bracht heb ik indertijd voorgesteld in de commissie ruimtelijke ordening. Ik kreeg toen geen medestan ders. Ik wil mij nu wel een beetje aansluiten bij de woorden van de heer Van Logtenstein, maar ik stond toen alleen. De heer VAN LOGTENSTEIN: U mag zich er hele maal bij aansluiten. De VOORZITTER: Dames en heren! Ik wil u wijzen op één moeilijkheid die zich zou voordoen als wij zouden ingaan op de suggesties die hier zijn gedaan. De raad heeft op 19 augustus 1976 besloten tot aan koop van een gedeelte van het perceel Korte Berg straat 5 van de heer Van Rouwendaal De heer Van Rouwendaal heeft de rest van dat perceel plus het perceel Korte Bergstraat 7 zelf gehouden. Hij zal daar op volgens onze exploitatieverordening zelf woning bouw tot stand brengen. In verband daarmede is in het bedoelde raadsbesluit als een van de voorwaarden opgenomen, dat de gemeente Soest medewerking zal verlenen aan de bebouwing op de hem in eigendom blij vende perceelsgedeelten overeenkomstig het laatste lijk door de gemeenteraad vastgestelde bestemmings plan Soestdijk. Ik meen dat de heer Van Rouwendaal er recht op heeft dat de ontsluiting plaats vindt zoals ze nu in het bestemmingsplan staat. Dan wordt het leven veel moeilijker dan wanneer wij een dergelijke overeenkomst niet hadden gesloten De raad denkt soms heel makkelijk over bestemmingsplannen en af wijkingen van bestemmingsplannen. Ik heb daar wel eens wat moeite mee, maar ik geloof dat de voorwaar de die ik zoeven heb genoemd, een extra factor is om te zeggen dat wij toch wel zullen moeten doen wat is afgesproken. De heer DE WILDE: Met wijziging van bestemmings plannen heb ik geen moeite, mevrouw de voorzitter. Maar een morele binding aan mensen vind ik wel een zwaarwegende factor De heer BLAAUW: Daarover ben ik het met u eens. Maar ik heb indertijd gevraagd of er eens met de heer Van Rouwendaal kon worden gepraat. Ik heb daarbij gezegd dat hij de oplossing waarbij de ontsluiting achterwege wordt gelaten, misschien wel mooi zou vinden. Daar is toen echter niet met hem over gepraat. Ik wil in overweging geven dat dat alsnog gebeurt. De VOORZITTER: Laten wij nu niet twee dingen door elkaar halen. Er is over gesproken voordat de transactie met de heer Van Rouwendaal gesloten is. Ik meen dat wij juist in dat kader nog eens over de gehele zaak hebben gesproken. De heer VAN LOGTENSTEIN: Ik heb de transactie van een jaar geleden er ook wel bij gehad en ik moet zeggen dat wij inderdaad een morele verplichting hebben. Deze verplichting houdt in, dat de bouw van enige huizen mogelijk zal zijn op het perceel dat vrij komt. Als daar geen weg doorheen komt en de wo ning Korte Bergstraat 5 wordt gesloopt, dan bestaat nog steeds de mogelijkheid dat daar een aantal hui zen komt. Dat aantal is volgens mij gelijk aan het aantal dat de heer Van Rouwendaal zou kunnen bou wen als het bestemmingsplan wel werd uitgevoerd. Ik acht de mogelijkheid van een compromisoplos sing ook met de heer Van Rouwendaal heel goed denkbaar. Ik denk dan aan een oplossing waarbij het zelfde aantal huizen zou kunnen worden gebouwd, de doortrekking van de Van Mecklenburglaan naar de Korte Bergstraat niet plaats vindt en de verbreding van de Korte Bergstraat, die in onze ogen absoluut on wenselijk is, niet plaats vindt. De VOORZITTER: En de noodverbinding die er nu is, blijft bestaan? De heer VAN LOGTENSTEIN: Neen, die zou ik willen afsluiten Het wordt dan een soort hofje met een ont sluiting aan twee zijden, nl naar de Julianalaan en de Schrikslaan, op een later tijdstip Ik zou dit nogmaals in overweging willen geven. Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter! Wij zijn er natuurlijk voor bepaalde buurten verkeersluw te houden, Daar gaat het hier om Het gaat hier niet direct om een woonerf of iets dergelijks; daarvoor is de zaak al te ver heen Wij zijn er met betrekking tot het plannetje ten aanzien van de Van Mecklenburg laan van uitgegaan, dat er drie verkeerspoten zouden komen. De eerste is de bestaande naar de Julianalaan. De tweede is de in het bestemmingsplan opgenomen poot naar de Korte Bergstraat, die volgens het be stemmingsplan zou worden verbreed en waaraan nog acht woningen zouden kunnen worden gebouwd. De derde uitgang zou eventueel later, als de hockeyvel den weg zijn, naar de Schrikslaan leiden. Daar is nog geen bestemmingsplannetje voor gemaakt. Als wij één poot willen laten vallen, zouden wij om aan de wens van de C.D.A -fractie te voldoen misschien kun nen overwegen om de derde poot achterwege te laten. Twee ontsluitingen zul je toch altijd moeten hebben. De heer DE WILDE: Ik begrijp wel dat u wilt probe ren aan die wens te voldoen Wethouder HOEKSTRA: Daar gaat het niet om. Ik ben er voorstander van dat we in zo'n nieuwe buurt proberen er geen doorgaand verkeer doorheen te krijgen, maar de zaak verkeersluw te houden. De heer DE WILDE: Dat begrijp ik wel. Wethouder HOEKSTRA: Wij zitten hier nu natuur lijk met de moeilijkheid van het vorige raadsbesluit en zijn helemaal gebonden aan deze persoon. De heer DE WILDE: Ja. Wethouder HOEKSTRA: En ik zag een mogelijk heid om eventueel de derde weg niet aan te leggen, wat al een heel stuk zou schelen Dat kunnen wij wel voor elkaar krijgen De VOORZITTER: Ja, dat kunnen wij misschien wel voor elkaar krijgen. Goed De heer VAN LOGTENSTEIN: Neen, helemaal niet goed Een voor een is niet altijd gelijk. De ontsluiting op de Korte Bergstraat is verkeerstechnisch absoluut onwenselijk. Aan de andere zijde kan ik mij de ont sluiting veel duidelijker indenken. Daar is ze ook beter te realiseren zonder dat het kwalijke gevolgen heeft. Verder is het zo dat door de ontsluiting op de Korte Bergstraat deze straat zou moeten worden verbreed, wat in onze ogen helemaal niet wenselijk is. Het is ook niet noodzakelijk de Korte Bergstraat te verbre den als je er geen ontsluiting op aansluit. Mijn wens of eigenlijk een eis van onze fractie is nog steeds dat het college het voorstel terugneemt, nog eens uitdruk kelijk laat bekijken wat de mogelijkheden zijn en als hetgeen wij wensen onmogelijk blijkt, de zaak nog eens in de raad brengt- De VOORZITTER: Mag ik vragen wat het gevoelen van de raad hierover is? De heer DE WILDE: Ik voel er op zich zelf wel voor. Maar het zou misschien nog anders kunnen, nl. zoda nig dat wij zeggen: Volg het voorstel van de heer

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 178