kwartaaloverzichten te beschikken, wanneer moet wor
den geoordeeld over een aangevraagde uitbreiding. Van
daar dan ook dat er staten moeten worden ingevuld. Aan
het provinciaal bestuur moet om goedkeuring van de uit
breiding worden gevraagd en zo'n aanvraag moet worden
gemotiveerd. Een motivering kan alleen maar worden ge
geven, wanneer de gevraagde staten kunnen worden
overgelegd.
De onder f.1 van artikel 10 genoemde modellen kunnen
van de F.N.O.P. zijn, maar het ligt niet in onze bedoeling
om alleen de modellen van de F.N.O.P. te accepteren. In
het artikel wordt ook gesproken over „volgens burge
meester en wethouders goedgekeurde modellen". Elk
formulier dat voldoet aan de door het college gestelde
eisen is goed.
De VOORZITTER: Dames en heren! Degenen die een
opmerking hebben gemaakt over artikel 9, lid 1 hebben
mijns inziens lid 2 niet gelezen. Burgemeester en wethou
ders kunnen, wanneer de vergunninghouder overlijdt,
de erven toestemming geven het bedrijf gedurende één
jaar voort te zetten. De toestemming vervalt, wanneer
niet binnen dat jaar door één of meer van de erven, of
door een door hen aangewezen persoon, een verzoek tot
het verkrijgen van een bedrijfsvergunning is ingediend.
Dat betekent, dat het bedrijf door de erven op naam van
de overledene kan worden voortgezet, maar daaraan
moet een keer een einde komen. De erfgenamen kunnen
derhalve gedurende een jaar overleggen wat zij met het
bedrijf gaan doen. Ik meen dat dat een heel goede maat
regel is, want het zou niet juist zijn, wanneer de erven ten
eeuwigen dage het bedrijf op naam van de overledene
kunnen voortzetten. Binnen een jaar moet er duidelijk
heid komen over de voortzetting van het bedrijf. De ver
gunning wordt ingetrokken, wanneer dat niet gebeurt. Er
is geen sprake van discriminatie. Mijns inziens kan er
worden gesproken van een doodnormale zaak.
Naar aanleiding van hetgeen is opgemerkt over artikel
10-l.b wil ik erop wijzen, dat er in de modelverorde
ning zelfs wordt gesproken over chauffeursvergunnin
gen, hetgeen betekent dat iedere chauffeur een vergun
ning zou moeten hebben. Het gemeentebestuur dient te
worden geinformeerd over het beëindigen van het dienst
verband met een chauffeur in verband met de veiligheid
van hen die in een taxi worden vervoerd. (Met dat doel
komt in de modelverordening ook de chauffeursvergun
ning voor). Wij hebben de verordening versoepeld, want
wij stellen niet, dat iedere chauffeur een eigen vergunning
moet hebben. Wij achten het echter wel redelijk, dat het
gemeentebestuur weet wie als chauffeur bij een taxi-on
derneming in dienst is. Door deze opgave zal het bekend
zijn, wanneer een chauffeur ten onrechte met een taxi
rijdt.
De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! In f.5
van artikel 10 wordt gesteld dat per kwartaal een ritten-
staat moet worden ingediend. Als motief wordt aange
voerd dat, wanneer de vergunninghouder uitbreiding
vraagt
Wethouder EBBERS: Wanneer een ondernemer uitbrei
ding vraagt voor Soest.
De heer VAN AALST: Dan is het toch nog tijd genoeg
om zo'n rittenstaat te overleggen?
Wethouder EBBERS: Hij moet die rittenstaten dan toch
ook bijhouden? Je kunt toch niet achteraf rittenstaten
in elkaar draaien?
De heer VAN AALST: Wat heb je nu aan een ritten
staat die vijfjaar oud is?
Wethouder EBBERS: Die rittenstaten geven een vrij na
drukkelijk beeld van de groei van het bedrijf van de on
dernemer.
De heer VAN AALST: Het bijhouden van die staten kost
de ondernemer extra tijd en geld.
Wethouder EBBERS: Uit het verslag van het overleg met
de taxi-ondernemers blijkt, dat sommige ondernemers voor
het bijhouden van die rittenstaten waren, terwijl anderen
tegen waren; de grote ondernemers waren voor.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
25 Voorstel tot het garanderen van de rente en aflossing van
door de Woningbouwverenigingen St. Joseph en Goed
Wonen te sluiten geldleningen ad f. 600.000,-- en
f. 95.000,- voor de gedeeltelijke financiering van de
stichtingskosten van de complexen 216, 70 en 160 wo
ningwetwoningen in de wijk Klaarwater.
26 Voorstel tot afkoop van de subsidieverplichting ten op
zichte van de Stichting Dorpshuis Soesterberg in rente en
aflossing van geldleningen door middel van overname
van het gesubsidieerde gedeelte van de restant-schuld
van die leningen, alsmede tot het aanvragen en aanvaar
den van een rijksbijdrage van 80% van de afkoopsom.
27 Voorstel tot het verlenen van een ontheffing als bedoeld
in artikel 1 van de „Zoneverordening Hinderwet", zulks
ten behoeve van een:
a. uitbreiding van een constructiebedrijf voor de vervaar
diging van onderdelen voor grondverzetmachines op/in
het perceel Postweg 64 te Soesterberg;
b. assemblagewerkplaats annex kantoor en magazijn van
de Firma Watts op/in het perceel De Beaufortlaan 22a
te Soestduinen.
Deze voorstellen worden achtereenvolgens zonder dis
cussie en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
28 Voorstel tot het vaststellen van de gemeenschappelijke
regeling „Woonwagenschap Regio Amersfoort".
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSENMevrouw
de voorzitter! Wij zullen, wanneer wij akkoord gaan met
de onderhavige gemeenschappelijke regeling, de uit de
regeling voortvloeiende verplichtingen moeten nakomen.
Tijdens de begrotingsbehandeling heb ik al gevraagd
wanneer de raad een voorstel kan tegemoet zien over de
plaatsbepaling. Kan daarover reeds iets naders worden
gezegd?
De heer STORIMANS: Mevrouw de voorzitter! Ik heb
begrepen dat wij, wanneer het schap ons een plaats toe
wijst, altijd nog in beroep kunnen gaan bij de Kroon. Ik
meen dat wij al genoeg woonwagenkampen hebben, nl.
één op het grondgebied van Zeist (op de lip van Soester
berg) en één op het grondgebied van Amersfoort (op de
lip van Soest). Ik meen dat de raad een aanwijzing
minstens vijfjaar kan tegenhouden.
De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! Artikel
12 begint aldus: „Het algemeen bestuur kan, gehoord de
raad van de desbetreffende gemeente". Ik meen dat de
aanhef van dit artikel moet luiden: „Het algemeen be
stuur kan, met goedkeuring van de raad van de desbe
treffende gemeente". In dat geval behoeven wij ons niet
zo maar iets te laten opdringen.
Wat wordt in artikel 21 bedoeld met de woorden „een
openbaar centrum"?
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG:
Mevrouw de voorzitter! Met betrekking tot de plaatsbe
paling heeft het college afgesproken, dat deze zaak in een
26