eze neer de de wel handtekeningen Wanneet wij gaan inruilen kan dat inhouden, dat de ouders van Overhees hun kinde ren naar Soest-Zuid kunnen sturen. Wanneer het aantal dat in Overhees is geaccepteerd kan worden verplaatst naar Soest-Zuid, zal hetgeen in Overhees is geaccepteerd door hogerhand ook in Soest-Zuid acceptabel zijn. De kinderen zouden dan echter wel per bus moeten worden vervoerd. Tegen de Vereni ging voor Openbaar Onderwijs hebben wij gezegd dat zij 75 handtekeningen moeten hebben voor Soest- Zuid. Om wille van de eerlijkheid moeten wij dat dan ook aan de Van der Huchtschool vragen. Dit heb ik ook met het bestuur van de Van der Huchtschool be sproken. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Dat zie ik gewoon niet zitten, want de openbare school was opgeheven, ter wijl het bestuur van de Van der Huchtschool een claim voor een school heeft; wanneer dat bestuur die school - met wat voor kinderen dan ook - niet in Overhees wil, kan het bestuur die school in Soest- Zuid zetten. Wethouder PLOMP: Dat is een discussie die aan de orde komt tijdens de bespreking met al die schoolbe sturen. Wij hebben het nu over het aantal lokalen. Ik meen te hebben aangetoond dat wij, al gaat de Van der Huchtschool weg, toch die vier lokalen nodig zullen hebben per 1 augustus 1979. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Het zal wel aan mij liggen, maar de kinderen zullen, wanneer de Van der Huchtschool weggaat uit Overhees, meegaan naar Soest-Zuid of zij worden verdeeld over die andere scholen en dan ontstaan er vollere klassen. Dan zul len er minder lokalen zijn. Mevrouw GREEFHORST-VAN O VERDAM: Maar die kinderen gaan niet mee! Wethouder PLOMP: Neen, want daarna loopt Over hees verder vol en bovendien wordt er op dat mo ment een zesde klas toegevoegd. De materie is inge wikkeld, maar ik meen dat wij deze zaak in de onder wijscommissie tot in den treure hebben besproken. Nu gaan wij misschien wat te veel in details en in een discussie verzanden die ik nog met de verschillende schoolbesturen wil hebben over deze zaak. De VOORZITTER: Ik wil voorstellen deze algemene beschouwingen te sluiten. De heer VISSER: Neen, want hetgeen over die brief wisseling is gezegd is gewoon niet waar. De VOORZITTER: Ik meen dat hetgeen over die briefwisseling is gezegd heel duidelijk was. Wethouder PLOMP: De heer Visser twijfelt aan het geen ik heb gezegd. Wil hij aantonen wat niet juist was? De heer VISSER: Dat wil ik gaarne doen. Vorig jaar hoorde ik dat de Van der Huchtschool plannen had om naar Soest-Zuid te gaan. Ik heb de heer Bol ge beld en ik heb gevraagd hoe dat zat. Hij heeft mij een en ander uiteengezet. Hij heeft ook verteld dat hij, als gevolg van alle aarzelingen, inmiddels een brief aan de gemeente op stapel had staan waarin zou worden medegedeeld, dat het bestuur van de Van der Huchtschool van de plannen afzag. Daarop heb ik mijn verhaal in de onderwijscommissie uitgespro ken. Ik heb gevraagd of er vorig jaar een briefwisse ling was en of er een verzoek lag bij de gemeente Ik heb ook gezegd dat het bestuur van de Van der Huchtschool inmiddels een en ander niet meer zo zag zitten Wethouder Plomp heeft toen ontkend dat er een schriftelijk verzoek was van het bestuur van de Van der Huchtschool. Een dergelijk verzoek lag op 23 februari jl. ook niet in de leeskamer ter inza ge.Ook begin maart lag die brief niet ter inzage. Ik heb nooit een dergelijke brief gezien.De wethouder heeft het bestaan van een dergelijke brief ontkend,maar nu geeft hij toe,dat er wel een brief is. Die brief wil ik dan alsnog zien. Wethouder PLOMP: Het woord „toegeven" is een leuk woord, maar er is helemaal geen sprake van een kwestie van toegeven, maar wel van een kwestie van volwassen communicatie. Op het moment dat de heer Visser mij vroeg of er correspondentie was had hij een brief voor ogen die door het bestuur van de Van der Huchtschool aan de gemeente zou worden gestuurd en waarvan de heer Visser reeds op de hoogte was. Ik had die brief op dat moment nog niet. De heer VISSER: Dat was een andere brief. Wethouder PLOMP: Dan moet de heer Visser dat duidelijk zeggen, want De heer VISSER: Dat heb ik heel duidelijk gezegd. Iedere aanwezige heeft dat ook heel duidelijk begre pen, maar de wethouder heeft ontkend dat er een schriftelijk verzoek van vorig jaar van het bestuur van de Van der Huchtschool lag. De VOORZITTER: Ik stel nu voor om de discus sie over brieven te sluiten. Concreet is aan de orde de koop van maximaal vier noodlokalen. De heer DE WILDE: Ik heb begrepen dat de ruimte lijke ordeningskant nog aan de orde komt. Het idee van tien jaar trekt mij zeer aan, maar ik heb dat nog nooit meegemaakt. Dergelijke lokalen hebben altijd een levensduur van 20 tot 25 jaar. Uit een oogpunt van esthetische aankleding van een wijk vormen der gelijke noodlokalen een bederf. Ik wil er dan ook voor pleiten om deze lokalen te zetten op een plaats waar zij na tien jaar per se weg moeten, want anders komen wij van die lokalen niet meer af. De VOORZITTER: Dat lijkt mij een goed idee. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Ik gevoel nog de behoefte om in te gaan op het door wethou der Plomp in tweede instantie gehouden betoog. De wethouder suggereert dat mijn conclusie dat de be sluitvormingsvoorbereiding rammelt misschien is ge baseerd op het feit, dat ik niet aanwezig was tijdens de vergadering van de onderwijscommissie van 23 fe bruari jl. (Overigens was ik met kennisgeving afwe zig). Dat is apert niet waar. Ik wil niet herhalen wat ik reeds in tweede instantie heb gezegd, maar ik wil er toch nog eens op wijzen, dat er niet voldoende ge gevens aanwezig waren. In de commissie is gevraagd om meer gegevens over de kosten. Ik meen dat de raadsleden voldoende capabel zijn om zelf hoofdlij nen en details te onderscheiden; het college behoeft dat voor ons niet te doen. Ik meen dan ook dat het, wanneer in een commissie om bepaalde gegevens wordt gevraagd, niet meer dan redelijk is dat Wethouder PLOMP: Acht u het college dan niet ca pabel? De heer GOOTE: Dat heb ik daarmede uiteraard niet gezegd. De raad dient de beslissing te nemen. De raad heeft bepaalde informatie gevraagd (vergelijken de cijfers) en dan is het aan de raad te bepalen of het om een hoofd- of om een bijzaak gaat Wanneer het college terzake een toezegging doet, zal die toezeg ging moeten worden nagekomen of het college zal 61

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 62