.■sproken,
u van
winkels
1, te weten
n gemeen-
uitgespro-
le actie-
r in de
eiken dat
n. Met
inzet van
ijze behan-
Üen doen
ving heb ik
ckeld plan
mensen
:ting van
iet verle-
1 getrok-
Lgheid
Vandaag
gekregen,
de beschou-
ij hebben
op over dit
1 Wat ons
innend
n een voor
de punten -
mening van
lvorens wij
iluitvor-
treft de
e winkel
wij tot vast-
gaan. Het
moet wor-
peciaal tus-
er van de
in de raad
itdrukkelijk
enen dat in-
lit ontwikke-
ng niet ver
vij wel de
eerste deel
gehele pro-
kkelingsplan
jesluiten,
en de inspec-
orden ge
wordt ge-
;rondslag voor
i en als uit-
ermijn."
ruikt dan op
sprake van
Welke is de wettelijke grondslag van dit ontwikkelingsplan?
Ik zal niet opnieuw gaan debatteren over de kwestie van
het verschil tussen structuurplan en ontwikkelingsplan; dat
hebben wij meer gedaan. Ik ben het er graag mee eens dat,
voor zover een structuurplan een eindfase en een te stati
sche aanpak suggereert, terwijl een ontwikkelingsplan dui
delijk aangeeft de flexibiliteit van de opstelling en het op
tijd bij kunnen sturen van het plan, dan de methodiek van
het ontwikkelingsplan verre de voorkeur verdient boven
die van een structuurplan. Dat is dus niet de zaak waar het
om gaat. Ik aanvaard de methodiek van het ontwikkelings
plan in zoverre er weliswaar hoofdelementen van een struc
tuur in ruimtelijke zin worden vastgelegd, maar dat niet zo
danig gebeurt dat dit niet op een zeer flexibele manier,
volgende de maatschappelijke ontwikkelingen, kan worden
aangepast.
De vraag is echter nog steeds wat de wettelijke grondslag
van ons handelen is. Een dergelijke grondslag moet er na
tuurlijk zijn. Nu wij vanavond spreken over het ontwikke
lingsplan,doen wij niet iets van vrijblijvende aard. Er zal
een ontwikkelingsplan worden vastgesteld voor 1976-1990
en er wordt aan toegevoegd dat, zeker voor wat de eerste
vijfjaren betreft, het ontwikkelingsplan richtsnoer van be
leid is van de gemeenteraad. In tegenstelling tot de opmer
king van de heer Lange kan ik dan alleen zeggen dat dit ont
wikkelingsplan - zij het dat het een andere naam draagt -
precies hetzelfde is als hetgeen in de artikelen 7 tot en met
9 van de wet op de ruimtelijke ordening is omschreven, als
mede in artikel 9 van het besluit ruimtelijke ordening.
Dat betekent dat zowel met betrekking tot de inhoud van
het ontwikkelingsplan - en de eisen daartoe zijn geformu
leerd in artikel 9 van het besluit ruimtelijke ordening - als
met betrekking tot de te volgen procedure die is voorge
schreven in de artikelen 7 tot en met 9 van de wet op de
ruimtelijke ordening, wij ons aan die regels hebben te hou
den. Ik vraag u dus niet om dit aan gedeputeerde staten
voor te leggen of eens na te gaan hoe het elders is; dit is on
ze mening.
Waarom zijn wij die mening toegedaan? Welnu, omdat van
avond een beleidsdaad wordt gesteld door het nemen van
een besluit met een vergaande strekking. Het is logisch dat
een dergelijke besluitvorming verankerd moet zijn in wette
lijke voorschriften en wettelijke grondslagen. Als men arti
kel 9 van het besluit ruimtelijke ordening legt naast het
geen wij hebben gedaan, meen ik dat dit laatste wat betreft
het ontwikkelingsplan - het besluit ruimtelijke ordening
spreekt overigens over een structuurplan; dat zij dan zo - in
feite geen grote verschillen vertoont. Ik meen dat het ont
wikkelingsplan voldoet aan de voorwaarden met betrekking
tot de inhoud die in artikel 9 van het besluit ruimtelijke or
dening worden genoemd. Over een woord - nl. „ontwikke
lingsplan" dan wel „structuurplan" - wil ik niet redetwisten.
Dit alles betekent wel dat dit plan, alvorens het door de
raad kan worden vastgesteld, ter inzage moet worden gelegd
gedurende één maand, met bekendmaking in de Staatscou
rant. Gedurende die maand kunnen dan door een ieder bij
de gemeenteraad bezwaren tegen het plan worden inge
diend. De procedure die ten opzichte van het ontwikke
lingsplan - lees: structuurplan - moet worden gevolgd, is van
zeer eenvoudige aard. Waar dit structuurplan een procedure
van zeer eenvoudige aard vraagt, is het duidelijk dat het
niet toelaatbaar is om zelfs van die zeer eenvoudige proce
dure af te wijken. U weet zelf dat de wet op de ruimtelijke
ordening uit 1964 voor het eerst de figuur van het structuur
plan heeft ingevoerd.
