taaieffect zou zijn. Het staafdiagram heeft de heer
De Wilde toen onder andere ook aanleiding gegeven
om in te stemmen met de extr a belastingverhoging
van 5%. Het ontwikkelingsplan dient mijns inziens
een plan op langere termijn te zijn dan vier jaar, maar
wij zouden er inderdaad uit kunnen lichten een perio
de van vier jaar, en daarbij dan aangeven wat in die
vier jaar zou kunnen worden verwezenlijkt, aan de
hand van het ontwikkelingsplan Ook daarbij zou er
dan sprake moeten zijn van een voortschrijdend vier
jarenplan; dan wordt het beste inzicht verkregen.
Op zichzelf ben ik het dus wel eens met de opmer
kingen van de heer De Wilde op dit punt en ik wil
graag proberen hieraan bij een volgende begroting
eventueel tegemoet te komen
Het antwoord op vraag 2,14 heeft de heer De Wilde
teleurstellend genoemd. Toch heeft het college deze
vraag zeer serieus opgevat Reeds lang bestaat ook in
het college het voornemen om deze zaken eens op een
rijtje te zetten. De reeds vastgestelde en nog in studie
zijnde subsidieregelingen noodzaken daar ook gewoon
toe, terwijl ook het welzijnsplan hierbij te zijner tijd
betrokken zal moeten worden. Ook daarin zal moe
ten worden aangegeven, hoe de koek zal moeten wor
den verdeeld. Daarom stel ik mij voor - ik heb dit nog
niet in het college besproken, maar heb hierover al
wel van gedachten gewisseld met de afdeling finan
ciën - om een werkgroep te vormen, waarin vertegen
woordigd zijn een aantal disciplines van de verschil
lende takken van dienst. Deze werkgroep kan dan de
zaak onder de loep nemen en een inventarisatie ma
ken, op grond waarvan kan worden gekomen tot een
beter inzicht in alle subsidieregelingen. Dit zal in ieder
geval mijns inziens wel een brede opzet vergen.
In antwoord op de vraag van de heer De Wilde, of de
uitgaven wel voldoende worden beheerst, moet ik zeg
gen dat dit naar mijn mening wél het geval is. De
voorliggende begroting is opgesteld op grond van de
toen beschikbare gegevens en toen bleek een belasting
verhoging noodzakelijk, aanvankelijk zelfs meer dan
nu wordt voorgesteld. Wij hebben ons toen beraden op
het dekkingsplan voor 1978 en daarbij toen ook de
overschotten van voorgaande jaren betrokken. Het is
echter helemaal niet zeke- dat deze overschotten ook
in de toekomst blijven bestaan. Uit de analyse van de
rekening over 1975 die de leden nu thuis hebben ge
kregen, blijkt ook duidelijk hoe het overschot over
1975 is opgebouwd uit een aantal zaken die buiten
de gemeente om op ons zijn afgekomen én uit mee
vallers, in de ruime zin van het woord. Met het oog
hierop hebben wij het aanvankelijk begrote tekort
niet helemaal willen putten uit de saldireserves, ook
al gezien de grote investeringen die in de toekomst
zullen moeten worden gedaan. Ik herinner in dit ver
band nog aan een uitspraak van de heer De Wilde, dat
een begroting rijp moet worden gemaakt voor de toe
komst. Welnu, ik meen dat de begroting langzamerhand
aardig rijp begint te worden, in die zin.
De heer DE WILDE: Ik begrijp dat uit de post onvoor
ziene uitgaven de kapitaalslasten moeten worden ge
dekt.
De VOORZITTER: Onder andere
De heer DE WILDE: Ja, inderdaad. Het voorstel tot
wijziging (de eerste wijziging) van de begroting voor
1978 geeft een aantal kredieten aan, met de afschrij-
vings- en rentelasten, en geeft daarna aan dat hierdoor
van de post onvoorziene uitgaven f. 370,552,- zal
worden gebruikt Daardoor zal nog een bedrag reste
ren van f. 202.450,-. Voor hoeveel miljoen gulden
aan kapitaalswerken kan dit bedrag van f 202,450,-
nu nog worden gebruikt? Waar zijn de kapitaalswer
ken genoemd die zijn voorgenomen en die een af-
schrijvings- en rentelast zullen opleveren die moet
worden gedekt uit dat bedrag van f. 202,450,-?
Wethouder EBBERS: Ik verwijs daarvoor naar blad
zijde 187 van de algemene dienst, waar de post on
voorziene uitgaven nader is toegelicht, Daar is een ra
ming opgenomen voor kapitaallasten van diverse in
vesteringen van f. 300.000,-, waarvan reeds
f. 45,280,- in de begroting is opgenomen. Daaraan
ligt geen nadere planning ten grondslag. Dit bedrag
van f. 300.000,- plannen wij jaarlijks voor kapitaal-
lasten.
De heer DE WILDE: Ja, daarop heb ik ook precies
gedoeld met mijn opmerkingen over het vierjarig in
vesteringsplan, In het eerste jaar zal ik dan graag zien
welke voorgenomen kapitaalswerken uit dat investe
ringsplan corresponderen met deze post voor kapi
taallasten van diverse instellingen, opgenomen in de
post onvoorziene uitgaven. Het moet dus niet zo zijn
dat in de loop van 1978 allerlei kapitaalswerken bij
verrassing over ons heen komen.
Wethouder EBBERS: Ja, dit is dus nu nog niet opge
nomen in de begroting, maar het is duidelijk wat u
bedoelt Overigens zullen wij ook dan nog moeten
werken met geschatte cijfers, gebaseerd op ervarin
gen uit het verleden. Op grond van die ervaringen
nemen wij nu ook ieder jaar ongeveer f, 300.000,-
op aan kapitaallasten voor diverse investeringen.
De VOORZITTER: Het behoeven natuurlijk niet al
leen kapitaalswerken te zijn. Het kan ook gebruikt
moeten worden voor bijvoorbeeld een personeelsuit
breiding die niet is voorzien,
De heer DE WILDE: Daarom pleit ik ook voor een
aparte post kapitaallasten in de begroting, aan de
hand van het investeringsplan. Een investeringsplan
heeft mede tot doel aan te geven welke investeringen
men voornemens is in een bepaald jaar te doen en
welke lasten de gewone dienst kan dragen, lasten dus
die voortvloeien uit die investeringen. Dat verband zal
meer in de begroting tot uitdrukking moeten worden
gebracht.
Wethouder EBBERS: Ja, daar willen wij graag aan
werken,
Mevrouw de voorzitter! Ik heb tenslotte van de heer
Visser begrepen dat hij de 5% extra belastingverho
ging toch niet zal accepteren, dus het lijkt mij niet no
dig om daarop nog nader in te gaan.
De heer VISSER: Ik heb nog wel een vraag gesteld
waarop u nog niet bent ingegaan, nl. om vooral aan
de bevolking duidelijk te maken hoe het zit met de
overschotten die ieder jaar weer optreden en die be
lastingverhoging.
Wethouder EBBERS: Ik ben bereid om dit nog eens
te bekijken en na te gaan op welke manier hieraan in
„Op 't Hoogt" nog aandacht kan worden gegeven.
De VOORZITTER: Dames en heren! Mevrouw Kort-
huis heeft geconstateerd dat wij zowel in het persoon
lijke als in het zakelijke vlak in 1977 de nodige moei
lijkheden hebben gekend, waarbij zij het overlijden van
de heer Botreman op 1 januari 1977 heeft gememo
reerd. Wij hebben nog altijd dierbare herinneringen aan
de heer Borreman die veel te jong is gestorven.
333