'P
nt
Vanzelfsprekend zal de commissie ad hoe haar bevin
dingen moeten bespreken met het college, ook al zijn
de meningen verschillend.
U hebt, mevrouw de voorzitter, de motie niet voorge
lezen en ik heb dat ook niet gedaan. Dat is een beetje
onheus ten opzichte van de aanwezigen op de publie
ke tribune. Ik heb de kern van de zaak uiteengezet,
maar ik geloof dat het toch beter is de motie voor te
lezen.
De VOORZITTER: De motie voorziet in een behande
ling door een commissie ad hoe die voorafgaat aan de
door het college voorgestelde wijze van afdoening.
De motie - ondertekend door de heren De Wilde, Van
den Brakel, mevrouw Van Gelder-Cornelissen en de
heer Goote - luidt:
„De Raad van de gemeente Soest,
gelezen de brief van 5 mei 1978 van de Coördinatie
groep Soe-STER-Plan, waarbij het Soe-STER-Plan aan
de raad wordt aangeboden,
van mening, dat aan de in het Soe-STER-Plan uiteen
gezette benadering van de Centrum-problematiek
door de raad meer dan bijzondere aandacht moet wor
den gegeven,
zich er van bewust, dat Burgemeester en Wethouders
in het kader van de behandeling van de bezwaarschrif
ten tegen het ontwerp-bestemmingsplan „Centrum"
deze bijzondere aandacht uiteraard, ook zullen geven
aan het Soe-STER-Plan,
van oordeel, dat het belang van de hier aan de orde
zijnde zaak rechtvaardigt, dat de Raad daarnaast aan
een commissie uit zijn midden vraagt hem rechtstreeks
te rapporteren over het Soe-STER-Plan,
besluit, met inachtneming van artikel 61 van de ge
meentewet, in het leven te roepen, een commissie ad
hoe, bestaande uit 9 leden uit zijn midden, van wie
aan te wijzen door de frakties van V.V.D. en C.D.A.,
ieder 3 leden, door de fraktie van de Partij van de Ar
beid 2 leden en door de fraktie van Progressief Soest 1
lid, waarbij de commissie uit haar midden een voorzit
ter aanwijst, verzoekt Burgemeester en Wethouders de
ambtelijke bijstand van deze commissie te regelen,
besluit het door de Coördinatiegroep Soe-STER-Plan
toegezonden Plan in handen te stellen van voornoem
de commissie ad hoe,
verklaart deze commissie bevoegd tot het inwinnen
van inlichtingen en het voeren van een gedachtenwis-
seling, zowel schriftelijk als mondeling, met de initia
tiefnemers van het Soe-STER-Plan,
verzoekt de commissie terstond met haar werkzaam
heden aan te vangen en aan de raad rapport uit te
brengen van haar bevindingen, op zodanig tijdstip,
dat past binnen het tijdschema van behandeling van
het ontwerp-bestemmingsplan Centrum,
en gaat over tot de orde van de dag."
De motie wordt zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
De heer VISSER: Ik ga eigenlijk niet akkoord met de
laatste zin van de motie waarin wordt gesproken over
„het tijdschema". Wanneer daarmede wordt bedoeld
het tijdschema dat voorziet in een behandeling van het
Centrumplan in augustus a.s., distantieer ik mij van die
laatste alinea. Het is mijns inziens nl. met mogelijk om
het Centrumplan in augustus a.s. te behandelen
Van de heer De Wilde zal ik gaarne vernemen of de
vergaderingen van de commissie ad hoe al dan niet
openbaar zijn.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! De heer
Visser wil naat ik meen straks door middel van een
interpellatie over dat tijdschema spreken en over dat
tijdschema spreken wij elkaar derhalve straks nog.
Wanneer ik spreek over „het tijdschema", dan gaat
het om het huidige tijdschema of over het te verande
ren tijdschema.
Zelf meen ik dat de vergaderingen van de commissie
ad hoe openbaar dienen te zijn, maar ik denk dat dat
een zaak is van de commissie. Mijn persoonlijke me
ning is ja, want hoe meer openbaarheid, hoe meer
openheid en hoe verstandiger. Ik vind echter dat de
commissie daarover zelf een beslissing dient te nemen.
Met betrekking tot het stuk wordt hierna besloten
overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burge
meester en wethouders is voorgesteld,
h. Brief d.d. 27 april 1978 van de heer J. Andriessen,
Soesterbergsestraat 33, alhier, inzake de plaatsing van
een versterkerkast van de C.A.I. voor zijn pand, met
het voorstel betrokkene overeenkomstig de ter inzage
gelegde ontwerp-brief te antwoorden.
De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! Ik wil
de betrokken wethouder een compliment maken voor
het feit dat de versterkerkast na het inzenden van een
simpel fotootje (dat overigens niet helemaal correct
was) inmiddels is verplaatst.
Ik vermoed dat zich in de toekomst meer van deze
problemen kunnen voordoen. Het verdient mijns in
ziens aanbeveling om met de adviseur te overleggen,
opdat zaken als de onderhavige vooraf met de bewo
ners worden besproken.
De heer VAN LOGTENSTEIN: Mevrouw de voorzit
ter! Wij zijn erg blij met de gevonden oplossing, maar
wij vragen ons af of er vanaf heden niet wat zorgvul
diger te werk kan worden gegaan bij de plaatskeuze
van verstel kerkasten. Een plaats moet esthetisch ver
antwoord zijn en de versterkerkasten dienen geen
overlast (waaronder visuele overlast) te bezorgen.
Aan de te verzenden brief zou ik eigenlijk nog wel de
volgende zin willen toevoegen: „Mede namens de des
betreffende instanties bieden wij onze excuses aan
voor de veroorzaakte overlast.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Ik vind
dat het in de relatie tussen het gemeentebestuur en
burgers past om excuses aan te bieden, wanneer de
versterkerkast inderdaad is geplaatst zonder enig over
leg.
Wethouder EBBERS: Mevrouw de voorzitter! De on
derhavige versterkerkast bleek gemakkelijk te kun
nen worden verplaatst, omdat er geen sprake was van
een kast met een hoofdlijn, Dat betekent echter niet
dat elke versterkerkast kan worden verplaatst; dat is
zeker niet mogelijk op sterpunten. Ik kan dan ook
niet toezeggen dat iedere versterkerkast bij het naar
voren brengen van bezwaren kan worden verplaatst.
Wij zeggen graag toe dat wij met de betrokken bewo
ners over het plaatsen van de versterkerkasten zullen
praten. Wij hopen begrip te ondervinden voor de mo
gelijkheden en onmogelijkheden. Overigens is er tegen
de plaats van deze verplaatste kast ook weer bezwaar
ingekomen.
De heer VAN POPPELEN: Is het juist dat het langs
de rijkswegen wel mogelijk is de versterkerkasten hele
maal weg te werken?
De VOORZITTER: De grond in?
105