bij wijze van uitzondering schriftelijk zou bevestigen.
De staatssecretaris is deze afspraak in zijn biief van
8 december 1976 aan het college nagekomen, zij het
dat hij daaraan deze zinsnede heeft toegevoegd: uiter
aard mits de wetgever daarvoor de benodigde gelden
beschikbaar stelt. Dit is een zinsnede die zonder uit
zondering bij elke subsidietoewijzing wordt gesteld.
De afspraak was toen dat deze gang van zaken alleen
maar voortgang zou kunnen vinden mits gedeputeerde
staten de minister schriftelijk zouden bevestigen, dat
de gemeenten IJsselstein en Soest prioriteit zouden
houden op de lijst en gedeputeerde staten geen verde
re prioriteiten zouden stellen voor de komende jaren.
Dit nu hebben gedeputeerde staten in een brief van
23 februari 1977 aan de minister schriftelijk vastge
steld. Wij hebben als college een afschrift van die
brief ontvangen.
Na het tweede ontwerp is er een gesprek geweest met
de provinciale en rijksadviesgroep. Deze groep heeft
haar goedkeuring aan het plan gegeven en heeft ook
toegezegd terzake een positief advies aan de minister
te geven.
Op 13 juni jl. heeft er een gesprek plaats gevonden
met een rijksconsulent. De probleempjes die op dit
moment nog léven, zijn heel summiere technische
probleempjes. Eén daarvan betreft de uitvoering van
de hellingbaan voor minder-validen en de vraag of er
een trapje dan wel ook een hellingbaan naar de bow
lingbaan moet komen.
Vandaag heb ik met het ministerie van cultuur, recrea
tie en maatschappelijk werk een afspraak gemaakt
voor een afrondend gesprek op 20 juli a.s. Dan zullen
wij in principe zeker weten of het ministerie defini
tief akkoora gaat met wat wij willen. Maar de schrifte
lijke bevestiging zal pas in oktober kunnen komen,
aangezien pas dan de gelden van 1977 helemaal dui
delijk zullen zijn; dan zullen wij weten of wij over
1977 dan wel over 1978 subsidie krijgen. Met de
staatssecretaris is afgesproken dat als wij over 1978
subsidie zouden krijgen, de uitbetaling vóór mei
1978 zou volgen. Wij kregen het advies om voort
gang met de bouw te maken, De staatssecretaris heeft
dit ook vastgelegd in zijn brief van 8 december
1976. Als dit najaar met de bouw van het wijk
dienstencentrum zou worden begonnen, zouden er
steeds gedeeltelijke betalingen bij de oplevering van
bouwfases plaats vinden, maar zouden wij de laatste
betaling nog niet hebben bereikt op het moment
waarop het parlement officieel de gelden beschikbaar
stelt, nl. in mei 1978. Ik mag aannemen dat wij in
mei 1978 nog lang niet klaar zijn met de bouw van het
wijkdienstencentrum. Er komen dus wat dat betreft
geen principiële problemen ten aanzien van de finan
ciën.
De raad zou natuurlijk kunnen zeggen dat hij zijn
goedkeuring aan de bouw geeft mits de subsidie inder
daad wordt verleend. Ik persoonlijk zou daar geen
problemen mee hebben en ik dacht, dat ook het col
lege er geen problemen mee zou hebben. Ik zou een
dergelijke gang van zaken niet onlogisch vinden. Ik
meen wat dit betreft met een zeker gemak te kunnen
spreken, omdat wij verder nauwelijks problemen
zien, aangezien de staatssecretaris en gedeputeerde
staten zich op de begroting 1978 op zo'n last hebben
vastgelegd.
