu toe zien wij niet dat wij van deze lijn af
moeten gaan. Als het iets heel ernstigs betreft, als bij
voorbeeld de kreet „chantage" wordt aangeheven of
iets dergelijks gebeurt, dan zou ik mij kunnen voor
stellen dat wij het bekijken. Wanneer er in een krant
staat dat Baarn tegen een bepaalde woningbouw
heeft gereageerd en dat Soest dat niet heeft gedaan,
dan betreft dat iets dat ook aan de orde is gekomen
op de avond van het Instituut van Natuurbescher
ming Eemland waarop er drie inleidingen gehouden
zijn. Omdat een van de inleiders dacht dat wij er niet
tegen hadden gereageerd, heb ik bij die gelegenheid
duidelijk gezegd: Wij hebben dat al veel eerder ge
daan. Ik herinner mij dat wij wat dat betreft hebben
gewerkt met een concept-brief die uit de pen van de
heer De Wilde was gevloeid en die wij hier met ons al
len eigenlijk tot de onze hebben gemaakt. Welnu, ook
toen heb ik dat de volgende dag niet in de krant ge
lezen. Wat moetje er dan verder aan doen? Dan kun
je misschien hoogstens een ingezonden stuk schrijven,
Maar ik meen dat het beneden de waardigheid van de
gemeente is om dat te doen, tenzij er bijzonder ernsti
ge zaken aan de orde zijn.
Met betrekking tot de mogelijkheid om verkeerde
kranteberichten in Op 't Hoogt te rectificeren wijs ik
erop dat Op't Hoogt eens per twee maanden ver
schijnt en dat als er ergens in een krant staat dat
Baarn iets heeft gedaan dat Soest dat niet heeft ge
daan, het weinig zin heeft om daarop zes weken later
te reageren in een artikel in Op't Hoogt. Kortom, ik
blijf dit een moeilijk punt vinden. Onze voorlichter
heeft goede contacten met de pers. Wij moeten maar
hopen dat daar dan nog bepaalde rectificaties uit
kunnen voortkomen, ik ben er geen voorstander van,
dat wij als gemeentebestuur formeel zouden reage
ren, zodanig dat dat in het uiterste geval in de vorm
van een ingezonden stuk zou moeten,
Wij willen graag bekijken of ander papiergebruik wat
oplevert en aan de andere kant niet leidt tot iets dat
te grauw is. Ik vind wel dat je er met een blad als
Op't Hoogt voor moet oppassen dat je niet de kwali
teit krijgt van het papier van de supermarkt die tege
lijkertijd wat aanbiedt, Maar mogen wij dat even be
kijken? Goed.
De heer VAN POPPELEN: Op't Hoogt verschijnt
eens in de twee maanden en juist doordat het opvalt
door een goede opmaak enz. wordt het niet zo maar
weggegooid, doch even bewaard. Ik geloof dan ook
dat wij toch een beetje voorzichtig moeten zijn met
het gebruik van slecht papier voor dit blad. Als ik
goed geinformeerd ben, dan is het papier dat op het
ogenblik voor Op't Hoogt wordt gebruikt, niet eens
duur.
Ten aanzien van uw opmerking dat er een goede re
latie is tussen de afdeling voorlichting en de pers zou
ik het volgende willen zeggen Het lijkt mij van be
lang dat nieuws over beslissingen van de gemeente
ten aanzien van bestemmingsplannen en andere be
langrijke zaken veel meer wordt doorgespeeld aan de
pers, zodanig dat de pers daarover vlugger wordt ge
informeerd dan via publicatie in het eens per twee
maanden verschijnende Op't Hoogt mogelijk is. Want
na twee maanden is de jus er vaak af.
De VOORZITTER: Dat gebeurt.
De heer VAN POPPELEN: Ja, maar veel te weinig.
De VOORZITTER: Ik wil nu toch wel even de pers
verdedigen, want
De heer VAN POPPELEN: Ik doe geen aanval op de
pers hoor
De VOORZITTER: Neen, maar
De heer VAN POPPELEN: Maar u zegt dat u de pers
wilt verdedigen
De VOORZITTER: Als u zegt dat wij veel eerder al
les moeten doorspelen, dan wil ik erop wijzen, dat
het natuurlijk ook niet de taak van de pers is om als
wij een bestemmingsplan of iets dergelijks belangrijk
vinden, er een uitgebreid artikel over te schrijven. Wij
kunnen de pers alleen maar informeren en het is in
de eerste plaats de taak van de pers om eruit te halen
wat zij belangrijk vindt. En in de tweede plaats zal de
pers dikwijls moeten afwegen wat voor ruimte ze
heeft. Want u moet niet vergeten, dat zowel de Gooi
en Eemlander als de Amersfoortse Courant natuurlijk
een beperkte plaats heeft waarvan je kunt zeggen:
Daar kan nieuws betreffende Soest op. Dat moet na
tuurlijk ook duidelijk in de gaten worden gehouden.
Het is de vrijheid van de pers om zelf uit te zoeken
wat ze wel en wat ze niet belangrijk vindt. Het door
geven van nieuws aan de pers is het ene, wat er door
de pers van wordt overgenomen is vers twee. Het
komt natuurlijk soms wel eens zo uit dat iets wat
verkort wordt overgenomen waarvan wij het gevoel
hebben dat het jammer is dat er niet een langer arti
kel aan gewijd is. Maar de krant heeft wel eens ande
re prioriteiten dan de gemeente.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Ik wil
nog iets opmerken, omdat er toch een paar misver
standen dreigen. Ik ben er bang voor dat mijn opmer
kingen op een andere manier overkomen dan ik heb
bedoeld. Ik wil uitdrukkelijk zeggen dat ik niet heb
gezocht naar de berichtgeving in een bepaalde krant;
het is niet zo dat ik naar de berichtgeving in de ene
krant en naar de berichtgeving in de andere krant
heb gezocht en toen bewust heb geselecteerd om een
bepaalde krant te citeren. Ik heb gewoon in een be
paalde periode een paar berichten aangetroffen die
ik in het kader van een bepaald betoog als voorbeeld
zou kunnen aanhalen en dat was althans wat mij be
treft toevallig in de Gooi- en Eemlander, Ik heb zeer
bepaald niet bewust de bedoeling gehad de Gooi- en
Eemlander in dit verband te noemen. Ik wil dit uit
drukkelijk zeggen ter voorkoming van misverstanden.
De kreet „chantage" in een der door mij bedoelde
kranteberichten was natuurlijk niet een uitdrukking
van de krant in kwestie zelf. De door mij genoemde
desbetreffende krantekop betrof de verslaggeving van
een bijeenkomst waarop mensen aanwezig zijn ge
weest die het woord „chantage" in de mond hebben
genomen. Daarmede is de kwestie aan de orde of je
wanneer een krant als medium in zo'n geval in haar
berichtgeving een dergelijke uitdrukking opbrengt,
niet moet zoeken naar methoden om de mensen die
die uitdrukking hebben gebruikt, te antwoorden. Ik
meen dat dat in twee richtingen kan:
1. als zij gelijk hebben, dan zal het gemeentebestuur
moeten nagaan wat er aan het beleid moet worden
veranderd;
300