De heer Storimans krijgt op zijn verzoek aantekening in de notulen, dat hij zich met de genomen beslissing niet heeft verenigd. 29 Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet voor de aanleg van een c.v.-installatie in gemeentelijke premie woningen. De heer VAN DEN BRAKEL: Mevrouw de voorzitter! In de commissie openbare werken zijn er met betrek king tot dit voorstel nogal wat vragen gesteld in verband met de technische aspecten en de mogelijkheden van de in de woningen aan te leggen c.v.-installatie. In het voor stel wordt onder meer opgemerkt: „De directeur van gemeentewerken heeft een aantal eisen op papier gesteld, waaraan de te plaatsen installa ties moeten voldoen en met betrekking tot de te berei ken temperaturen in de verschillende vertrekken." In de commissievergadering is duidelijk naar voren ge komen, dat de temperaturen niet zullen voldoen aan de eisen die tegenwoordig worden gesteld. Wordt er met hetgeen daarover is opgemerkt rekening gehouden bij de uitvoering? Dat blijkt niet uit dit voorstel. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! De derde alinea van dit voorstel luidt: „Het „verzadigingspeil" van voornoemde voorziening in de premiewoningen is langzamerhand bereikt. In het grootste deel van 134 premiewoningen is reeds een c.v.- installatie aangelegd." Kan het college mededelen hoeveel c.v.-installaties er nog moeten worden aangelegd? Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter! Bij de ter inzage gelegde stukken was een brief van 31 januari jl. van de directeur gemeentewerken waarin iets staat over de temperaturen. Alle reeds aangelegde c.v.-installa ties (dat wil zeggen ook de installaties die reeds enige ja ren geleden zijn aangelegd) zorgen voor een kamertempe ratuur van 22° en een slaapkamertemperatuur van 18°. Dat zijn andere getallen dan in de commissie openbare werken door één van de leden zijn genoemd. Maandag middag a.s. wil ik dit punt met alle plezier nog eens be spreken in de commissie, want ik geloof niet dat de raad de plaats is om te praten over de temperatuur in iedere ruimte van de woningen. De vraag van de heer Van Poppelen kan ik niet precies beantwoorden. Dat cijfer kan ik echter wel achterhalen, waarna ik het in de commissie openbare werken zal me dedelen. In ieder geval beginnen wij aardig aan het einde te geraken. De premiehuurwoningen zijn bijna allemaal voorzien van een c.v.-installatie. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aange nomen. 30 Voorstel tot het verlenen van medewerking als bedoeld in artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920 aan het bestuur van de stichting voor katholiek onderwijs te Soest voor het uitbreiden van de Ludgerusschool. Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofdelij ke stemming aangenomen. 31 Voorstel met betrekking tot de Structuurstudie Eem- land. De heer HILHORST: Mevrouw de voorzitter! Wij zijn met het college van mening dat wij ons in onze reactie met betrekking tot deze structuurstudie aan het dage lijks bestuur van het samenwerkingsorgaan kunnen beper ken tot hoofdstuk IV - de interimnota -, omdat hierin een toekomstig beleid voor de regio moet worden ont wikkeld. De andere hoofdstukken - te zamen vormend een zeer uitvoerige en interessante documentatie - spre ken voor zich zelf. Wij kunnen ons in grote lijnen verenigen met dit voorstel. Wij vinden dat het college in de reactie de consequenties van de raamstructuur voldoende tot hun recht laat ko men. Het een en ander is niet met elkaar in overeenstem ming, maar dat komt natuurlijk, omdat de werkgroep ten tijde van de samenstelling van deze nota nog geen kennis had kunnen nemen van de inhoud van onze raam structuur. De tijd gaat snel. Bijstelling en aanpassing blij ven vooral op het gebied van de ruimtelijke ordening een noodzaak. Wij herinneren ons nog goed dat u, mevrouw de voorzitter, in uw nieuwjaarsrede de verheugende me dedeling kon doen, dat het in de verstedelijkingsnota ge stelde - voor Baarn en Soest moest aan een overloop functie in de vorm van extra woningbouw van 3000 tot 5000 woningen worden gedacht - als niet geschreven kon worden beschouwd. In grote lijnen stemmen wij in met dit voorstel, maar toch willen wij enkele kanttekeningen plaatsen. Wij zijn met het college van oordeel, dat de keuze van alterna tief III (Het minimum model) het meest voor de hand ligt. Er is sprake van de enige keuze waarin Soest in de toekomst zou kunnen passen. Men zou ons kunnen ver wijten, dat wij op deze manier bezig zijn een keuze voor het regionale beleid te doen, alleen tegen de achtergrond van het uitgestippelde gemeentelijk ruimtelijk beleid (in dit geval de raamstructuur van het ontwikkelingsplan Soest). Wij hebben echter nog een andere reden om voor het minimum model te kiezen. Wij menen nl. dat wo ningbouw op grote schaal niet wenselijk is, omdat wo ningbouw op grote schaal een te zware belasting voor ons gebied zal vormen; daardoor zou een té grote aantasting van de nog bestaande open ruimten en van de landschap pelijk waardevolle gebieden ontstaan. Voor Soest wordt een verdeelsleutel van 16% voorge steld. Dat betekent dat Soest in de woningproductie voor de regio Amersfoort volgens alternatief III ruim 4000 woningen zal moeten bouwen tussen 1975 en 1990. Dit aantal zal ongeveer het aantal woningen benaderen dat volgens de raamstructuur te realiseren is, inclusief de re servegebieden en inclusief Soesterberg. Dat wil zeggen het maximum aan woningbouwcapaciteit van Soest tot 1990. Wij stellen dan ook vast, dat het percentage van 16 in combinatie met alternatief III voor Soest moet worden gezien als een maximum cijfer. Een gemiddelde bebouwingsdichtheid van 25 woningen per hectare achten wij aanvaardbaar. Wij vragen ons af wat de consequenties kunnen zijn van de plannen van de gemeente Amersfoort om in het ka der van het regionale beleid 10.000 of nog meer wonin gen te gaan bouwen tussen 1980 en 1990. Wij betreuren het, dat de werkgroep nog geen gelegen heid heeft gehad om het aspect werkgelegenheid nader te bezien. Het nodige onderzoek zal nog moeten plaats vinden. Dat is daarom jammer, omdat de ruimtebehoef te die hieraan is verbonden, wel eens het beleid dat wij nu trachten uit te stippelen, zal kunnen doorkruisen. Een en ander maakt ons duidelijk dat er wat het huidige hoofdstuk IV betreft slechts sprake kan zijn van een in terim- of tussennota. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Ik wil een al gemene opmerking maken over de bevolkingsgroei zo als die in de structuurstudie staat vermeld en een aantal opmerkingen over de relatie tussen de structuurstudie en de raamstructuur Soest. 28

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 29