deze brief onder verwijzing naar het schrijven van het
Centraal Bureau inzake Gemeenschappelijke Behande
ling van Gemeentelijke Personeelsaangelegenheden aan
voormelde centrales van 28 april 1976, nummer 2132,
voor kennisgeving aan te nemen en daarvan aan de
centrales mededeling te doen.
Met betrekking tot dit stuk wordt besloten overeen
komstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en
wethouders is voorgesteld.
e. Brief d.d. 11 mei 1976 van mevrouw A. Stad-Meyer
te Amsterdam inzake het verblijf op het gemeentelijk
kampeerterrein met het voorstel deze brief in handen
te stellen van burgemeester en wethouders om advies.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik heb
De VOORZITTER: Alleen maar over het voorstel en
niet over de inhoud van de brief.
De heer VISSER: Ik wist, mevrouw de voorzitter, dat
u dit zou zeggen en daarom heb ik genoteerd, dat wij
al op 20 november 1975 hebben afgesproken, dat wij
een aantal facetten onder uw aandacht mochten
brengen bij het advies. Ik wil een facet uit de brief ha
len om het onder de aandacht van het college te bren
gen in verband met het uit te brengen advies. Dat is
de term „uitsterven". Ik wil graag dat het college zich
erin verdiept wat deze term nu precies voorstelt. Ik
heb de notulen van de vergadering waarin het desbe
treffende besluit is gevallen, nog eens nagelezen. Vol
gens mij is het woord „uitsterven" beslist niet letterlijk
bedoeld. Er wordt alleen bedoeld dat wanneer er, om
welke reden dan ook, mensen weggaan, er geen nieuwe
mensen voor in de plaats mogen komen. Maar vijftien
jaar geleden waren er al mensen zo handig de ver
gunning op naam van hun kinderen te zetten, zodat het
nog wel veertig jaar kan duren voordat de zaak echt
uitgestorven zal zijn. Het begrip „uitsterven" krenkt
de betrokkenen toch wel bijzonder en ik adviseer het
college daaraan toch bijzondere aandacht te besteden.
Want deze mensen vinden de situatie heel vervelend.
Ik kan ook een aantal voorbeelden geven, maar dat
doe ik nu niet; u weet wel wat ik bedoeL
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! In aan
sluiting aan de woorden van de heer Visser verzoek ik
het college om ons ook te rapporteren hoe ver het is
met de studie van de commissie ad hoe uit de raad op
het stuk van het gemeentelijk kampeerterrein.
Is het waar dat inmiddels de beslissing van gedeputeer
de staten over het bestemmingsplan Landelijk Gebied
binnen is?
De VOORZITTER: De beslissing van gedeputeerde
staten over het bestemmingsplan Landelijk Gebied
moest uiterlijk één dag na Pinksteren binnenkomen en
is toen inderdaad binnengekomen.
De heer DE WILDE: En daarin staat ook iets over de
kampeerterreinen
De VOORZITTER: Wij hebben juist in verband met
het feit dat er die avond een vergadering van de com
missie ad hoe zou zijn, op dat moment iemand alvast
een paar elementen laten uitzoeken (het betreft pape
rassen van vijftig en zestig bladzijden) en daar is die
avond in de commissie over gesproken.
Dames en heren. U krijgt vanzelfsprekend te zijner
tijd het verslag van gedeputeerde staten en de opmer
kingen in de commissie ruimtelijke ordening. Maar dat
duurt nog even, want het betreft een hele studie.
Met betrekking tot de brief wordt besloten overeen
komstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en
wethouders is voorgesteld.
f. Brief d.d. 6 mei 1976 van de heer A. van Putten,
Simon Stevinlaan 56 te Soesterberg, betrekking heb
bend op de betaling van de leveringskosten voor sig
nalen van het C.A.I. te Soesterberg met het voorstel
deze brief in handen te stellen van burgemeester en
wethouders om advies.
De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! Ik
verzoek het college in overweging te nemen om han
gende het onderzoek geen stappen te ondernemen
om de heer Van Putten te dwingen de betaling alsnog
te verrichten.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik sluit mij
aan bij het verzoek van de heer Van Aalst. Ik heb ge
merkt dat op de brief in de leeskamer apart stond ge
schreven: Spoed. De brief is van 6 mei jl. Het college
gaat nu advies uitbrengen. Dat betekent dat het advies
in augustus zal kunnen worden behandeld. Het lijkt
mij allemaal erg lang duren. Ik hoop dat er hangende
deze zaak geen verdere stappen worden ondernomen.
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik zou in het al
gemeen iets willen zeggen over de datums van brieven.
Een brief die op 6 mei verstuurd wordt, dan op zijn
vroegst op 7 mei bij ons binnenkomt, vervolgens op
een afdeling moet worden bekeken en daarna met
een advies moet worden bekeken in het college van
burgemeester en wethouders, kan niet meer aan de
orde komen in een raadsvergadering die omstreeks
20 mei wordt gehouden, aangezien inmiddels de agen
da al afgesloten is. Als er dan een periode van vier we
ken bijkomt, dan lijkt het heel laat, maar er is een
vaste dag van afsluiting van ingekomen stukken en daar
kunnen wij niet onderuit.
Is van hetgeen overigens is opgemerkt nota genomen?
Wethouder EBBERS: Ja, mevrouw de voorzitter.
Met betrekking tot de brief wordt besloten overeen
komstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en
wethouders is voorgesteld.
g. Brief van 3 maart 1976 van de Algemene Nederland
se Invaliden Bond, waarin aandacht wordt gevraagd
voor de parkeerproblemen van gehandicapten, met
het voorstel deze brief te beantwoorden overeen
komstig bijgaande concept-brief.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! De Ver
eniging van Nederlandse Gemeenten vraagt de minis
ter om de zaak te regelen. Dat lijkt mij het verstandig
ste, Maar de ANIB vraagt of het gemeentebestuur zelf
initiatieven wil ontwikkelen. Nu staat in de voorlaat
ste alinea van de conceptbrief:
„Gezien het vorenstaande is de raad van mening, dat
de beslissing van de minister ten aanzien van de voor
gestelde wijzigingen van het Reglement verkeersregels
en verkeerstekens afgewacht dient te worden, alvorens
medewerking te verlenen aan de door u voorgestelde
regeling."
Als het nu nog zeer, zeer lang gaat duren voordat de
minister van verkeer en waterstaat de parkeerfacili-
teiten voor gehandicapten in het reglement verkeers
regels en verkeerstekens opneemt, staat dan het feit
dat er geen landelijke regeling is in de weg dat de ge
meenten met elkaar intergemeentelijke regelingen
treffen? Na het lezen van de stukken heb ik het ge
voel gekregen, dat deze vraag ontkennend moet wor
den beantwoord, Ik vind niet dat het een aangewezen
weg is om het zo te doen, Maar ik meen wel dat de
zaak waarover het gaat, nl. ontheffing van parkeer
verboden voor invaliden, het zeer de moeite waard
doet zijn om wanneer het rijk te lang werk heeft met
90