„Ik geloof dat wij er in dit geval niet onderuit kun
nen vast te stellen, dat de hele ellende in verband kan
worden gebracht met het persoonlijk fatsoen van de
directie van Lindner".
Ik wil ook aanhalen dat ik bij die gelegenheid heb
gezegd dat wij beslist geen bestrijders van de industrie
zijn.
Bij nader inzien zijn wij van oordeel dat wij in dit ge
val niet voldoen aan de doelstellingen die wij ons in
eerste instantie hebben gesteld. Die doelstellingen
waren: een betere communicatie; het verkrijgen van
een keihard plan van het betrokken bedrijf. Het
laatste is in de betrokken raadsvergadering door wet
houder Hoekstra toegezegd. Op 28 maart zou de in
spectie voor de volksgezondheid en milieuhygiëne be
kijken welke oplossing de beste is.
Helaas hebben wij moeten vernemen dat zelfs eergis
teren nog het bedrijf afschuwelijk heeft gestonken.
Voor de raadsvergadering kreeg ik van een van de in
het begin van de vergadering aanwezige schoolkinde
ren het volgende briefje:
„Soestdijk geen stankwijk.
Hoe kan het dat Lindner de gemeenteraad al jaren
lang aan het lijntje houdt over de vergunning van de
hinderwet over stankoverlast. Ik ben het met Mevr.
Rademaker eens dat Soestdijk stinkt. Wij komen van
Soest-Zuid en daar stinkt het niet, wel op Soestdijk.
Het begint al op het eind van de Beukenlaan. Komt u
uzelf overtuigen!"
Bij nader inzien geloof ik dat het op dit moment niet
het tijdstip is om het onderhavige bedrijf ontheffing
van de Zoneverordening Hinderwet te verlenen.
Er komt nog een element bij, dat ik niet kan over
zien: de verbinding van het hoofdbedrijf met de on
derhavige opslagplaats. De heer Visser heeft naar vo
ren gebracht dat je geen deel-hinderwetvergunning
kan verlenen. Dat doen wij hier ook niet. In dit geval
gaat het om een ontheffing Zoneverordening Hinder
wet. Dat is heel iets anders. Wel gaat het hier om een
bedrijf dat acrylaatlakken en pvc-compounds verwerkt.
Ben ik goed ingelicht, dan staat in de lopende hinder
wetvergunning voor het hoofdbedrijf niet dat er pvc-
compounds alleen opgeslagen blijven dan wel de bo
dem in verdwijnen. Het zal toch de bedoeling zijn dat
deze stoffen de fabriek ingaan. Wanneer in de hin
derwetvergunning voor de fabriek niet staat dat met
deze stoffen gewerkt mag worden, wordt een en an
der een toch wel wat merkwaardige aangelegenheid.
Enerzijds menen wij met het ophouden van de onder
havige ontheffing een wat oneigenlijk gebruik te ma
ken van onze bevoegdheden. Aan de andere kant me
nen wij ons met de milieugroep te moeten conforme
ren en die the benefit of tne doubt te moeten geven,
nu de firma Lindner er tot op heden niet in is geslaagd
om het vertrouwen - dat de betrokken wijk terecht in
haar heeft verloren; blijkens het dossier is het daar
één brok ellende - terug te winnen door aannemelijk
te maken dat ze iets doet om de stank te verminderen.
De aangebrachte elektrostatische filter schijnt wel
rook, maar geen stank tegen te houden. De oorspron
kelijke opzet waarmede de mensen zoet werden ge
houden, is dus kennelijk niet verwezenlijkt. Resume
rend: wij zijn op dit moment tegen het verlenen van
de voorgestelde ontheffing.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! In maart
zijn wij akkoord gegaan met aanhouding van het on
derhavige voorstel. Wij hebben ook alle begrip voor
hetgeen de bewoners van Soestdijk beweegt. De
klachten, met name wat de stank betreft, zijn reëel.
Ook uit het ter inzage gelegde rapport van de gemeen
te blijkt overduidelijk, dat de klachten van de omwo
nenden volstrekt reëel zijn.
Toch geloof ik dat wij voor de goede gang van zaken
enkele dingen uit elkaar moeten houden, hoe moeilijk
dat ook is. Het gaat hier niet om het verlenen van een
vergunning, zoals de heer Visser meen8e te moeten op
merken. Dat is volstrekt niet aan de orde. Aan de orde
is een ontheffing Zoneverordening Hinderwet. Dat is
een planologische maatregel. Die maatregel houdt
verband met het feit dat in de Zoneverordening Hin
derwet het onderhavige gebied niet als industriege
bied is aangeduid. Onze fractie is van mening dat het
eigenlijk een misbruik van bevoegdheden zou zijn en
mogelijkerwijs zou kunnen worden aangemerkt als
onbehoorlijk bestuur, wanneer wij de verlening van
de ontheffing Zoneverordening Hinderwet nog verder
zouden ophouden. Vandaar dat wij niet tegen het
voorstel zijn.
Wel ontvangen wij gaarne een uiteenzetting met be
trekking tot de vraag hoe het nu met de kwestie van
de hinderwetvergunningen zit. Er lopen momenteel
twee hinderwetaanvragen: één met betrekking tot
het perceel Dorresteinweg 71 en één met betrekking
tot het perceel Koningsweg 20. Wij vragen ons af of
deze zaken niet bij elkaar genomen dienen te wor
den.
De gang van zaken met betrekking tot Koningsweg 20
achten wij toch wel erg verontrustend. Wij zijn terza
ke geruime tijd aan het lijntje gehouden via de kwes
tie van het aanbrengen van elektrostatische filters.
Daarover is vorig jaar november reeds in de raad ge
sproken. Toen werd naar voren gebracht dat die fil
ters de oplossing zouden brengen. Ik heb uit de stuk
ken begrepen dat deze filters van alles tegenhouden,
maar dat de stankoverlast - waarom het toch gaat -
daardoor niet wordt opgelost.
Wat betreft de voortgang van de kwestie van de hin
derwetvergunningen zou ik graag weten hoe het komt
dat een en ander zo lang duurt. Wat doet het college
om versnelling in de procedure te brengen? Nu de
proef met de filters niet voldoende resultaat heeft op
geleverd, verneem ik graag wat men thans gaat doen
op het punt van de in het kader van de Hinderwet te
stellen voorwaarden.
De heer BLAAUW: Mevrouw de voorzitter! In wezen
zijn wij wel bereid met het collegevoorstel mee te
gaan. Anderzijds zijn wij een beetje bang met betrek
king tot alle zaken die in de hinderwetvergunning
moeten worden geregeld. Tijdens de hoorzitting - die
ikzelf heb bijgewoond - kwam de firma Lindner nl.
niet zo erg positief naar voren (zacht gezegd). Hetgeen
deze firma min of meer belooft en toezegt, blijkt toch
niet helemaal bewaarheid te worden.
Hedenmiddag heeft ons nog een open brief bereikt.
Daarin wordt gesproken over pvc-zaken en uitspraken
van de Kroon waarbij geen deelvergunningen werden
verleend.
Op grond van een en ander zouden wij willen voor
stellen - tenzij u ons alsnog kunt overtuigen - de zaak
toch nog eens aan te houden.
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik constateer
dat wij formeel praten over een ontheffing Zoneveror-
316