stemmingsplan Landelijk Gebied, zoals dat door de
gemeenteraad is vastgesteld,"
Punt Daarbij moeten wij echter niet zeggen dat wij
tegen die afwijking zijn Anders gaan wij ons nl. weer
vastleggen. Wanneer dan straks over twee of drie jaar
het bestemmingsplan Landelijk Gebied opnieuw aan
de orde komt, kunnen wij alsnog bekijken of wij dat
plan moeten aanpassen, Maar dan hebben wij in
ieder geval de ruimte.
De VOORZITTER: Dan vragen wij dus niet of de
provincie het streekplan op dit punt verandert. Dat is
een heel principiële zaak. Immers: bij de voorgestel
de tekst van het bezwaarschrift wordt wel om veran
dering van het streekplan gevraagd. Het voorstel van
de heer Van Poppelen houdt in: wij duiden wel het
verschil aan, maar wij vragen niets.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Dan kun je er beter
over zwijgen,
De heer VAN POPPELEN: Nog liever!
De VOORZITTER: Neen Als je niets zegt, is het net
of je het niet hebt gelezen. Je kunt het verschil aan
geven, Dan laten wij het verder aan de statenleden
over
De voorzitter schorst daarop voor enige ogenblikken
de vergadering voor intern fractieberaad over het
voorstel van de heer Van Poppelen.
Na heropening der vergadering zegt de VOORZIT
TER:
Dames en heren! Hebben de onderlinge beraadsla
gingen tot bepaalde resultaten geleid?
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Heeft het college een
advies met betrekking tot het voorstel van de heer
Van Poppelen?
De VOORZITTER: Dames en heren! Het college
heeft geen advies. Het college is niet eenstemmig.
Een deel van het college is van mening, dat beter de
in het concept-bezwaarschrift gebezigde formule
ring gehandhaafd kan worden. Dit omdat deze for
mulering ook meer duidelijkheid geeft ten aanzien
van hetgeen indertijd is besloten met betrekking tot
het bestemmingsplan Landelijk Gebied, hetgeen wat
meer bescherming geeft van het landschap.
Andere leden van het college staan op het standpunt,
dat het alleen constateren van het verschil geen enkel
kwaad kan doen Daarbij moet het wel voor iedereen
duidelijk zijn, dat het bouwen in het betrokken ge
bied onmogelijk blijft zolang het vastgestelde bestem
mingsplan geldt. Voorkomen moet worden dat bij
mensen de verwachting wordt gewekt, dat zij in het
betrokken gebied
De heer VAN POPPELEN: Nu moet ik toch een te
rechtwijzing maken. U zegt dat het niet mogelijk is.
Op grond van het bestaande bestemmingsplan is het
wel mogelijk, zij het zeer beperkt.
De VOORZITTER: Dan is bouw mogelijk via de wij-
zïgingsbevoegdheid die burgemeester en wethouders
hebben Er kan wel iets gebouwd worden, maar het
geen gebouwd zou kunnen worden als het gebied een
gewoon agrarische bestemming had, zal niet mogelijk
zijn zolang het vastgestelde bestemmingsplan geldt.
En het laatste zal nog een groot aantal jaren het ge
val zijn. Het is goed dat hierover duidelijkheid be
staat Anders zouden ten onrechte verwachtingen
worden gewekt.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Na het on
derlinge beraad stellen wij ons op het standpunt, dat
het de duidelijkheid ten goede komt de in het con
cept-bezwaarschrift opgenomen tekst te handhaven.
Die tekst is in overeenstemming met het met betrek
king tot het plan Landelijk Gebied door de raad ge
nomen besluit. Wanneer wordt volstaan met het con
stateren van het verschil tussen het streekplan en het
plan Landelijk Gebied vrezen wij dat mogelijk toch
verwarring wordt geschapen.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit
ter! Wij blijven het een moeilijke zaak vinden. Wij
blijven op het standpunt staan dat wij niet op korte
termijn tot wijziging van het bestemmingsplan Lan
delijk Gebied moeten overgaan,
De heer VAN POPPELEN: Dat meen ik ook.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Anderzijds hebben wij
er geen overwegende bezwaren tegen om alleen het
verschil tussen het streekplan en het bestemmingsplan
Landelijk Gebied te constateren en daar geen conclu
sies aan te verbinden. Wij vinden dat echter wel een
beetje tweeslachtig. Immers: wanneer je iets derge
lijks constateert, moetje eigenlijk ook aangeven wat
je oordeel daarover is.
De heer VAN EE: Je bereikt dan tijdwinst.
De heer VAN POPPELEN: Inderdaad.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Datje er nog eens
over wilt praten? Maar over het bestemmingsplan pra
ten we niet. Dus: dan heeft het weinig zin, Het is een
beetje in tegenstelling tot elkaar. Zelfs al zouden wij
over een X aantal jaren het bestemmingsplan willen
wijzigen, dan nog worden wij daarin niet belemmerd
door het streekplan
De heer VAN POPPELEN: Maar dan hebben wij, als
mijn voorstel wordt gevolgd,het streekplan niet aan
gevochten. Dat is het voordeel.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Er zijn legio punten
ten opzichte waarvan het streekplan in strijd is met
hetgeen wij willen en dan wordt het in het streekplan
gestelde toch doorgezet. Zo enorm belangrijk is de
onderhavige kwestie dus niet,
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Ik wil nogmaals stellen dat het niet mijn bedoeling is
om binnen één of twee jaar namens het C.D.A. een
voorstel tot wijziging van het bestemmingsplan Lan-
delijk Gebied te doen. Gezien de ervaringen met ver
keerde beslissingen van enkele jaren geleden, wil ik
echter vooruitkijken Ik wil niet bij voorbaat zeggen:
Wij gaan ons weer binden. Ik wil wat meer ruimte
hebben. Daarom zou ik gaarne mijn voorstel in stem
ming zien gebracht.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik ben ge
neigd zo veel mogelijk te schrappen in het voorgestel
de bezwaarschrift.Misschien kan er nog meer ge
schrapt worden. Dit neemt niet weg dat ik toch maar
met het standpunt van de heer Goote meega, dat de
betrokken passages beter gehandhaafd kunnen blij
ven.
Het door de heer Van Poppelen voorgestelde amen
dement op de tekst van het concept-bezwaarschrift
wordt daarop in stemming gebracht en aangenomen
met 16 tegen 5 stemmen.
Voor stemmen de leden: Ebbers, Van Aalst, Van Pop
pelen, mevrouw Korthuis-Elion, Menne, Hoekstra,
Verheus, Stam, Plomp, Van Logtenstein, mevrouw Al-
ting-Ambrosius, mevrouw Greefhorst-Van Overdam,
mevrouw Oranje-Entink, Storimans, Oldenboom en
Van Ee