de verschillende gemeenten nog praktisch niets binnen
was. Men beseft nu wel, dat het doen van zo'n opgave
voor kleine gemeenten erg moeilijk is. Dat geldt natuur
lijk niet voor een gemeente als Utrecht, want in zo'n ge
meente kan zich een hele krottenvlek bevinden. Voor de
kleinere gemeenten is het opzoeken een heel werk. Wij
waren één van de allereerste gemeenten die zich hebben
gemeld. De pot is nog helemaal vol.
De heer MENNE: Wanneer kunnen wij concrete maatre
gelen tegemoet zien?
De VOORZITTER: Wanneer wij klaar zijn.
De heer MENNE: Wanneer?
Wethouder EBBERS: Ik kan geen datum noemen, want
er moet nog heel wat werk worden gedaan. Wij moeten
nog een groot aantal stappen doen.
De VOORZITTER: Wij zijn nu met het planologisch on
derzoek bezig. Gemeentewerken heeft een en ander tech
nisch uitgezocht; deze dienst heeft de tekeningen, de si
tuering, de cubicellen en de hele toestand van de wonin
gen uitgezocht. Op het ogenblik is één van onze mensen
op afdeling I bezig om de zaak planologisch te bekijken.
Wanneer dat is gebeurd, kan worden bekeken welke wo
ningen planologisch moeten afvallen. Daarna moet er
met de bewoners worden gepraat. Wij behoeven ons ech
ter geen zorgen te maken, want de pot is nog helemaal
vol.
Tenslotte zijn er vragen binnengekomen van de heer Vis
ser.
Ik stel de heer Visser thans in de gelegenheid om zijn
vragen nader toe te Echten.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik heb de vra
gen gesteld, omdat ik niet had verwacht, dat het college
de brief van de heren Blom en Kessler alsnog op de raads-
agenda zou plaatsen. Het is heel ongewoon dat een brief
alsnog aan de lijst van ingekomen stukken wordt toege
voegd. Daarmede had ik dan ook geen rekening gehou
den. Ik heb de vragen gesteld, daar ik vreesde, dat de op
merkingen van de beide briefschrijvers te laat zouden
worden behandeld.
Vraag 2.d trek ik in, want ik heb begrepen, dat dat punt
inmiddels is opgelost. Men had mij daarover verkeerd in
gelicht. Ik denk dat vraag 2,e daarmede ook heeft te
maken. Ik zal gaarne zien, dat de overige vragen alsnog
worden beantwoord.
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik zal thans nader
ingaan op de door de heer Visser gestelde vragen, hoewel
ik straks reeds het een en ander heb gezegd over deze ma
terie.
Gesteld wordt dat de werkgroepen moeten kunnen be
schikken over gegevens ten aanzien van de werkgelegen
heidsaspecten. De werkgelegenheidsaspecten hebben in
het streekplan Utrecht-Oost, de structuurstudie Eemland
en ons eigen structuurplan betrekkelijk weinig aandacht
kunnen krijgen, omdat de gegevens niet bekend zijn. Wij
houden op het ogenblik zelf een werkgelegenheidsenque-
te. Het is duidelijk dat uit die enquete nooit alles kan ko
men. Het is een beetje ingewikkeld om dat nu uit te leg
gen, maar het staat vast dat het verstrekken van gegevens
ten aanzien van de werkgelegenheidsaspecten een heel
moeilijke zaak is. Wat wij niet hebben, kunnen wij ook
niet uitdelen.
Wat bedoelt de heer Visser met „resultaten van geluids
metingen van gemeente en provincie"?
De heer VISSER: Van inwoners van Soesterberg heb ik
gehoord, dat er vorig jaar geluidsmetingen zijn gedaan,
zowel door de gemeente als waarschijnlijk door de pro
vincie. Ik zou graag willen dat de resultaten worden
doorgegeven aan de inspraakgroepen.
De VOORZITTER: Wij zullen eens bekijken wat er is,
maar ik geloof dat er niets is. De gemeente heeft twee
keer gemeten. Bedoelt de heer Visser geluidsmetingen
voor het vliegveld of voor de weg?
De heer VISSER: Vooral ook de weg. Sommige inwo
ners van Soesterberg hebben apparatuur in huis gehad,
omdat de geluidsoverlast van de weg moest worden ge
meten.
De VOORZITTER: Dat was in Steenberghe zeker.
De heer VISSER: Ik veronderstel dat er ook in verband
met het vliegveld wel metingen zijn verricht.
De VOORZITTER: Wij zullen eens kijken. De gemeen
te en de provincie hebben geen gegevens over het vlieg
veld.
De heer VISSER: Wat bedoelt u nu precies met „Wij
zullen eens kijken"?
De VOORZITTER: Of wij wat hebben.
De heer VISSER: U weet niet of u wat hebt?
De VOORZITTER: Neen, natuurlijk niet. Dat weet ik
niet uit mijn hoofd.
De heer VISSER: Dat weet u niet uit uw hoofd?
De VOORZITTER: Neen, echt niet.
De heer VISSER: Er is geen dossier of een stenciltje of
een map?
De VOORZITTER: Misschien wel. Ik zal eens kijken.
De heer VISSER: U zult eens kijken?
De VOORZITTER: Ja.
De heer VISSER: En als u wat hebt, krijgen die werk
groepen dan de gegevens?
De VOORZITTER: O ja. Dat weten de inspraakwerk
groepen allang. Daarover behoeft u zich niet zo bezorgd
te maken. Zij krijgen alles wat wij kunnen leveren. Mis
schien hebben zij die gegevens zelfs al gehad. Dat kan
best zijn.
De heer VAN AALST: De geluidsmetingen waarop de
heer Visser doelt, zijn nog niet afgerond. In de commissie
openbare werken is nog gepraat over een meting over een
periode van 24 uur en daar is nu het wachten op. Dat is
nog niet gebeurd, omdat de apparatuur nog niet is afge
leverd.
De VOORZITTER: Kijk eens aan: wij wachten dus nog
op apparatuur.
De heer LANGE: De inspraakgroepen beschikken over
de resultaten van de metingen die zijn verricht in op
dracht van het ministerie van volksgezondheid en milieu
hygiëne. Deze metingen zijn verricht door het luchtvaart
geneeskundig centrum.
De VOORZITTER: Kijk eens aan; er is dus al een hele
boel. Geweldig!
De heer DE WILDE: Ik wil over de orde van deze verga
dering een opmerking maken. Ik vind dat het niet gaat
zoals het behoort te gaan. Ik vind dat u, mevrouw de
voorzitter, gewoon de gelegenheid moet hebben om de
vragen te beantwoorden en dat u de leden van de raad
moet houden aan het stelsel, dat zij allemaal één vraag
mogen stellen. Daarna moet het afgelopen zijn. Ik geloof
niet dat de huidige gang van zaken bevorderlijk is voor
een goede gang van zaken in de raad.
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Ik
had precies dezelfde opmerking willen maken als de
heer De Wilde. Er wordt één vraag gesteld, maar hoeveel
24