mg
rief-
in
wel
ce-
isen
Jan
t.
:n die
n de
ven;
in-
mejuffrouw Burgerman. Sommigen meenden dat de
brief op de raadsagenda moest worden gezet met als
wijze van afdoening het voorstel om de brief voor
kennisgeving aan te nemen. De meerderheid van de
commissie meende echter dat de brief op summiere
wijze moest worden beantwoord. Er behoefde geen
uitgebreid antwoord te worden gegeven, want alle ge
stelde vragen zijn reeds verschillende malen aan de or
de geweest.
Ik betreurde de inhoud van het verslag van de verga
dering van 14 februari jl. ten zeerste. Nog erger be
treur ik het, dat voor de commissie ruimtelijke orde
ning de pas is afgesneden om voor de tweede keer een
gesprek met de omwonenden te hebben. Ik vraag mij
dan ook af wat mevrouw Stevens en mejuffrouw
Burgerman bezielt. Ik heb mij wel eens afgevraagd
waarvoor zij bang zijn.
Met de heer Lange meen ik dat aan deze zaak een
einde moet komen. Uit de brief van mevrouw Loeven
blijkt wel, dat er tegenstellingen bestaan tussen de
omwonenden. Zij dienen te bedenken dat, wanneer
het gemeentebestuur overeenkomstig het bestem
mingsplan uitvoering had gegeven aan de plannen
voor de omgeving van de Insp. Schreuderlaan en de
Ir. Menkolaan, het er niet mooi had uitgezien voor
de buurt. Regelmatig is de raad echter bereid ge
weest om veranderingen aan te brengen, waardoor
het Slangenbosje behouden kan blijven.
Het is nu langzamerhand tijd geworden dat wij door
gaan. Persoonlijk voel ik er weinig voor om de hele
zaak nog eens een maand uit te stellen, want ook de
andere belanghebbenden dienen zo langzamerhand te
weten waaraan zij toe zijn.
Ik heb er geen bezwaar tegen wanneer de amende
menten van de heer De Wilde eerst worden besproken
in de commissie ruimtelijke ordening. Het verdient
echter aanbeveling, dat de raad ermede akkoord gaat
dat de commissie ruimtelijke ordening de definitieve
tekst van het antwoord samenstelt.
De VOORZITTER: Het college kan zich heel goed
vinden in de suggestie van de heer Van Poppelen om
de commissie ruimtelijke ordening te machtigen in
een openbare vergadering de amendementen-De Wilde
te behandelen en de definitieve tekst van het antwoord
vast te stellen, waarna dat antwoord kan uitgaan.
De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Ik verlies
de draad misschien een beetje snel uit het oog, maar
ik snap nu niet meer wat de beantwoording van de
brief heeft te maken met een eventuele artikel 19-
aanvraag. Het college kan die aanvraag indienen. U
zegt heel democratisch, dat het college daarbij graag
wordt geadviseerd door de raad. De meerderheid van
de commissie ruimtelijke ordening heeft reeds een
gunstig advies gegeven. Wordt het - los van de beant
woording van de brief van mevrouw Stevens en me
juffrouw Burgerman - nu niet langzamerhand tijd dat
wij in deze vergadering besluiten het college te advise
ren een artikel 19-procedure te starten, wanneer een
aanvraag daartoe wordt ingediend?
De heer DE WILDE: Niet los van de beantwoording
van die brief.
De heer LANGE: Daarom ben ik begonnen met mij
af te vragen wat voor relatie er nog is tussen het be
antwoorden van die brief en het starten van een arti
kel 19-procedure.
De heer DE WILDE: Om dat te weten zoudt u mijn
amendementen moeten kennen. Daarin probeer ik
uitdrukkelijk een schets te geven van de tegengestel
de belangen die er aan de orde zijn. Ik ben echter
zelf degene geweest die heeft gesuggereerd die amen
dementen in de commissie ruimtelijke ordening te
behandelen. Ik neem aan dat er binnenkort een verga
dering van de commissie ruimtelijke ordening plaats
vindt.
De VOORZITTER: Dinsdag over een week vindt er
een vergadering van de commissie ruimtelijke orde
ning plaats. Overigens kan ik mij de vraag van de heer
Lange goed indenken, want de meerderheid van de
commissie ruimtelijke ordening heeft het college ge
adviseerd om, wanneer er een artikel 19-aanvraag
wordt ingediend, de procedure te starten. De heer De
Wilde heeft toen gesteld dat het toch verschrikkelijk
plezierig zou zijn, wanneer er een soort compromis
met de omwonenden zou kunnen worden tot stand
gebracht. Unaniem heeft de commissie daarop be
sloten om nog eens te gaan praten met de omwonen
den. Ik heb gezegd dat wij nog alle tijd hebben om
met de omwonenden te gaan praten, omdat er hele
maal nog geen sprake was van een artikel 19-aanvraag.
Zo'n aanvraag is er nu ook nog niet, want voor zover
mij bekend is er nog geen enkel bouwplan binnen.
Dat betekent dat wij nog tijd hebben om een brief
samen te stellen, waarin de hele problematiek wordt
uiteengezet. Het is dan ook niet bezwaarlijk om de
vaststelling van de definitieve tekst te doen plaats
vinden in de commissie ruimtelijke ordening. Het tijd
verhes is niet bezwaarlijk.
De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Ik wil
daarmede wel instemmen, want het verzenden van het
antwoord is niet urgent op het ogenblik. Langzamer
hand ben ik ook erg benieuwd geworden naar de
amendementen van de heer De Wilde.
Duidelijk is in ieder geval dat de briefschrijvers geen
bebouwing wensen in het Slangenbosje.
De heer DE WILDE: Mijn amendementen tasten de
strekking van de brief van het college niet aan; ik' wil
alleen dat er hier en daar wat uitvoeriger op de zaak
wordt ingegaan.
In eerste instantie heb ik nog gezegd dat ik mijn defi
nitieve advies pas wil geven nadat gedeputeerde staten
hebben geantwoord op vragen van een statenlid over
deze aangelegenheid. Ik ben de overtuiging toegedaan,
dat het mogelijk moet zijn om een afweging te krijgen
van de belangen van de instandhouding van het Slan
genbosje plus open gebied en de bungalows. Wanneer
het antwoord van gedeputeerde staten daarvoor een
onderstreping betekent, zal er voor mij geen sprake
meer zijn van een probleem.
De VOORZITTER: De heer Visser heeft al het ant
woord gehad op zijn eerste vraag, want de heer Van
Poppelen heeft erop gewezen, dat in de commissie
ruimtelijke ordening is afgesproken, dat het college
een antwoord zou voorbereiden en dat het concept-
antwoord vanavond in de raad zou komen.
De heer VISSER: Ik heb van u, mevrouw de voorzit
ter, helemaal geen antwoord gehad en ik kan u dus
moeilijk bedanken voor de uitvoerige manier waar
op u mij hebt geantwoord.
Er is nog één klein vraagje blijven liggen, nl. de vraag
waarom de voorgestelde wijze van afdoening bij punt
j afwijkt van de wijze van afdoening die met betrek
king tot andere brieven wordt voorgesteld. Andere
brieven worden altijd eerst om advies in handen ge
steld van het college.
49