ma- ort daad pron- men. ral. 1 in- :on- e no- jven. iraak raak heb- ioort gis. men rant- loof ke- :mer jec- het- en. 'lij nt, i irge- i\ het op- ak )r de heer nge- jk nog rolle- dere d dat ande ts een letrok- ins ge- >r de n pra- vij het wijze id van ven. ren ten de in- is als mate- land el de- taan ies loeten liet iet z'n Onze onze de com missie ruimtelijke ordening de inspraakprocedure per bestemmingsplan behandelt. Die procedure dienen wij dan te binden aan een tijdschema. Daarbij gaan wij ervan uit dat aan dat tijdschema ook de hand wordt gehouden, zodat de bevolking weet binnen wel ke tijd inspraak geleverd kan worden De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik ben erg onder de indruk van het feit dat u onze nota zo goed heeft bestudeerd, dat u de tekstschrijver meteen her kent. Ik kan u echter nog wel twee mensen noemen, die voor Progressief Soest aan deze nota hebben ge werkt. U heeft gezegd de nota in januari reeds onder ogen te hebben gehad. Het is dan jammer dat daarvan niet veel blijkt uit uw inspraaknota! U heeft gezegd: Alles wat in het openbaar kan, moet je ook in het openbaar doen, In dat verband heeft u gesproken van een nuanceverschil tussen uw en mijn opvatting. Ik ben echter van oordeel dat het gaat om een principieel verschil Een heleboel dingen die in het openbaar kunnen, gebeuren in Soest niet in het openbaar Ik denk bijvoorbeeld aan de vorige week ge houden bijeenkomst met de Molenstraatbewoners. Dat was typisch een avond voor belanghebbenden Toen de bijeenkomst voorbij was, dacht ik: Waarom mag heel Soest (ook de belangstellenden) dit niet we ten? Je moet inderdaad beginnen te praten met de mensen die belanghebbend zijn (Ik herinner me nog uw opmerking, dat wij al twee jaar eerder met de Mo lenstraatbewoners hadden moeten praten) Maar dan moet je daarbij natuurlijk onmiddellijk - en dat be treft dan weer de educatie en het bewustwordings proces - ook de belangstellenden betrekken. U heeft ons uitgedaagd nog even terug te komen op de zelfgenoegzaamheid die uit de nota zou spreken. Dat is natuurlijk niet via een bepaalde zin aan te ge ven Maar er staat toch duidelijk in de nota, „dat Soest op een groot aantal punten, reeds in overeen stemming met de „aanbeveling" handelt". De VOORZITTER: Ja, dat zeggen wij. De heer VISSER: Nou: ik kan mij nog het plan Zui- dereng herinneren. De VOORZITTER: Mijnheer Visser, u moet geen din gen omdraaien De tien punten die in de nota zijn ge noemd en die naar voren zijn gebracht door de werk- groep-Crince le Roy, betreffen het hele proces van de ruimtelijke ordening: de administratieve rechtsgang bij het proces van de ruimtelijke ordening. Met be trekking tot die punten hebben wij de zojuist door u aangehaalde uitspraak gedaan. Met betrekking tot aan beveling 4 hebben wij gezegd: Zie het vervolg van on ze nota. Dat betreft nl het punt, waarover onze nota gaat. Met betrekking tot de andere aanbevelingen (nogmaals: die betreffen de rechtsgang in de proce dure van de ruimtelijke ordening) hebben wij gezegd, dat daarin een aantal zaken voorkomt die in Soest al goed op een rijtje staan. En dan moet u dat niet om draaien. De heer VISSER: Daar gaat het niet om. Het gaat er om, hoe de bevolking van Soest staat tegenover de manier waarop het gemeentebestuur bestemmingsplan nen hanteert. De VOORZITTER: Neen, daar gaat het niet om! De heer VISSER: U zegt altijd maar weer, dat er vijf tien jaar aan een plan is gewerkt, terwijl, als het plan wordt gepubliceerd, de bevolking van Soest zich een ongeluk schrikt en zich afvraagt: Hoe kan daar in Godsnaam buiten ons vijftien jaar aan gewerkt zijn? Hieruit kunt u precies begrijpen wat ik bedoel. Daar gaat het om. Ook wij willen u overigens het voordeel van de twij fel geven. Wij zullen u daarbij kritisch blijven begelei den en nagaan hoe u een en ander hanteert. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Over het geen u heeft gezegd over het punt „belangstellenden en belanghebbenden" bestaat tussen ons geen ver schil van mening. In eerste instantie heb ook ik be toogd, dat bij de afweging van de belangen waar schijnlijk in eerste instantie rekening dient te wor den gehouden met de belangen van de belanghebben den. Mijn opmerking ging echter over de inspraak procedure, Daarbij zie ik in uw aanbeveling b staan: „het benaderen van de direct belanghebbenden voor het eventueel vormen van werkgroepen", terwijl on der punt e staat: „het op zinvolle wijze inschakelen van belangstellenden in de inspraakprocedure". Daar uit concludeer ik dat u, wat de procedure betreft, een duidelijk onderscheid maakt tussen beide groe peringen. Natuurlijk zullen de belanghebbenden tij dens de inspraakprocedure goed aan bod moeten komen. Maar ik zou eenzelfde gedragslijn voor de belangstellenden gevolgd willen zien. Met betrekking tot de vraag wie verantwoordelijk is voor het inspraakproces tijdens het verloop daarvan, heeft u gezegd niet veel problemen te zien in het spelen van meerdere rollen. Op zich zelf behoeft het vervullen van meerdere rollen geen probleem te zijn. De problemen komen naar voren als er sprake is van conflicterende rollen. En dat is hier het kern punt: het gaat om twee rollen die met elkaar in con flict kunnen komen. Wat betreft de zelfgenoegzaamheid die uit de nota spreekt, zij gewezen op de reeds meermalen geciteer de zin op pagina 6. Toen ik die las, dacht ik bij mij zelf: Dan moeten van al die aanbevelingen van de werkgroep-Crince le Roy een procent of 80, 90 in Soest al in kannen en kruiken zijn. Ik geloof dat dit toch niet helemaal het geval is. Met betrekking tot aanbeveling 4 is de zaak duidelijk. Die houdt in: een inspraakprocedure in alle fases. Dat moet nog komen. Aan die aanbeveling wordt nu dus nog niet voldaan. Voor aanbeveling 8 geldt hetzelfde. Die aanbeveling betreft: het tijdig aan appellanten mededelen, wan neer hun bezwaren behandeld worden, U neemt dat over. Maar daaraan wordt op dit moment dus nog niet voldaan, ln aanbeveling 7 staat: „Een nader mondeling overleg met de indieners van een bezwaar schrift of de woordvoerders van groepen gelijkge stemde reclamanten (bezwarenzitting of hoorzitting) dient regel te zijn." U heeft gezegd dat dit nader mondeling overleg één keer in Soest heeft plaats ge vonden, nl. met betrekking tot het bestemmingsplan landelijk gebied. De VOORZITTER: Wij hebben na die tijd geen plan nen meer gehad! De heer GOOTE: Het is in ieder geval de vraag of je kunt zeggen dat dit hier al een regel is. In aanbeveling 2 wordt gesproken van een inspraakprogramma. Ook dat hebben wij tot nu toe niet. Uit dit alles heb ik ge concludeerd dat op een aantal punten in Soest aan de aanbevelingen van de werkgroep-Crince le Roy nog niet wordt voldaan. 55

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1976 | | pagina 56