Ik stel daartoe voor per wijk een wijkwelzijnsgroep te formeren, waarin minstens twee of drie raadsleden moe ten participeren. Ik denk dan met name aan de bemoeie nissen van de geachte afgevaardigde Van den Brakel die op het gebied van de woningverbetering in de wijken voortreffelijk werk heeft gedaan. Een globale wijkinde- ling is: Soesterveen met Klaarwater en Overhees, Soest- Midden met Soestdijk, Soest-Zuid gecombineerd met Soestduinen en Soesterberg. Een dergelijke wijkwelzijns groep heeft dan twee taken: het inventariseren van wel zijnsvoorzieningen in de wijk en de inhoudelijke relaties tussen die wijkvoorzieningen, alsmede het opstellen van een wijkwelzijnsplan. Een dergelijke wijkwelzijnsgroep be staat verder uit vertegenwoordigers van de gebruikers van voorzieningen, verenigingen, belangenorganisaties, buurt- comité's e.d,, vertegenwoordigers van instellingen werk zaam in de wijk, zoals dienstencentra, maatschappelijk werk, opbouwwerk enz. en tenslotte een coördinator. Het wijkwelzijnsplan strekt zich uit tot alle voorzieningen die wijkgebonden zijn. Het orgaan waar dit alles op tafel komt dient het gemeentelijk welzijnsplan op te stellen en noemen wij bijvoorbeeld de raad voor Soester welzijn. Deze raad bestaat uit vertegenwoordigers van het vor- mings- en ontwikkelingswerk en van de receptieve kunst beoefening, met ook weer gemeenteraadsleden en een on afhankelijke voorzitter, benoemd door de gemeenteraad. De drie functionele commissies, de culturele commissie, de sportstichting en het maatschappelijk werk, vervullen een aantal functies,naast de activiteiten van de welzijns- raad in deze. Ik ben van mening dat de opbouwwerker in deze een be langrijke taak kan vervullen. Ik wijs daarom nog eens op de brief van de stuurgroep welzijnswerk van 25 mei 1976, waarin wordt aangedrongen op de aanstelling van een der gelijke opbouwwerker, ook al zouden de kosten volledig voor rekening van de gemeente moeten komen. De stel ling van het college op blz. 17 ten aanzien van de finan ciële consequenties en zijn parttime functioneren in Soest wijs ik principieel af. Deze man of vrouw zal er absoluut helemaal moeten komen. Met verbazing heb ik het betoog van het college gelezen over de actiegroepen en de financiering daarvan op blz. 17 van de welzijnsnota. Ik ben daar overigens bijzonder blij mee en als dit van daag wordt aanvaard, kan men erop rekenen dat de actie groep Zuidereng Nee maandag om een financiële bijdrage bij het college zal aankloppen. Aan een definitie van een actiegroep, waar mevrouw Alting naar heeft gevraagd, heb ik niet zoveel behoefte. Dat men bijzonder voorzichtig moet zijn met actiegroepen, is ook gesteld; daarop krijg ik graag nog een reactie van burgemeester en wethouders. Teleurgesteld ben ik over het hoofdstuk politie op blz. 32. De opvatting in de vakliteratuur zijn nog steeds niet doorgedrongen tot de verantwoordelijke personen in Soest voor het politiebeleid. Ik mag u nog eens verwijzen naar een recent artikel in De Volkskrant van de heer Rondag, geti teld „Politie op zoek naar zichzelf". Dit artikel gaat over een nieuw rapport, uitgegeven door de Staatsdrukkerij, ge titeld „Politie in verandering", waarin wordt gesteld dat de functie van de politie niet in hoofdzaak moet worden ver taald in meer mankracht. Het gaat om wezenlijker zaken, Er wordt gezegd: „Je kunt politie zien met alle nadruk op bescherming - vei ligheid, orde en rust - je kunt haar ook in de eerste plaats een taak toedelen in dienst van het welzijn van mensen". In het artikel zelf staat nog: „Dit interessante stuk filosofie mondt tenslotte uit in een aantal punten die gestalte moeten geven aan een nieuw beeld van de politie; zij zal haar