ningen hoger zal uitkomen. Het merkwaardige daarbij is dat het verschil in aantallen woningen, vermeld in de structuurstudie en de raamstructuur Soest, in 1980 gro ter is dan in 1990. Op bladzijde 15 van hoofdstuk IV wordt voor Soest uitgegaan van een gemiddelde woning bezetting van 2,73 (één van de laagste cijfers in Eemland). Met dat cijfer van 2,73 zitten wij op de lijn die op het ogenblik door het C.B.S. wordt gehanteerd voor geheel Nederland in 1990. Dat cijfer heeft wel tot gevolg, dat wij voor ons zelf meer woningen nodig zouden hebben dan in de raamstructuur is voorzien. Voor sommige ge meenten komt de gemiddelde woningbezetting hoger uit. Dat is een gevolg van het verschil in structuur. Er wordt van uitgegaan dat die zelfde structuur - onder andere in Bunschoten - zich nog een hele tijd (zeker tot 1990) zal voortzetten. De werkgroep structuurbeleid is geneigd om aan te nemen, dat de verschillen in woningbezetting (en dus het verschil in natuurlijke groei etc.) voor de diverse gemeenten in Eemland verschillend zal blijven. De heer Goote heeft gezegd een andere waardering te hebben voor de restanten van het Soesterveen dan de werkgroep structuurbeleid. Hetgeen de werkgroep over het Soesterveen heeft gezegd laat ik graag voor re kening van die werkgroep. Wij kunnen best hun ideeën overbrengen. Ik wijs er echter wel op dat wij ook in onze raamstructuur rekening houden met een eventuele be bouwing van Boerenstreek. Dat betekent derhalve, dat ook wij in onze ideeën een heel eind gaan met de be bouwing van het Soesterveen. Op de kaart van Eemland wordt dan ook dezelfde grens tussen bebouwbaar ge bied en afstand tot de Wieksloot aangehouden als in de raamstructuur. Je kunt natuurlijk pas precies bekijken wat er gebeurt, wanneer je bepaalde gebieden bebouwt, wanneer je beschikt over een landschapskundig onder zoek. Voor zo'n onderzoek heeft de heer De Wilde ge pleit. In theorie ben ik het helemaal eens met de visie van de heer De Wilde. Het zou prettig zijn wanneer wij zouden beschikken over een landschapskundig onder zoek en dan voor mijn part niet alleen voor Eemland, maar voor geheel Nederland. Wij zitten in een erg mooi gebied en ik vrees dan ook zeer dat er uitermate weinig in het Eemlandgebied kan worden gebouwd, wanneer wij zouden moeten afgaan op de resultaten van een landschapskundig onderzoek. Ook over de waardering van het gebied voor de geplande Amersfoortse uitbrei ding kan verschillend worden gedacht. Bij Leusden, Eemnes, Bunschoten en Soest zullen gebieden worden aangewend die je, wanneer je ze zuiver uit landschaps kundig oogpunt zou beoordelen, niet meer voor de wo ningbouw zou gebruiken. Ik geloof overigens niet, dat wij nog aan landschapskundig onderzoek toekomen, want zo'n onderzoek valt niet mee. Ik heb ook begre pen, dat niet iedereen staat te trappelen om medewer king te verlenen bij een landschapskundig onderzoek. Ik wijs in dit verband op de ervaringen van het ogenblik in Hoogland. Ik vrees dan ook dat het erg moeilijk zal zijn om tot zo'n landschapskundig onderzoek te komen. De heer VAN POPPELEN: Dat is milieukartering. De VOORZITTER: Jawel, maar dat komt wel die rich ting uit. Je bent, wanneer je aan milieukartering begint, aan een stuk landschapskundig onderzoek bezig. De heer VAN POPPELEN: Ik meen dat op het ogenblik aan landschapskundig onderzoek vrij veel wordt gedaan in het kader van ruilverkavelingen die op komst zijn. Daarbij worden onder meer de natuurgebieden vastge legd. De VOORZITTER: Dat zijn natuurlijk stukken. De ruil verkaveling gaat