gevraagd. Mijn fractie stemt dan ook in met het standpunt van de commissie voor de beroepschriften. De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Een inter ne verbouwing (zonder dat buiten veranderingen zichtbaar zouden zijn) is zonder meer mogelijk en dan maakt het ons niets uit of er sprake is van win kel-kantoor of winkel. Er is nu sprake van een winkel en als zodanig kan die bestemming worden gehand haafd. Er zal echter een ingrijpende verbouwing plaats vinden, waardoor het pand te allen tijde winkel zal moeten blijven. Alleen door een nieuwe verbou wing zal het pand later kunnen worden verbouwd tot woonhuis. Daardoor ligt de zaak toch wat anders. Na kennisneming van alle stukken menen wij toch, dat er kan worden gesproken van een winkel. Wij kunnen de heer Brandsma geen kwade wil in de schoenen schuiven (dat wil ook niemand). Wij menen dat wij de heer Brandsma in dit duidelijke twijfelgeval de verbouwing moeten toestaan. Zoals gezegd kan een interne verbouwing onzes in ziens geen problemen opleveren. Alleen de externe wijzigingen kunnen problemen opleveren, maar in on ze ogen heeft het pand een winkelbestemming. Daar om vinden wij dat de heer Brandsma een bouwvergun ning moet worden verleend. De VOORZITTER: Dames en heren! De heer Olden- boom wilde eigenlijk een beetje bemiddelen en hij vroeg het college heel concreet of het meent, dat de bouwvergunning eigenlijk zou moeten worden ver leend. Die vraag beantwoordt het college niet zo maar met ja. Het college vindt dat de raad zich, wan neer wordt besloten de bouwvergunning alsnog te verlenen, op een bijzonder hellend vlak begeeft. De heer De Wilde heeft gezegd ervan uit te gaan, dat in het pand in 1972 een winkel-kantoor is gevestigd en hij meent dat de afwijking niet wordt vergroot, wan neer het gehele pand nu winkel wordt. Enkele spre kers hebben bovendien opgemerkt, dat er waarschijn lijk niets zou gebeuren, wanneer de heer Brandsma al leen tot een interne verbouwing zou willen overgaan. Met die mening begeeft men zich naar onze mening nu juist op een hellend vlak, want die opvatting zou er - extreem gesteld - toe kunnen leiden dat van één of ander pand (zonder dat er aan de buitenkant iets wordt veranderd) best een fabriekje kan worden ge maakt. Op die wijze zou de bestemming van het pand duidelijk kunnen worden veranderd. Naar de mening van de raad zal er dan pas kunnen worden in gegrepen wanneer de buren gaan klagen. Het college daarentegen meent te moeten kunnen optreden (ik zeg niet dat er altijd meteen moet worden opgetre den), wanneer een pand wordt gebruikt in strijd met de bestemming. Aan dat standpunt wil het college duidelijk vasthouden om nooit te hoeven uitglijden. Ongetwijfeld zullen wij, wanneer wij alle woonhuizen en garages in Soest gaan bekijken, echt wel panden tegenkomen waarvan het gebruik niet in overeen stemming is met de bestemming. Daarover zullen wij het allemaal wel eens zijn, maar wij moeten er niet van uitgaan dat dat gewoon is, Wij moeten natuurlijk niet vergeten dat het de be doeling is dat het pand aan de buitenkant helemaal wordt verbouwd. Op het ogenblik heeft het pand meer een woonhuis-aanzien dan een winkel-aanzien, maar het is de bedoeling dat het pand wordt voor zien van een duidelijke winkelpui, Je kunt en mag dan ook niet veronderstellen dat het pand de eerste vijftig jaar ooit weer een woonhuis wordt met een pui die erop duidt dat er sprake is van een woonhuis. Met het oog op de beide vorengestelde onzes inziens heel belangrijke argumenten willen wij vasthouden aan de weigering om een bouwvergunning te verlenen. Bij verlening van de gevraagde bouwvergunning zul len er onzes inziens ook anderen (verkerend in onge veer gelijke omstandigheden) kunnen zijn die de ver lening van de nu gevraagde bouwvergunning als voor beeld zullen willen hanteren. Het college is er door de uit de raad aangevoerde ar gumenten niet van overtuigd dat het een goede zaak is om de gevraagde bouwvergunning te verlenen. Ik hoop dat de raad het college niet verkeerd begrijpt; wij trachten altijd voor de burger zoveel mogelijk voor elkaar te krijgen. Wij zijn natuurlijk heel dikwijls de kwade pier, omdat wij ons formeel moeten houden aan de voorschriften. In dit geval menen wij dat de af wijkingen van een zodanige aard zullen zijn, dat het niet verantwoord is de bouwvergunning te verlenen. De heer MENNE: Mevrouw de voorzitter! Het colle ge heeft juridische argumenten naar voren gebracht en ik heb namens de commissie voor de beroepschrif ten eveneens juridische argumenten aangevoerd. Nu moeten raad en college weten dat ik word geadvi seerd door Nederlands beste jurist. (Men heeft mij althans gezegd, dat mijn adviseur dat is). U, mevrouw de voorzitter, bent echter ook jurist en u bent ook heel capabel. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Wie is de beste jurist van Nederland? De heer MENNE: Dat wil ik u nog wel eens een an dere keer vertellen. De VOORZITTER: Dat is inderdaad niet iets voor de raadsvergadering. De heer MENNE: Mevrouw de voorzitter. U meent dat honoreren van deze aanvraag als ingang zou kun nen dienen voor vele andere winkels waarvan de eigenaars dan hetzelfde willen doen. De commissie voor de beroepschriften is op dat punt heel slim ge weest, want zij heeft én/én gezegd. De commissie zegt nl. dat de vergunning moet worden verleend met het oog op de combinatie van de goede trouw, het gestel de op bladzijde 3 van het formulier (dat is zeer uniek) en de andere argumenten. Gesteld is dat het huidige aanzien van het pand meer woonhuis is dan winkel. De VOORZITTER: Enigszins. De heer MENNE: Enigszins meer woonhuis dan win kel. Dan bent u zeker met een helikopter boven dat pand gaan zweven, want het pand is hel verlicht en vertoont het aanzien van een echte winkel. De men sen doen echt hun best om de concurrentie bij te blij ven en er wordt bijvoorbeeld gewerkt met reclame borden. Het is een heel goede winkel en het pand is zeer bekend als winkel en niet als woonhuis. Ik ge loof niet dat iemand nog vermoedt dat er iemand in dat pand woont. U hebt, mevrouw de voorzitter, onder meer gezegd, dat het college vaak de kwade pier is. Dat geldt ook voor de commissie voor de beroepschriften, maar deze zaak is ons opgevallen door het nette karakter ervan. De man heeft eerst een aanvraag gedaan, ter wijl hij al eerder had gezegd, dat een deel van het pand in gebruik is als kantoor. Een dergelijke gang van

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 489