Een kritische, onafhankelijke begeleiding door een or ganisatie, die duidelijk kan aangeven waarover en hoe de bevolking kan meebeslissen, lijkt mij daarbij onont beerlijk. Dit kan op zich zelf een stuk wantrouwen bij de bevolking ten opzichte van het bestuur wegnemen. Met betrekking tot het gestelde op bladzijde 7, ad 5, zij opgemerkt dat, naast de daar genoemde ambtelijke groepen (stedebouwkundige coördinatiegroep, advies groep, beleidsgroep) ook de bevolking moet worden betrokken bij de evaluatie. Op openbare evaluatiebij eenkomsten dienen inspraakgroepen ook het woord te kunnen voeren, hetgeen de efficiency alleen maar kan bevorderen. Ik wil nog één voorbeeld geven waaruit blijkt hoe krakkemikkerig uw inspraaknota is, waarvan de zelf genoegzaamheid afstraalt. Op bladzijde 8, ad 7, staat: „Een „bezwarenzitting" wordt door de commissie ruimtelijke ordening in het openbaar gehouden. Bij het plan Landelijk Gebied zijn gunstige ervaringen opgedaan. Er is geen aanleiding van deze werkwijze af te stappen." Maar wat bedoelt u precies met „gunstig"? Kunt u dat wat nader verklaren? Ik heb de bedoelde hoorzittin gen, net als Sinterklaas destijds, bijgewoond. Achter de tafel een stel poppen van „horen, zien en zwijgen" en vóór de tafel de bezwaarden. „Hartelijk dank voor uw komst; wij hebben uw verhaal gehoord; u kunt weer gaan." Van een nader „mondeling overleg", zo als aangegeven wordt op bladzijde 5 van uw nota, is nooit sprake geweest! Mevrouw de voorzitter, bewustwording - dat proces dat U niet door middel van inspraak tot gelding wilt brengen - is niet alleen nodig aan de kant van de in sprekers, maar ook bij de bestuurders! Ik wil eindigen met een duidelijke vraag. Op bladzij de 2 staat „vroegtijdig gelegenheid geven tot inspraak", op bladzijde 3 staat genoemd „een vroege fase van het besluitvormingsproces", op bladzijde 9 staat het woordje „vooraf' en op bladzijde 11 heeft u het over „vanaf de eerste fase van het plan". Kunt u deze kre ten wat nader preciseren en verduidelijken, en aange ven waar u precies met inspraak wilt beginnen? De heer GÖOTE: Mevrouw de voorzitter! Dat deze nota ter tafel ligt, is een gevolg van het feit dat op 22 augustus jl. door onze fractie een initiatiefvoorstel naar voren is gebracht om de inspraak op het gebied van de ruimtelijke ordening op gang te brengen. Wij hadden op dat moment net de affaire Zuidereng ach ter de rug en de raad had besloten het ontwikkelings plan eerst te behandelen. Om de inspraak daarbij op gang te brengen, kwamen wij met ons voorstel. Wat het ontwikkelingsplan betreft, wilde u aanvankelijk de oorspronkelijke „inspraak"-opzet handhaven, maar gelukkig is hier na veel discussie verandering in geko men en lijkt de inspraak rond het ontwikkelingsplan goed van de grond te komen. Vervolgens een opmerking over inspraak, medezeg genschap en democratisering in het algemeen. Dat wij ons ook in het initiatiefvoorstel hebben beperkt tot het punt van de inspraak bij de ruimtelijke ordening, is geen principiële beperking - bepaald niet -, maar meer het gevolg van de omstandigheid dat het vorig jaar (ook nu is dat nog het geval) de ruimtelijke ontwikke ling in het zoeklicht stond. Het is echter onjuist in spraak, medezeggenschap en democratisering te rich ten op één sector. Ze dienen gericht te worden op alle 50 sectoren van de maatschappij: het bedrijfsleven, het onderwijs, de sport enz. enz. Inspraak zien wij als een stap in de richting van een democratie, waaraan meer mensen deelnemen of te wel: participeren. In de commissie ruimtelijke ordening is de nota al uit voerig behandeld en zijn door mij daarbij een aantal kritische kanttekeningen gemaakt. Op een aantal, ove rigens ondergeschikte, punten is de nota gewijzigd. Zo treffen wij in de eerste alinea aan wat door het college onder inspraak wordt verstaan. Dat komt neer op: het deel hebben aan de gedachtenvorming die de eigen woon-, werk- en leefsituatie betreft. Hoewel er vele definities van het begrip „inspraak" zijn te geven, is dit toch wel een zeer vage en vrijblijvende omschrij ving van dat begrip. Ook ten aanzien van het doel van de nota rijzen bij ons vragen. In de nota staat: „Deze nota heeft tot doel de nodige voorwaarden te scheppen, zodat de inspraak effectief wordt." Ik heb mij afgevraagd: Wat betekent dit nu? Ik heb het voor mijzelf maar als volgt vertaald: De nota moet voorwaarden schep pen, opdat inspraak effectief wordt of te wel het be oogde doel (het doel van de inspraak) wordt bereikt. Daarmede komen wij aan de vraag, wat de doeleinden zijn die u met inspraak tracht na te streven. Daar laat u zich echter in het geheel niet over uit. Hoe kan in spraak effectief zijn als u over de doelstellingen ervan met geen woord rept? Ik handhaaf mijn - reeds in de commissie ruimtelijke ordening naar voren gebrachte - mening dat de nota mager en teleurstellend is. Daarnaast tref ik in de nota een zekere zelfgenoeg zaamheid aan, die mijns inziens niet helemaal op haar plaats'is. Het betreft hier de reactie op de aanbeve lingen van de werkgroep onder leiding van prof. Crin- ce Ie Roy (met welke aanbevelingen wij het overigens van harte eens zijn). U concludeert dat Soest op een groot aantal punten reeds in overeenstemming met die aanbevelingen handelt. Dat lijkt ons wat overdreven. Zo is - om een voorbeeld te noemen - in aanbeveling 2 sprake van de noodzaak om tot een duidelijk inspraak programma te komen en is in aanbeveling 4 sprake van inspraak in alle fases van een bestemmingsplan. Ik dacht dat deze zaken tot nu toe nog geen gemeengoed in Soest waren. Met betrekking tot het punt van de verantwoordelijk heid voor het verloop van het inspraakproces heb ik de indruk dat hierover misverstanden bestaan. De uit eindelijke verantwoordelijkheid, ook voor het in spraakproces, berust bij burgemeester en wethouders en de raad. Tijdens het inspraakproces lijkt het ons echter gewenst, dat de verantwoordelijkheid voor de gang van zaken berust bij een onafhankelijke instan tie. Dit om rolconflicten met name met betrekking tot burgemeester en wethouders te voorkomen. Bur gemeester en wethouders zouden anders nl. twee moeilijk met elkaar verenigbare rollen krijgen te ver vullen, nl. 1. de rol van belanghebbende (althans in de ogen van de bevolking) en 2. de rol van procesbe waker ten opzichte van het inspraakproces. Overigens kan er geen misverstand over bestaan, dat de uiteinde lijke belangenafweging door de raad dient plaats te vinden en dat dus de uiteindelijke beslissing door de raad moet worden genomen. Wat uw aanbevelingen betreft, zijn wij van mening dat deze wel een stuk concreter hadden gekund, bij-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 51