nen al erg definitief zijn; er valt immers helemaal niet
meer over te praten. De bewoners van Molenschot wordt
verweten dat zij toch maar sterk overdrijven als zij zeg
gen, dat de begraafplaats straks tot onder aan hun raam
komt, maar geen enkele burger van Soest heeft ooit een
tekening gezien, waaruit blijkt wat de plannen precies
zijn.
Ik vind het dan ook nogal onbehoorlijk zoals dit is ver
lopen, met gemeenschapsgeld, gemeenschapsgrond en
plannen die niemand precies kent. Ik stel u dan ook
voor, de beslissing over dit voorstel nog maar even uit te
stellen en alsnog de discussie te openen in openbare
commissievergaderingen, waarbij aan de bevolking kan
worden getoond wat de plannen zijn. Daarna kan het
voorstel opnieuw in de raad aan de orde komen.
De heer HILHORST: Mevrouw de voorzitter! U hebt
uit mijn woorden in eerste termijn kunnen opmaken dat
wij akkoord gaan met dit voorstel. Wij hechten echter
ook bijzonder veel waarde aan het beplantingsplan, even
als de heren De Wilde en Van Poppelen. Met het oog
daarop heb ik gevraagd om een en ander nog eens te la
ten terugkomen in de commissie voor ruimtelijke orde
ning of de commissie voor openbare werken. Zoals de
tekeningen er nu uitzien, kan ik mij nog geen goed
beeld ervan vormen en dat zal ik toch wel graag hebben
alvorens definitief met de plannen in te stemmen.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Het spijt
mij natuurlijk dat de heer Visser een wat andere waarde
ring voor mijn standpunt heeft dan de heer Van Poppe
len, maar daarmee zal ik moeten leren leven. Ik heb ech
ter wel bij de heer Visser een zaak gesignaleerd die ik
kwalijk vind, nl. dat geen ja en geen nee wordt gezegd,
maar dat alleen wordt gesteld dat er nog eens over moet
worden gepraat en dat vanavond dus geen beslissing kan
worden genomen; eerst moet het college nog maar eens
rapporteren en dan zal worden nagegaan welke kant wij
uit moeten. De strekking van dit voorstel is echter vol
maakt duidelijk, nl. om de begraafplaats op de Eng te
vergroten en daartoe vanavond twee kredieten ter be
schikking te stellen om de plannen verder uit te werken.
Dat de raad dan nog nader de uitwerking kan bekijken
en daarbij ook suggesties kan doen met betrekking tot
de vormgeving, spreekt vanzelf en vind ik ook zeer waar
devol, maar vanavond staan wij voor de beslissing om de
begraafplaats op de Eng te vergroten Welnu, ik meen
dat men daar dan ook klip en klaar óf „ja", óf „neen"
tegen moet zeggen Bovendien meen ik dat men, als dit
voorstel wordt afgewezen, direct een aantal suggesties
moet aandragen voor andere plaatsen. Het is immers niet
juist om te stellen dat wij het volraken van de begraaf
plaats alleen voor kennisgeving kunnen aannemen en
daarna weer kunnen overgaan tot de orde van de dag; er
moet natuurlijk een beslissing op dit punt worden geno
men.
Daarnaast heb ik aan u gevraagd - de heer Visser heeft
daar kennelijk helemaal niet naar geluisterd - hoe het zit
met de planologische kant. U hebt mij daar ook een vol
komen bevredigend antwoord op gegeven. Uit dit ant
woord blijkt nl. dat er geen sprake is van konkelefoezen,
maar dat er straks een bestemmingsplan zal komen,
waaromtrent de normale procedures zullen worden ge
volgd, zodat iedereen bezwaar kan aantekenen, eerst bij
de gemeenteraad, vervolgens bij gedeputeerde staten en
tenslotte nog bij de Kroon. Wij kennen het lied op dit
punt langzamerhand wel. Iedereen heeft overigens het
volste recht om bezwaren te hebben. In ieder geval is er
helemaal geen sprake van rechtsonzekerheid en van zo
maar wat doen. Wij moeten elkaar echt geen sprookjes
vertéllen en doen, alsof wij hier maar wat zitten te ra
bauwen.
Ik maak ook bezwaar tegen de opmerking van de heer
Visser over hetgeen ik in eerste termijn heb gezegd over
uitspraken van enkele bewoners van Molenschot, dat de
begraafplaats tot onder de ramen zou komen te liggen.
Ik heb het volste begrip ervoor dat sommige mensen de
ze zaak gevoelsmatig benaderen; de dood is ook niet
een zaak waarmee wij zo gemakkelijk klaarkomen, het
geen voor ons allemaal zal gelden. Het spreekt vanzelf
dat mensen daarmee worstelen, maar ik meen ook dat
men toch op een verstandige manier over deze zaken
moet kunnen praten. Het argument dat de begraafplaats
te dicht bij de woningen komt, is mijns inziens geen goed
argument. Ik kan het wel gevoelsmatig begrijpen, maar
kan het niet als argument accepteren in verstandelijke
zin.
Dit heb ik in eerste termijn beoogd te zeggen en ik wens
daarvan geen grapje te maken.
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik moet toch mijn
verbazing uitspreken over de woorden van de heer Vis
ser. In de openbare vergadering van de commissie voor
financiën van 4 januari jl. is deze zaak van de begraaf
plaats nl behandeld. Wanneer de heer Visser dus stelt
dat er in beslóten commissievergaderingen over deze
zaak gekonkelefoesd wordt, kunnen wij aan de hand van
notulen van commissievergaderingen waar de heer Visser
zelf aanwezig is geweest, toch het tegendeel aantonen.
Ik meen dat de heer Visser eens moet leren de waarheid
te spreken en niet de vergaderingen van de raad met dit
soort onzin moet ophouden.
Daarnaast wijs ik erop dat de zaak zich nooit in het
verborgene heeft afgespeeld, omdat de hele zaak, met
tekeningen erbij, in de pers heeft gestaan.
Wethouder EBBERS: Mevrouw de voorzitter! Ik kan
aanvullend verwijzen naar blz. 2 van het kort verslag
van de vergadering van de commissie voor financiën op
4 januari jl.
De heer VAN POPPELEN: Was de heer Visser in die
vergadering aanwezig?
Wethouder EBBERS: Jazeker. Dit voorstel is in die ver
gadering van de commissie voor financiën aan de orde
geweest en het kort verslag vermeldt dat de commissie
akkoord gaat met het voorstel.
Ik moet tenslotte nog een vraag van de heer De Wilde
uit de eerste instantie beantwoorden, nl. of ik al enig in
zicht heb in de kosten van de uitbreiding van de be
graafplaats en de bouw van de aula. Op dit ogenblik heb
ik daar nog geen enkel inzicht in. Dit is ook pas moge
lijk als een schetspontwerp bekend is; op basis daarvan
en van de op te maken begroting kan dan enig inzicht
ontstaan in de kosten van een en ander.
De heer DE WILDE: En u wilt niet alvast voor uzelf
een bepaalde limiet stellen? Ik geef dat toch wel sterk in
overweging, want met plannen maken kan men tot in de
hemel gaan.
Wethouder EBBERS: In een zeer ver verleden is eens
een krediet verstrekt voor de bouw van een aula in Soes-
terberg. Het is echter al zo lang geleden dat ik het bedrag
nauwelijks meer durf te noemen; het ging toen nl. om
f. 500.000,-. In die orde van grootte denk ik natuurlijk
allang niet meer!
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik constateer dat
de heer Visser in derde termijn het woord vraagt. Naar