werk moeten gaan doen in kleinere eenheden die aan een wijk of een bepaald gebied gebonden zijn, in samenhangende teams met een grote eigen verantwoordelijkheid, zonder opdeling van de taken in partjes, verkeer, kinderen, en met het verdwijnen van de thans strakke hiërarchie democratisch, zoals ook de samen leving nastreeft waarbinnen de politie werkt. Als ik het goed zie is de afstand tussen dit model en de werkelijkheid voorlopig nog onoverzienbaar groot. Het moet worden verwerkelijkt met de mensen die thans de politie beman nen. De keuze van de politie voor een andere oriëntatie is onontkoombaar, wil zij niet aan onmacht ten onder gaan." Het grootste probleem in Soest wordt gevormd door de ongeorganiseerde jeugd. Die mis ik geheel in de jeugdwel- zijnsnota en ik meen dat deze paragraaf alsnog geschreven moet worden, Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG: Mevrouw de voorzitter! In de eerste plaats moet mij van het hart dat een integraal welzijnsbeleid gekoppeld aan de rijksbijdrageregeling enorm specialistisch dreigt te worden, zo specialistisch dat alleen die mensen die zich steeds met dit terrein bezighouden en er meer dan middelmatig in ge ïnteresseerd zijn, er nog uit zullen kunnen komen. Ondanks dit heb ik kunnen constateren dat verschillende sprekers zich zeer goed in de materie hebben ingeleefd en verdiept. Ik heb waardering voor de inzet en het inzicht dat me vrouw Alting heeft getoond terzake van de rijksbijdragere geling. Zij heeft gevraagd of het niet mogelijk was geweest om tot een meer zakelijke opzet te komen. Ik meen dat dit bij een doelstellingennota - deze nota pretendeert be slist niet méér te zijn - nauwelijks mogelijk is, omdat een gemeentebestuur zich moet afvragen na welke overwegin gen men komt tot specificering van de doelstellingen. Dan moet men zich in de lawine van informatie verdiepen. Ik meen dat men er recht op heeft te weten dat wij niet met de natte vinger door de materie zijn „heengerausd", maar zeer diepgaand alle facetten en zienswijzen, alsmede de consequenties van de rijksbijdrageregeling, hebben beke ken. Wij hebben dan ook een lange inleiding opgenomen; naar onze mening was dit zonder meer nodig. In de commissie voor maatschappelijk werk en de cultu rele commissie hebben wij diepgaand gediscussieerd over de manier, waarop te zijner tijd een beleidsplan tot stand moet komen. In de rijksbijdrageregeling is de procedure die hierbij moet worden gevolgd, zeer nauw omschreven. Het gemeentebestuur stelt eerst doelstellingen op en aan de hand daarvan moet een werkgroep in het leven worden geroepen die zich bezig gaat houden met het realiseren van die doelstellingen in een welzijnsbeleidsplan dat vier jaar omvat. Nu is in de gemeente De Bilt een experiment gaan de met een coördinatiewerkgroep waarin alle koepels van de provincie zijn vertegenwoordigd. Die groep is doende na te gaan, welk werkplan en welke uitgangspunten het meest voor de hand liggen. Wij hebben gemeend dat wij de ideeën van deze coördinatiewerkgroep - waarin onder an dere de Stichtse Culturele Raad, de jeugdwelzijnsraad van de provincie en andere instellingen zitting hebben - moeten afwachten, omdat deze mensen vanuit hun vakgebied het beste de procedure kunnen aangeven. Het rapport van deze werkgroep zal in het najaar verschijnen en het ligt in de bedoeling dat wij vervolgens, onder leiding van bijvoor beeld de P.U.S.W., een werkgroep formeren die de coör dinatie op de Soester situatie zal toespitsen. Deze werk groep zal dan de procedure verder moeten leiden. Ik ben het dan ook niet met de heer Visser eens dat het gemeen tebestuur zich hierin moet mengen. 148

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 143