Ik zou durven te betwijfelen dat er in de culturele
commissie nooit meer is teruggekomen op de benoe
ming van de culturele ambtenaar. Er is in de culture
le commissie wel degelijk over gesproken en ik heb
toen ook ruiterlijk toegegeven, dat ik die vergissing
heb gemaakt. Ik beloof mevrouw Korthuis dat ik in
de eerstvolgende vergadering van de culturele commis
sie op de zaak zal terugkomen en de notulen erbij zal
nemen.
a. Brief d.d. 7 mei 1976 van het dagelijks bestuur van
de A-kring Utrecht-c Bescherming bevolking, waarbij
wordt toegezonden:
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Mevrouw de voorzitter! In grote lijnen heeft
mevrouw Korthuis gelijk. Ik heb als zeer groen wet
houder tijdens de begrotingsbehandeling toegezegd,
dat er over het profiel van de culturele ambtenaar
zou worden gesproken. Dat is niet gebeurd, omdat ik
achteraf terecht door de secretaris op de vingers werd
getikt, in die zin, dat hij mij vertelde, dat ik dat niet
kon beloven, omdat het niet te doen gebruikelijk is,
dat de raad zich bemoeit met de benoeming van
ambtenaren.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Ik heb de notulen er
op nageslagen en geconstateerd, dat er verder niets
over in staat.
De VOORZITTER: Ik begrijp dat er nog een napraat
je wordt gehouden in de culturele commissie.
De notulen worden zonder hoofdelijke stemming on
gewijzigd vastgesteld.
111 Ingekomen stukken.
1. de rekening en het verslag over 1974;
2. de tweede wijziging van de begroting voor 1975;
3. de eerste wijziging van de begroting voor 1976, met
voorstel deze stukken voor kennisgeving aan te ne
men.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik wil de
ze stukken best voor kennisgeving aannemen, maar
het moet mij van het hart, dat ik toch wel ben ge
schrokken van de tonnen die de B.B. overhoudt, nl.
in 1974 f. 300.000,-, waardoor de reserve steeg tot
f. 700.000,-, in 1975 f. 400.000,-, waardoor de re
serve f. 800.000,— bedroeg, en in 1976 weer
f. 300.000,- waardoor de reserve f. 500.000,- be
draagt. Ik hoop dat de stukken niet alleen voor kennis
geving worden aangenomen, maar dat het ook tot de
raad doordringt, dat dit spaarvarken maar eens moet
worden geslacht.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Ook ik
heb geconstateerd dat er op 31 december 1974 een al
gemene reserve van ruim f. 700.000,— was. Nu zouden
wij kunnen zeggen: Ons een zorg. Want als kringge
meenten behoeven wij niets te betalen. Het rijk be
taalt blijkbaar zo veel, dat, in tegenstelling met vele
andere instellingen, de B.B. geld overhoudt. Ik heb ge
zien dat wij daar ook nog een beetje een gelukje aan
hebben, doordat de bijdragen die onze gemeente
heeft betaald in de jaren 1961 tot en met 1968, nu
worden terugbetaald.
Ik heb twee vragen. Als ze nu niet kunnen worden be
handeld, dan ben ik graag bereid om ermede akkoord
te gaan, dat de stukken voor kennisgeving worden
aangenomen en de vragen even in de commissie voor
de financiën worden bekeken.
Wat is de bestemming van de genoemde algemene re
serve van ruim f. 700.000,-?
Wat gebeurt er met de f. 55.000,— die Soest nu terug
krijgt? Wordt daarmede de post onvoorzien versterkt?
De VOORZITTER: Dames en heren! Er moet voor
de onderhavige A-kring een geheel nieuw gebouw ver
schijnen voor het opslaan van allerlei zaken die op het
ogenblik op een paar slechte plaatsen zijn opgeborgen.
Er is al een paar jaar gefilosofeerd over hetzij bouwen
hetzij iets aankopen. Het nemen van een desbetreffen
de beslissing wordt bemoeilijktdoor de bestaande
onzekerheid over de toekomst van de B. B. Verleden
jaar leek er een beslissing te komen over de toekomst
van de B.B., met name over de vraag of de B.B. ook
een organisatie zou zijn die wordt ingeschakeld bij
vredesrampen. Er lagen toen nl. in de Kamer desbe
treffende stukken op tafel waarover werd gedebat
teerd. Men is toen niet tot een oplossing gekomen,
omdat er verschil van inzicht was tussen de minister
die de stukken had geproduceerd en de Kamer. Dat
heeft zich in januari of februari afgespeeld. Men zit
nu nog steeds in onzekerheid over de toekomstige
functie van de B.B Daarom kan de onderhavige A-
kring nog altijd niet tot een beslissing komen met
betrekking tot de vraag welke maatregelen er moeten
worden genomen met betrekking tot het opslaan van
allerlei materiaal, waaronder verbindingsmateriaal dat
ondergronds zit omdat het tegen een stootje moet
kunnen. Anders zou de reserve van ruim
f. 700.000,- geheel of gedeeltelijk worden gebruikt
voor het financieren van het gebouw. Nu moet het
oppotten nog even worden voortgezet. De bestemming
is dus nog altijd onzeker. Ik zou mij kunnen voorstel
len, dat wanneet de B.B. eventueel helemaal zou ver
dwijnen, de kringgemeenten naar verhouding nog
veel meer geld zouden terugkrijgen.
De bijdragen die wij tot 1968 hebben verleend, heb
ben wij teruggekregen. Ik wil graag aan onze wethou
der van financiën vragen wat daar naar zijn mening
mee zal moeten worden gedaan.
Wethouder EBBERS: Dat geld gaat de saldireserve
in, mevrouw de voorzitter.
De heer DE WILDE: Wij zouden natuurlijk ook kun
nen vaststellen dat wij f. 55.000,- te verteren hebben.
Wethouder EBBERS: Inderdaad.
De VOORZITTER: De raad zou er een zekere be
stemming aan kunnen geven. Als wij onvoorzien te
kort zouden komen, dan zouden wij ons natuurlijk
bezighouden met de vraag of wij dit geld ergens voor
kunnen gebruiken. Maar wij gaan er in ieder geval nog
maar geen feestjes van bouwen.
Dames en heren. Ik hoop dat ik u tijdens de volgen
de begrotingsbehandeling wat nader kan inlichten
over de toekomst van de B.B. Op het ogenblik weet
niemand wat die toekomst zal zijn.
Met betrekking tot de stukken wordt besloten over
eenkomstig hetgeen daaromtrent door burgemeester
en wethouders is voorgesteld.
b. Brief d.d. 13 mei 1976 van de heer A. van Putten
en vijf andere bewoners van de Simon Stevinlaan te
Soesterberg inzake diverse woonklachten, met het
voorstel deze brief om advies in handen van burge
meester en wethouders te stellen.
De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! op
9 juni jl. is er opnieuw een brief bij burgemeester en
wethouders binnengekomen. Daarmede vervallen
mijns inziens de voorgaande brieven. De heer Van
Putten heeft op 4 juni jl. een brief van burgemeester
88