r stand De heer VAN DEN BRAKEL: Dat zal dan wel weer een keer. Wethouder HOEKSTRA: U merkt ook in de kwartaal overzichten dat over het algemeen de kredieten van gemeentewerken niet zo gek overschreden worden. De heer VAN DEN BRAKEL: Nou, voortdurend met 100%. Maar laten we het daar maar niet verder over hebben. De VOORZITTER: Ik dacht dat u zich toch met het voorstel kunt verenigen. De heer DE WILDE: Voortaan beter doen, maar het is nu akkoord. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. 61 Voorstel tot het vaststellen van de Verordening, hou dende regelen omtrent de toepassing van de Woon- ruimtewet 1947, Stbl. H. 291. De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! Er zijn de laatste tijd stemmen opgegaan om aan de zo genaamde vijfvingertheorie een zesde vinger toe te voegen. De VOORZITTER: Waar zijn die stemmen opgegaan? De heer VAN AALST: Ik heb ze gelezen in de een of andere nota. Ik heb gezocht om ze terug te vinden De VOORZITTER: Ik heb het niet gezien. In Utrecht- Oost? De heer VAN AALST: Waarschijnlijk wel. Maar ook uit gesprekken met statenleden blijkt dat men toch vindt dat mensen die door hun geboorte een binding met een centrum hebben, ook wanneer zij niet kun nen voldoen aan de in de vijfvingertheorie gestelde eisen, er toch voor in aanmerking moeten kunnen ko men te worden ingeschreven als woningzoekende in de betrokken gemeente. Ook in Soest ken ik gevallen van mensen die hier niet konden worden ingeschre ven, omdat de man van buiten de gemeente kwam en aan geen van de in de vijfvingertheorie gestelde eisen kon voldoen, Het.rpeisje telde voor de inschrijving niet mee, terwijl zij 'nota bene hier geboren is en ook woonde. Ik zou het college willen vragen eens te wil len bekijken of de onderhavige verordening alsnog met deze zesde vinger kan worden aangevuld. Ik ben mij ervan bewust, dat dat meer woningzoekenden zal opleveren, maar het zullen er maar enkelen zijn, ter wijl er veel ergernis wordt weggenomen bij de men sen die zogenaamde rijksvoorkeurwoningen (wonin gen die door het rijk worden geclaimd voor speciale gevallen) aan hun neus voorbij zien gaan. Er is op dit moment geen haast met het voorstel van het college. Daarom wil ik juist voor die vergeten Soester groep een lans breken en ik mag aannemen dat u als vrouw en vice-voorzitter van het comité Jaar van de Vrouw deze suggestie van harte zult ondersteunen. De VOORZITTER: Dat is al honderd jaar geleden opgeheven. De heer VAN AALSTVerder vind ik nog dat er voor alleenstaanden weinig mogelijkheden zijn om voor woonruimte in aanmerking te komen, behoudens de zogenaamde eenkamerflats. De VOORZITTER: Dames en heren! Ik heb nergens iets gelezen over een zesde vinger van de vijfvinger theorie. Ik heb begrepen dat de heer Van Aalst een pleidooi heeft gehouden, blijkbaar speciaal voor een vrouw, maar het zou ook kunnen gelden voor een man, die in Soest vroeger heeft gewoond, Mevrouw KORTHUIS-ELION: Bij de ouders woont. De VOORZITTER: toen eruit is gegaan en nu wil terugkomen. De heer VAN AALST: Neen. Desnoods een meisje dat nog bij haar ouders woont en gewoon in Soest wil blijven wonen en een man heeft die van buiten onze gemeente komt en hier niet economisch gebonden is. De VOORZITTER: In artikel 9 van de concept-veror dening staat dat moeten worden ingeschreven: „alleen staanden, dat wil zeggen niet-gehuwden en niet-sa- menlevenden tussen 18 en 65 jaar". Ik dacht dat wan neer je hier als alleenstaande woonruimte hebt ver overd, niemand je zou verbieden om je echtgenoot of je samenlevingsverband man bij je te nemen. Ik be grijp de moeilijkheid eigenlijk niet. De heer VAN AALST: Een alleenstaande komt niet in aanmerking voor een tweekamerwoning, mevrouw de voorzitter. De VOORZITTER: Waar staat dat? Dat staat ner gens. De heer VAN AALST: In artikel 13, lid 2.c. Mevrouw ORANJE-ENTINK: Ja, daar staat: „flat met één slaapkamer". De VOORZITTER: Ja, maar dat is geen eenkamer woning. In een flat met één slaapkamer kun je je partner ontvangen. Ik begrijp eerlijk gezegd het pro bleem niet. Je begint als alleenstaande met een flat met één slaapkamer. In artikel 13 staat ook: „flat met twee slaapkamers: alleenstaande, samenle vingsverband van twee personen". Welnu, dan schuif je door. Ik begrijp het probleem echt niet. De heer VAN DEN BRAKEL: Het is er ook niet. Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Me vrouw de voorzitter! Ik meen dat volgens de ont- werp-verordening een vrouw als kostwinster kan worden aangemerkt en dat zij dan op haar naam een vestigingsvergunning kan vragen. De VOORZITTER: Ja, je kunt aanwijzen wie de kostwinner of kostwinster is, maar dat bedoelt de heer Van Aalst niet. De heer Van Aalst gaat nog uit van de traditie van vroeger, met name van een meisje dat in Soest woont en kennis krijgt aan iemand van buiten de gemeente. Die twee kunnen hier dan niet direct als gezin ingeschreven worden. Maar het meisje kan van tevoren wel als alleenstaande worden ingeschreven en als ze kostwinster is kan het ook. Ik dacht dat zij haar partner altijd zou kunnen bin nensmokkelen. De heer VAN AALST: Dat is natuurlijk het punt. Waarom moet een meisje nu eerst op de een of an dere manier een woning op haar naam laten stellen als zij daarvoor in aanmerking komt? Op het mo ment waarop de man de woning op zijn naam wil hebben, zegt u onmiddellijk dat dat niet kan. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROO- NENBERG: Waarom zou die man de woning op zijn naam willen hebben? De VOORZITTER: Je kunt als alleenstaande altijd trachten woonruimte op je naam te krijgen. Ik heb echt het gevoel dat hier voor mannen exact hetzelf de geldt als voor vrouwen. Want je kunt precies het zelfde zeggen over een jongen die vroeger in Soest gewoond heeft. Ik begrijp echt het probleem niet. De heer VERHEUS: Mevrouw de voorzitter! For meel heeft de heer Van Aalst wel degelijk gelijk. 103

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 98