ding het gesprek heeft kunnen verlaten. Ik had ook niet anders verwacht, de heer Schaefer kennende. Er blijven natuurlijk wel een paar dingen hangen en die heb ik in een aantal vragen geformuleerd naar aanleiding van een artikel in de Amersfoortse Courant. Ik heb begrepen dat u daar vanavond niet op wilt in gaan, omdat het vragenhalfuurtje nog niet De VOORZITTER: Er is geen vragenhalfuurtje, maar als u een bepaalde vraag wilt stellen naar aanleiding van mijn mededelingen of zelfs naar aanleiding van het artikel in de Amersfoortse Courant, dan zal ik u niet afweren. Alleen, ik wilde vanavond niet aan een formeel vragen-halfuurtje, omdat wij hebben afge sproken dat De heer VISSER: U kent mijn vragen en ik laat het aan u over of u daarop wilt ingaan. De VOORZITTER: Ik heb ze op dit moment niet bij de hand. De heer VISSER: Ik zou het erg op prijs stellen als u erop inging. Wanneer u dat niet doet, wil ik graag dat u ze schriftelijk beantwoordt. De laatste vraag luidt aldus: „Kunt U iets vertellen over het gesprek en het resul taat daarvan op 15 december met staatssecretaris Schaefer over deze zaak?" Deze vraag kunt u dan wel schrappen, want hierover hebben wij zoeven al het een en ander gehoord. Maar er blijft dan toch nog een aantal vragen over, die u al min of meer heeft afgewimpeld door te zeggen, dat er altijd kritiek is op het beleid. De VOORZITTER: Neen, zo heb ik het niet gezegd. Ik zal er graag op ingaan. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Ook wij danken u van harte voor de inzet die er giste ren is geweest. Wij hopen dat de problemen zo gauw mogelijk achter de rugzullen zijn. Ik heb uit uw woorden niet begre pen binnen welk tijdsbestek volgens uw mening de hele zaak afgewikkeld zal zijn. Nu de heer Visser zijn vragen aan de orde stelt en u toch met mededelingen bezig bent, meen ik dat het verstandig zou zijn om de hele zaak maar even duide lijk te stellen. Dan weet iedereen waar wij aan toe zijn. De VOORZITTER: Ja, dat dacht ik ook. De heer VAN POPPELEN: Ik wil dus graag dat deze vragen nu toch worden behandeld ondanks het feit dat wij ze niet voor ons hebben liggen. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Ook wij zijn er blij mee dat er toch een, zij het voorzichtig, stuk optimisme in uw mededelingen doorklinkt. Uit uw verhaal kwam naar voren, dat uw indruk was, dat volksgezondheid misschien de grootste klip zou zijn. In een artikel in de Gooi- en Eemlander van vandaag staat een verhaal over deze zaak waaruit ik heb be grepen, dat het college van gedeputeerde staten nog een heel belangrijke kÜp vormt. Is dat juist of is dat niet juist De VOORZITTER: Ik begrijp wat u bedoelt. Het draait allemaal om elkaar heen. Ik mag misschien pro beren er nog even op in te gaan. Maar laat ik eerst de vragen van de heer Visser even afwerken, aangezien die op een speciaal artikel slaan. Ik heb begrepen dat dat artikel eigenlijk al veertien dagen geleden gemaakt is. Ik kan mij levendig voorstellen dat er bij de bewoners van Ons Belang geweldige emoties leven. De ene dag denkt men dit en de andere dag denkt men dat. Men heeft in oktober de consulent van de staatssecretaris op bezoek gehad, die erover heeft gesproken wat voor subsidies er gegeven zouden kunnen worden voor dat gene wat de mensen intern aan hun huizen verbeterd hebben. Hij heeft daar kortom gewoon een zakelijk verhaal gehouden, maar het is natuurlijk zo, dat wan neer men er zo nauw bij betrokken is, men zakelijke verhalen en wat er nu wel of niet zou kunnen gebeu ren niet duidelijk meer ziet. Dat begrijp ik volkomen en vandaar dat ik ook geen enkele moeite heb met uitspraken waarvan wij zeggen: Tjonge tjonge, hoe kom je eraan? De eerste vraag van de heer Visser luidt als volgt: „Heeft U kennis genomen van het artikel „Bewo ners Ons Belang dupe besluiteloosheid overheid" in de Amersfoortse Courant van zaterdag 11 december 1976?" Het antwoord hierop is ja. De tweede vraag van de heer Visser is: „Is het juist dat „die nieuwe geluidsonderzoekingen totaal overbodig zijn en als een slimme afleidingsma noeuvre gezien moeten worden"? Wat is Uw commen taar op deze uitspraak?" Mijn commentaar op deze uitspraak is dat ik hele maal niet begrijp wat er wordt bedoeld. Er is een ge- luidshinderrapport uitgekomen in 1973. Er is een tweede rapport gemaakt door autoriteiten dat is uit gekomen in 1975. Of dat afleidingsmanoeuvres zijn is niet te mijner beoordeling. Wanneer het slaat op de geluidsmetingen die door de gemeente verricht zijn op grond van het tweede rapport om te bekijken of toch wanneer je ter plaatse direct ging meten, het geluid op de Kampweg minder zou zijn dan het geluid hij Ons Belang (ik weet niet of het daarop slaat; ik kan het uit het verhaal niet goed opmaken), dan kan ik zeggen, dat die metingen expres zijn gebeurd om van onze kant wat meer materiaal te verzamelen om te zeggen: Zulke rapporten zijn niet zaligmakend. De metingen op de Kampweg komen iets beter uit dan dé metingen bij Ons Belang. Er is gisteren bijzonder deskundig over gesproken of je bijvoorbeeld geluids overlast van Schiphol kunt vergelijken met geluids overlast van de vliegbasis Soesterberg. Wij menen van niet, aangezien er op Schiphol per minuut iets op stijgt en iets daalt, terwijl er wat de vliegbasis Soester berg betreft sprake is van ongeveer 9000 starts per jaar, of te wel per 250 dagen. Er wordt op zaterdag en zondag niet gevlogen en over het algemeen komt men des middags om kwart voor vier op de basis bin nen. Dat kun je natuurlijk niet vergelijken met wat er op een normaal vliegveld gebeurt. Maar men zegt dan, dat die mindere belasting al ingecalculeerd was in de geweldig ingewikkelde formules. Welnu, dan ben ik het al kwijt, maar er was een aantal mensen in de zaal die het gesprek nog konden volgen, Men is er eigenlijk niet uitgekomen, want de geluidsoverlast van een aan tal starts en landingen per werkdag tot vier uur des middags is natuurlijk iets geheel anders dan de totali teit van wat er op een normaal vliegveld zeven dagen per week van heel vroeg tot heel laat gebeurt. In dit verband moet met betrekking tot de geluidwe- rende maatregelen waarop mevrouw Korthuis doelde, worden gesteld, dat volksgezondheid op het standpunt staat, dat zulke maatregelen pas zullen helpen wanneer de Kosteneenheden niet boven de 40 liggen. Het zou

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 344