ring). prikken, mijnheer Menne, dan moet ik u zeggen, dat dat op dit moment niet kan. Ik heb al gezegd dat de werkzaamheden in dezen tussen andere werkzaamhe den door moeten gebeuren en dat wij nu het overleg moeten gaan starten. Ik kan niet voorspellen hoe lang het overleg gaat duren. De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter! Het is natuurlijk onbevredigend dat er geen datum wordt genoemd. Ik zou eigenlijk bij wijze van compromis willen voorstellen dat er in oktober wordt gerappor teerd, althans dat de wethouder een interimrapport toezegt, opdat wij niet meer behoeven te komen met vragen naar de stand van zaken. Wethouder EBBERS: Ik zeg dat graag toe, mijnheer Oldenboom. De VOORZITTER: We hoeven ze toch ook niet alle maal tegelijk voor te dragen? Wethouder EBBERS: Neen. De VOORZITTER: Het kan toch stuk voor stuk? Wethouder EBBERS: Natuurlijk. De VOORZITTER verklaart het vragenhalfuurtje voor geëindigd. Voorstel tot het benoemen van een gemeentesecreta ris. De VOORZITTER: Dames en heren! Ik zie dat de heer Visser het woord verlangt. Ik weet niet of de heer Visser dingen wil vragen die in een besloten ver gadering moeten worden behandeld, maar dat mer ken we dan wel. De heer VISSER: Ik hoef geen dingen te vragen die in een besloten vergadering moeten worden behan deld. De VOORZITTER: Goed. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter. In de twee de alinea van het voorstel staat iets over de aanwijzing van drie leden van de raad door middel van raadple ging van de fracties. Ik was op dit punt niet terugge komen als het niet in het voorstel had gestaan. Op 1 maart jl. werd ik geconfronteerd met een notitie van burgemeester en wethouders waarin stond hoe het zou gaan. Dat noem ik geen raadpleging. Ik heb daar een brief over geschreven. Daarin heb ik ook uit gelegd dat ik de gang van zaken onjuist vind, dat een dergelijke gang van zaken geen raadpleging is. Mis schien zijn er wel drie fracties geraadpleegd, maar in ieder geval is de vierde fractie in deze raad niet ge raadpleegd. Ik ben daar zeer verontrust over. In het antwoord op mijn brief stond dat het ging om een methodische aanpak om tot een weloverwogen aanbeveling te komen. Nu, na het lezen van de stuk ken, wil ik toch ook iets over die methodisch aanpak zeggen. Ik heb 71 sollicitatiebrieven gelezen, Ik heb gemerkt dat het college een advertentie heeft geplaatst in de Volkskrant en de NRC van 29 januari 1977, in Inter mediair van 4 februari 1977 en in De Nederlandse Gemeente en De Gemeentestem van 28 januari 1977. In de advertentie stond dat iedereen die wilde solli citeren, binnen veertien dagen na het verschijnen van de advertentie moest schrijven. Uit de sollicitatie brieven blijkt dat de meesten inderdaad meteen heb ben gereageerd; zo zijn er brieven van 3 februari, 16 februari (een latertje), 31 januari en 7 februari. Het is mij dan ook opgevallen dat de brief van de heer Kruitwagen was gedateerd 30 maart 1977. Hoe is de methodische aanpak, waarbij ik buitenspel werd gezet, precies geweest? Hoe komt het dat de heer Kruitwagen zo laat heeft gereageerd? Is er iets anders in het spel? (De heer Blaauw komt, te 20.05 uur, ter vergade- Ik heb geen enkele behoefte aan een besloten verga dering. Het gaat hier over een raadsstuk en ik vraag hoe de methodische aanpak is geweest waarbij ik niet mee mocht doen en waar ik een brief over heb geschreven die voor kennisgeving is aangenomen. Ik wil er ook geen enkele discussie over. Ik wil ge woon vragen hoe het gegaan is, omdat mij bij het le zen van de raadsstukken, die toch elk raadslid kan inzien, gewoon bepaalde dingen zijn opgevallen. Die dingen breng ik hier nu te berde. Ik wil echt niet pra ten over personen. De VOORZITTER: Op uw vragen zal ik u antwoor den. Dames en heren. De heer Visser heeft gezegd dat het niet juist is dat wij hebben gesteld dat de leden van de raad die hebben deelgenomen aan de selectieprocedu re, zijn aangewezen door middel van raadpleging van de fracties. Niettemin is dat wel gebeurd. De fracties, ook de heer Visser, hebben een brief gekregen waarin wij hebben voorgesteld: drie leden van de raad aan gewezen door middel van raadpleging van de frac ties. De heer VISSER: Neen, mevrouw de voorzitter. Ik heb wel een brief gekregen, maar dat is geen raadple ging. Dat is gewoon je voor voldongen feiten zetten, in deze zin: Die drie doen mee en u doet niet mee. De VOORZITTER: Ik moet weer protesteren, mijn heer Visser. U kunt straks in tweede instantie het woord krijgen, maar ik wil nu graag eerst uitspreken en niet door u worden onderbroken. Ik heb aan de vier fractievoorzitters een brief geschreven met een voorstel om drie leden van de raad, aangewezen door middel van raadpleging van de fracties, aan de selec tieprocedure te laten deelnemen. Daar hebben drie fracties op gereageerd met de mededeling dat zij dat een goed voorstel vonden. De vierde fractievoorzit ter, u, heeft medegedeeld dat niet een goed voorstel te vinden. Welnu, wij leven in Nederland niet altijd in unanimiteit. Door de grote meerderheid van de fractievoorzitters is gezegd dat hun fracties het een goede methode vonden. Uw opmerking dat er ook op 30 maart jl. nog een sollicitatie is binnengekomen is juist. Wij hebben er in de selectiecommissie over gesproken of wij de be trokken sollicitant nog bij de selectieprocedure zou den betrekken. Aangezien die procedure toen nog niet was begonnen - wij waren nog in het stadium waarin de drie groeperingen de 70 sollicitaties aan het bekijken waren, met de afspraak dat er tien zou den worden uitgehaald die volgens die groeperingen de beste leken - hebben wij met z'n allen unaniem geconstateerd, dat hij nog bij de procedure zou wor den betrokken. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik begrijp hoe het gegaan is. Ik betreur het. Ik heb al in mijn brief aangekondigd dat ik niet aan de stemming zal meedoen. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Ik wil voor alle duidelijkheid toch wel uw mededeling on derstrepen dat toen wij begonnen met de selectie, de heer Kruitwagen al bij de sollicitanten was. Ik heb

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 163