door de vereniging te worden opgebracht. Wanneer wij het gevraagde krediet beschikbaar stellen, wil ik wel van tevoren weten of de vereniging inderdaad bo ven het hoofd hangt dat ze een deel van de lasten krijgt te betalen en, zo ja, of ze zich in principe be reid heeft verklaard haar deel van de kosten te dra gen. Ik had daaromtrent een mededeling in het stuk verwacht. Nog afgezien van de onderhavige materie, hangt alle sportverenigingen in Soest boven het hoofd een be paalde normstelling voor het meedragen van de door de gemeenschap gemaakte kosten voor sportvoorzie- ningen. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Wij staan op het punt de gemeentebegroting te behande len. Voor ons is nog steeds de vraag, waarom het on derhavige punt per se vóór die begrotingsbehandeling moet worden afgehandeld. Daarvoor zou ik graag een motivering hebben. Dit voorstel houdt in dat de gemeente een jaarlijkse last van f. 6.080,- op zich neemt. Dat is niet de hele wereld, maar het is wel opnieuw een onrendabele last die op de gemeentebegroting komt te drukken. Heb ik het goed begrepen, dan komt deze last niet voor op de kapitaalbegroting 1977. Het betreft een in dit jaar opgekomen gedachte. In het algemeen ben ik ge steld op opkomende gedachten, maar ik ben nog meer gesteld op een consistent beleid. Bij het laatste dient men voordat het jaar begint, zich af te vragen: Hoe veel heb ik te besteden; waarvoor gebruik ik dat? En wanneer het geld besteed is, moet men het dan de raad - die toch het geheel heeft te beoordelen - aan doen om deze voor te stellen een zaak als de onderha vige per se door te zetten? Ik vind dat wij moeten plannen en dat men zich aan die planning moet hou den. Wanneer men zich niet aan die planning wil hou den, dan moet men duidelijk maken dat het per se onmogelijk is zich aan de planning te houden. Een dergelijke verklaring ontbreekt volledig in het raads voorstel. Wij zouden daarom het voorstel het liefst bij de stukken inzake de voornemens voor 1978 zien gevoegd, Over één, anderhalve maand beraadslagen wij over die stukken. Daarbij krijgen wij een beeld van de financiën van de gemeente en van de plannen die het college heeft. Dan kunnen wij beoordelen of de nu voorgestelde beregeningsinstallatie past in het ge heel van de voorzieningen die men wil treffen. Ik had mij voorgenomen met betrekking tot de histo rie van de zaak uiterst sober te zijn. Dat valt mij ge makkelijker, nu een collega in de raad heeft gemeend, wat dat betreft, het karwei voor mij te moeten op knappen. Dat zij dan zo. In de commissie heb ik reeds gezegd de brief van het college van 2 september weinig gelukkig te vinden. Het college had gewoon moeten zeggen: Wij wisten een en ander niet tijdens de betrokken raadsvergadering; jam mer dat het/in het stuk heeft gestaan. Als het college daarbij had gezegd: „Laten wij de zaak even aanhou den; wij zullen even nagaan of de pijpjes al in de grond zitten", was er geen enkele reden geweest er verder over te praten. Het feit dat het allemaal zo moeilijk is gegaan, heeft natuurlijk emoties opgeroepen, die oor de zaak op zich zelf niet worden gerechtvaardigd. Het college had de tweede helft van de brief dan ook achterwege moeten laten. Meer wil ik er niet van zeg gen, Dit aspect van de zaak moeten wij nl. niet over drijven. Wat betreft het optreden van wethouder Plomp via de krant, wil ik op één ding de nadruk leggen. Ik ga voor bij aan zijn gejongleer met de woorden „conservatief" en „progressief'. Die pret heeft een ieder op zijn tijd. Die pret mag de heer Plomp ook wel eens hebben. Hij heeft een redenering voor elkaar weten te krijgen, waar bij ik conservatief en hij progressief wordt. Welnu: al les op z'n tijd! Een dergelijke redenering kan mij niet zo veel schelen. Het gaat uiteindelijk om de invulling. Wat wel belangrijk is, is het feit dat wij in de grond van de zaak elkaar niet begrijpen. Ik doel dan op zijn opmerking, dat ik in de raad de indruk maak tegen de sportstichting te zijn. Die uitlating heeft mij een beetje geïrriteerd. Het gaat echter om het volgende. Het betreft een algemeen vraagstuk. Het heeft ook structurele kanten. Ik ben voornemens daarop bin nenkort terug te komen. De raad en burgemeester en wethouders hebben aanvankelijk met eigen gemeen telijke diensten en bedrijven de gemeentelijke huis houding gerund, Gaandeweg is er een zekere decen tralisatie gekomen, waarbij stichtingen, artikel-61-or ganen enz. zijn ontstaan. Vanavond hebben wij - het betrof de wethouder uit onze fractie; vandaar dat ik het durf te zeggen - een schoolvoorbeeld gehad van het feit, dat mensen die met de beste wil van de we reld hun rollen proberen te onderscheiden, toch uit hun rol kunnen vallen, Soms vraagje je af: Zijn wij in de stichtingen vertegenwoordigd of zijn die stich tingen via pressure-figuren in de raad vertegenwoor digd? De eerste taak van de raad is het komen tot een afweging met betrekking tot alle wensen waaraan moet worden voldaan: op het terrein van sport, so ciale zaken, onderwijs, openbare werken enz. enz. Die afweging dreigt verstoord te worden door het feit dat sommigen van ons - het geldt voor raadsleden, maar in het bijzonder ook voor collegeleden - een dubbele taak hebben te vervullen. Zo heeft de wethouder van sportzaken als lid van het college mede tot taak de beschikbare middelen te verdelen. Daarnaast is hij voorzitter van een stichting. Daarin doet hij mee aan het ontwerpen van voorstellen van die stichting. Hij heeft natuurlijk het gevoel dat die voorstellen goed zijn. Anders zou hij er niet aan meedoen. Hij verde digt die voorstellen in het college en in de gemeente raad. En dan komen leden van die gemeenteraad zeg gen: Moeten wij wel zoveel voor de sport uittrekken; past dat wel in het totale beeld van de verdeling van de gemeentelijke middelen? In een dergelijke situatie dreig je als raadslid de impopulaire figuur te worden; Je kunt natuurlijk veel populairder worden als je zegt: Jongens, dat moet allemaal maar: atletiekbanen, ijsbanen, voetbalvelden enz.; vooruit maar! Welnu: ik vind niet dat het de bestuurder siert om in de eerste plaats populair te willen zijn; Ik vind dat het een be stuurder siert, wanneer hij in de eerste plaats verant woordelijk wil zijn. En ik wil, op basis van een to taalbeeld van de voor de gemeente beschikbare mid delen, proberen mee te helpen aan een rechtvaardige verdeling van die middelen over alle taken van de ge meentelijke huishouding, De moeilijkheid is dat wij in de raad sommige leden - ook leden van het college - horen praten als verte genwoordigers van een stichting. Maar zo zitten zij hier niet. Zij zitten hier als gemeentebestuurders. Als collegelid zit men hier als lid van het dagelijks be stuur en heeft men met ons het gesprek aan te gaan over de visie van burgemeester en wethouders op de totale gemeentelijke taak.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 333