hier nog een jaar of vijf duren en in die tussentijd zullen wij weer een heleboel hebben moeten doen. In die tussentijd gebeurt er dan ook weer een hele boel in Eemland. De heer DE WILDE: Ik wil een concreet voorbeeld noe men. Ik heb de kaart voor mij en op die kaart is in kleur aangegeven welke uitbreidingsmogelijkheden er zijn. Ik wil bij het Amersfoortse gebied blijven. In geel staat waar achtig voor de periode 1980-1990 aangegeven een uit breiding van het stedelijk gebied in de polder Zeldert. Aan de noordkant van Amersfoort (Hooglanderveen) is geen uitbreiding gepland. Ik acht het een gelukkige om standigheid, dat die 10.000 woningen zullen worden ge bouwd tussen de spoorlijn, rijksweg 1 en de weg naar Bunschoten. Ik vrees echter dat de keuze té intuïtief wordt gemaakt en dat de keuze te weinig is gebaseerd op onderzoek naar de landschappelijke waarden. Ik zou graag zien, dat het beleid wordt onderbouwd. Er staan meer van dergelijke uitbreidingen op deze kaart. Bij iedere gemeente kun je eigenlijk zeggen dat er keuzemo gelijkheden zijn. Ik wil een zo gefundeerd mogelijke keu ze doen en dat is onder andere mogelijk, wanneer wij kunnen beschikken over een landschapskundig onder zoek. De VOORZITTER: Ik begrijp het. Dames en heren. Ik kom nog even terug op de beide eerste amendementen van de heer Goote. Ik heb reeds gezegd, dat ik vind dat wij ons iets genuanceerder moe ten uitdrukken. De heer Visser, die eveneens meent dat het minimum model veel te hoge getallen vermeldt, zij erop gewezen, dat het de bedoeling is dat de cijfers nog eens worden herzien en dat men waarschijnlijk zal terugkomen op de gedifferentieerde aanpak van gemeente tot gemeente. Ik meen dat de brief van de werkgroep leefmilieu Soest na de discussie van vanavond heel gemakkelijk kan wor den beantwoord. Wij zullen straks wel afspreken of wij die brief de volgende keer in de raad zullen behandelen. De heer Visser heeft erop gewezen dat blijkens het ge stelde op pagina 10 van hoofdstuk IV voor Soest het ac cent valt op de factor Eb (uitgangspunten nationaal en provinciaal beleid; ondersteuning concentratie in grote kernen). In dit verband wil ik tevens ingaan op de op merking die de heer De Wilde heeft gemaakt over de ge bundelde deconcentratie. Ongeveer vijfjaar geleden heb ik inderdaad opgemerkt, dat ik zo langzamerhand niet meer wist wat ik onder gebundelde deconcentratie moest verstaan. Jaren geleden is vele malen de kreet geuit, dat wij met ons allen op weg zijn naar de gebundelde decon centratie. Geconstateerd moet echter worden, dat er al leen suburbanisatie heeft plaats gevonden en geen gebun delde deconcentratie. De gebundelde deconcentratie is door de rijksoverheid ook in de Tweede nota over de ruimtelijke ordening in Nederland beleden, maar daar voor is geen instrumentarium tot stand gekomen. Pratend over gebundelde deconcentratie in Eemland kan worden vastgesteld, dat Amersfoort de hoofdkern is. Eerlijk gezegd zie ik ook voor ons een klein stukje gebun delde deconcentratie. Regionaal denkend meen ik dat de periferie meer vrij moet worden gehouden dan Soest en Baarn (voor zover Baarn nog een uitbreiding kan dragen, want deze gemeente is bijna helemaal vol). Ik meen dat Eemnes en Bunschoten niet ernstig moeten worden aan getast. Wanneer wij in Eemland een aantal mensen moe ten „opbergen" zie ik in het kader van de gebundelde de concentratie en regionaal gesproken nog een taakje voor Soest, indien Amersfoort niet alles kan opvangen. Ik 34

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 35