Natuurlijk weet ik dat uit een structuurplan voor de burger
geen rechtsgevolgen voortvloeien, dat een dergelijk plan
slechts algemene richtlijnen bevat waaraan de gemeenteraad
alleen qua beleid gebonden is. Het gaat echter om een be
leidslijn van de raad en daarin worden belangrijke zaken als
plaats van het centrum, wegenstructuur, te bebouwen ge
bieden enz. vastgelegd, zodat naar mijn mening hier duide
lijk sprake is van een structuurplan in de zin van artikel 7
van de wet op de ruimtelijke ordening. Dat zal u niet nieuw
in de oren klinken, mevrouw de voorzitter, want in augus
tus 1975 hebben wij hierover al een debat gehad en ook
daarna heb ik voortdurend aangevoerd dat wij wat mij be
treft rustig mogen spreken van een ontwikkelingsplan, maar
dat wij in feite de wettelijke terminologie van „structuur
plan" moeten gebruiken.
Nu heeft tervisielegging niet plaats gevonden. De heer Lan
ge heeft gezegd dat de inspraak in feite veel waardevoller is
dan de mogelijkheid om bezwaarschriften in te dienen. Ik
meen dat dit niet zo gesteld moet worden. Het gaat niet
om óf-óf, maar om én-én. Ik meen dat men én moet pro
beren om inspraak tot een maximale hoogte op te voeren
én iedere burger de gelegenheid moet geven om bezwaar
schriften in te dienen.
Nu wil ik het volgende voorstel doen. Op blz. 9 van de in
leiding van het ontwerp-structuurplan zegt het college dat,
als de raad het structuurplan heeft aanvaard, het college
een definitieve versie zal opmaken van het plan in de zin
van een hoofdstukomschrijving van het vastgestelde ont
wikkelingsplan Soest 1977. Die omschrijving komt naar
mijn mening niet voor rekening van het college en ook
niet voor rekening van de ambtenaren; dit is een omschrij
ving die voor rekening van de raad komt. Als dus vanavond
de besluitvorming plaats vindt, kan omschreven worden
wat besloten is en moet dat naar mijn mening als een voor
lopige vaststelling worden aangemerkt. Vervolgens dient
dan de tervisielegging met aankondiging in dagbladen en
Staatscourant plaats te vinden en dient tenslotte de defini
tieve vaststelling door de raad plaats te vinden met verwer
king van eventueel binnengekomen bezwaarschriften. Dat is
de procedure die naar onze mening als enig juiste moet
worden voorgesteld. Wij zullen op dit punt bepaald de raad
vragen zich te houden aan de wettelijke voorschriften waar
aan de raad gebonden is.
Deze werkwijze zou op zichzelf ook het voordeel kunnen
hebben dat een aantal punten die naar onze mening althans
onvoldoende zijn voorbereid, nog nadere aandacht kunnen
krijgen. Met name denken wij aan de kwestie van het win
kelcentrum op wijkniveau. Wij staan nog steeds op hetzelf
de standpunt als op 23 juni 1976, dus van twee winkelcen
tra op wijkniveau, niet één hoofdcentrum, maar twee wijk
centra, aan de Van Weedestraat en het nieuwe centrum, als
twee evenwaardige winkelcentra op wijkverzorgend niveau.
Wij vinden echter dat er meer duidelijkheid moet komen
over de vraag of het lukken zal om dat wijkcentrum aan de
Nieuweweg/Parklaan ook inderdaad tot stand te brengen.
Wij hebben inmiddels begrepen, ook uit de perspublicaties
en alle stukken die over ons heen zijn gekomen, dat de dis
cussie daarover in volle omvang is ontbrand. Dat spreekt
ook vanzelf. Concurrentiekwesties, wellicht het wijkcen
trum aan de Van Weedestraat ten opzichte van het nieuwe
wijkcentrum, de vraag of er inderdaad wel sprake is van
een gelijkwaardigheid en de vraag welke maatregelen ten
opzichte van de Van Weedestraat worden genomen, opdat
ook daar goede kansen voor ontwikkeling aanwezig zullen
zijn, spelen een rol. De vraag wordt bovendien steeds ur
genter, welke ruimtelijke en andere maatregelen kunnen
worden genomen om te bevorderen dat de omvang en sa
menstelling, ook naar branche, van het wijkcentrum ook
een beter evenwicht tussen de belangen van de detaillist en
115