Wanneer de heer Van Ee zegt, dat de bibliotheek
verschrikkelijk weinig van het totaal uitmaakt, dan
heeft hij het duidelijk over de ruimtelijke indeling. .Er is
een principieel verschil tussen de ruimtelijke indeling
en principiële uitgangspunten. Er is in de gemeente
Soest geen culturele voorziening te vinden waarvan de
bewoners van deze gemeente zo veel gebruik maken
als van de bibliotheek. 25% van de inwoners van Soest
maakt gebruik van de bibliotheek. Wij hebben de
bibliotheekvoorziening in het onderhavige geheel op
dit moment toegerekend aan 9000 inwoners die nu
in het betrokken gebied wonen. Wij hebben Overhees
3 en 4 nog niet in die berekening betrokken. Wij heb
ben de rijksconsulent voor het bibliotheekwezen ge
vraagd: Mogen wij te zijner tijd, als deze wijk verder
wordt uitgebreid, bekijken of er uitbreiding mogelijk
is? Dat was zelfs een voorwaarde van de rijksconsu
lent. Deze mogelijkheid hebben wij ook in het ont
werp opengehouden. Als de bibliotheek te zijner tijd
niet toereikend mocht blijken te zijn voor het aantal
inwoners waarmede wij alsdan te maken zullen heb
ben, nl. 15.000, dan zou er boven op de bestaande
bibliotheek uitbreiding kunnen plaats vinden. In
een wijk van 9000 inwoners zullen 2300 inwoners ge
bruik maken van dit filiaal. Als je in de beleidsnota
en in verschillende aanbiedingsbrieven principieel
bent overeengekomen datje moet proberen welzijns
voorzieningen naar de bewoners toe te brengen, dan
dacht ik datje om de bedoelde 2300 inwoners van
het onderhavige gebied gewoon niet heen kunt wan
neer je je aan je eigen principe-uitspraken wilt hou
den.
Ik geloof helemaal niet dat het kader waarbinnen de
eisen en normen van de Bibliotheekwet zijn gebon
den, een wensdroom is. De Bibliotheekwet is nl. aan
genomen. Op het ogenblik liggen vast het aantal
voorzieningen, het aantal boeken, banden en alles
wat overigens in bibliotheken thuishoort en het aan
tal personeelsleden. Over één zaak is er op het ogen
blik nog geen volstrekte overeenstemming en dat is
de ruimtelijke toedeling. Te dien aanzien vindt er
momenteel binnen het ministerie een uitwerking
plaats. Toen de desbetreffende norm werd terugge
schroefd, hebben wij de bibliotheekvoorziening danig
verkleind, Deze voorziening is 200 meter kleiner ge
worden dan ze in de oorspronkelijke opzet was. De
rijksconsulent heeft zich hiermede akkoord verklaard.
Het college staat principieel op het standpunt, dat
deze welzijnsvoorziening binnen het wijkdienstencen
trum wel degelijk thuishoort.
Het is volstrekt duidelijk dat Artishock door samen te
gaan met de Stichting Peuterspeelzalen en haar ruim
te te verkleinen een geweldig offer heeft gebracht.
Artishock heeft niet alleen in de ruimte, maar ook in
financieel opzicht een offer gebracht. De directeur
van Artishock heeft dat neergelegd in een brief van
16 mei jl. Wilde de peuterspeelzaal een kans hebben
binnen het wijkdienstencentrum, dan moest ze vol
doen aan de in de verordening neergelegde norm. De
peuterspeelzaal kon daaraan niet voldoen. Als ze een
eigen ruimte wilde hebben, dan zou dat resulteren in
een exploitatietekort van f. 25.000,—. Artishock is de
Stichting Peuterspeelzalen tegemoet gekomen door te
zeggen: Wij worden hoofdhuurder van dat gedeelte
en u kunt van ons huren binnen de norm van de voor
u geldende verordening. Dat wil zeggen dat Artishock
een groter financieel offer brengt. Het bestuur van
Artishock ziet blijkens de brief van 16 mei jl. niet, dat
dat financieel vervelende gevolgen voor Artishock kan
180