wat wij nu beslissen ten opzichte van de Cen-
trumweg - éen rijbaan met twee rijstroken - accepteren.
Als bestuurder moetje op een gegeven moment beslis
singen durven nemen; ook beslissingen die voor de
toekomst mogelijk vergaande consequenties zullen heb
ben.
Het is niet zo dat wij, wanneer wij met de Centrum-
weg naar de Kerkstraat toegaan, reeds nu een oplos
sing kunnen aangeven; daarom hebben wij gevraagd
om een studie.
Structuurplan of ontwikkelingsplan; ik denk dat dat
een kwestie van bestuurlijke visie is. Ik wil mij niet al
te zeer beroepen op wettelijke status etc. U liet, me
vrouw de voorzitter, in het laatste deel van uw betoog
uw betere ik zien toen u zei dat een structuurplan toch
voor de hogere instanties iets meer betekent dan een
ontwikkelingsplan. (U hebt dat heel vaaglijk gezegd).
Dat is ook mijn standpunt, maar ik wil niet verder op
die toer gaan, want niemand kan dat bewijzen; er is
sprake van een speculatieve benadering. Het gaat mij
om de bestuurlijke visie die wij hebben. Ik denk dat
de tijd voorbij is dat je van bestemmingsplan tot be
stemmingsplan kunt voorthikken; ik denk dat er
sprake dient te zijn van een planning. Ook de heer Ol-
denboom heeft daarop gewezen. Ik denk dat geen van
ons ook moeite zal hebben met dat standpunt.
Het was de bedoeling dat er een visie zou worden
ontwikkeld voor een langere periode (voor wat mij
betreft ongeveer tien jaar). Nu hebt u, mevrouw de
voorzitter, de min of meer retorische vraag gesteld
waarom wij zouden moeten kiezen voor een structuur
plan. U hebt melding gemaakt van het feit dat er in
de provincie Utrecht slechts twee gemeenten met een
structuurplan zijn. Wij hebben ons beziggehouden met
een planning van de gemeentelijke activiteiten en van
de visie van de gemeente op de tienjarige periode die
voor ons ligt. Daarvoor hebben wij gekozen. In dat ge
val meen ik dat wij die beleidsvisie naar de bevolking
toe moeten vertalen op een manier die voldoet aan de
juridische grondslagen die in een dergelijk geval gel
den. Ik meen dat moet worden voldaan aan de in de
Wet op de Ruimtelijke Ordening vermelde voor
schriften, hoe vaag die voorschriften ook zijn en hoe
weinig de bevolking ook in de zin van rechtskracht bij
de plannen is betrokken
Natuurlijk zijn aan een dergelijke gang van zaken nade
len verbonden, want wij zullen zijn gebonden aan het
gestelde in artikel 8 van het Besluit op de Ruimtelijke
Ordening waarin het overleg met provinciale en rijks
instanties wordt geregeld. Wij zullen in dat geval een
procedure door moeten met bezwaarschriften. Er is
echter ook een voordeel. Wanneer wij het nl. goed
doen, bestaat de mogelijkheid, dat er zich tussen de
bevolking en het bestuur gaandeweg een gemeenschap
pelijke visie gaat ontwikkelen over wat er met de ge
meente moet gebeuren. Een dergelijke ontwikkeling
lijkt nu vreselijk ver van ons bed en men zou kunnen
denken „ach arme, wat ben je nog met idealen bezield;
je zou realistischer moeten zijn". Ik geef echter wat
dat betreft de moed nooit op. Het structuurplan is be
doeld als een poging om de bevolking te laten inzien
wat het gemeentebestuur voor heeft met de gemeente
in de komende tien jaar. Tegen de bevolking kan wor
den gezegd: Wij praten eerst in een inspraakprocedure
met u over het structuurplan en vervolgens kunt u
zich er nog eens druk over maken, want u hebt de mo
gelijkheid om bezwaarschriften in te dienen. De rijks
planologische dienst en provinciale planologische
dienst worden bij een structuurplan betrokken, terwijl
ook gedeputeerde staten en de vanwege het rijk aange
stelde inspecteur voor de ruimtelijke ordening het plan
op een gegeven ogenblik moeten ontvangen. Allen
kunnen officieel hun mening geven.
Ik snap niet waarom wij gewoon niet doen wat de wet
voorschrijft. Natuurlijk zijn er nadelen, maar overigens
zijn er veel voordelen verbonden aan een juridische
status van het structuurplan. Ik meen dan ook dat het
veel verstandiger is wanneer de raad van Soest kiest
voor de status van een structuurplan. Daarom heb ik
een motie ingediend.
Het ontwikkelingsplan bevat naar onze mening enkele
bedenkelijke punten. Wanneer het ontwikkelingsplan
in het komende jaar niet wordt omgebogen in een
structuurplan in de zin van artikel 8, beschouw ik het
ontwikkelingsplan als zijnde niet van zo grote beteke
nis. Dan weiger ik voortaan om ook maar in enig stuk
van het college te aanvaarden, dat het zich beroept op
hetgeen is gesteld in het ontwikkelingsplan en dat
daarom zus en zo wordt gedaan. Je kunt tegenwoordig
geen stuk tegenkomen of de financiële paragraaf van
het ontwikkelingsplan wordt erbij gehaald. Dan moet
het college consequent zijn. Wanneer het college geen
structuurplan ingevolge artikel 8 wenst, moet het col
lege zich ook niet op het ontwikkelingsplan beroepen
Ik hoop dat de raad alsnog zal besluiten de status van
artikel 8 aan het ontwikkelingsplan te geven. Dat zou
naar mijn mening een erg verstandige daad van de raad
zijn.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik geloof
dat het een goede zaak is wanneer deze raad bepaalt
dat de nieuwe raad zal moeten gaan werken aan een
structuurplan. De nieuwe raad weet dan waaraan hij
toe is. Het structuurplan zal kunnen worden ontwik
keld in goed overleg met de bevolking. Daarbij zal een
uitstekende inspraakprocedure moeten worden ge
hanteerd. (In dat verband zij opgemerkt dat de in
spraaknota van 1975 wel eens mag worden herzien).
Op die wijze zal er iets kunnen worden opgebouwd
waaraan de hogere overheden zich waarschijnlijk wil
len houden en waarin de bevolking zich kan vinden.
In zoverre is het maar een geluk bij een ongeluk, dat
dit ontwikkelingsplan geen structuurplan is.
In eerste instantie heb ik erop gewezen dat in de
aanhef van dit voorstel wordt opgemerkt, dat het ont
wikkelingsplan onder een aantal voorwaarden is
vastgesteld. Naar aanleiding daarvan heb ik gezegd
dat de genoemde voorwaarden helemaal niet kloppen
met hetgeen staat vermeld in de notulen van de ver
gadering van 3 juni 1977. Op dat feit is het college
niet ingegaan. Ik verzoek het college alsnog op deze
opmerking te reageren.
De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Er is als het
ware sprake van een film die nog eens wordt terug
gedraaid, zij het dat de heer De Wilde nu een aantal
consequenties verbindt aan het niet aannemen van
zijn motie. Ik vraag mij af of het niet mogelijk is dat
volwassen mensen met elkaar afspraken maken die
worden vastgelegd in een „nota". Bij de uitwerking
van concrete zaken zou dan mijns inziens moeten
kunnen worden gewezen op de afspraken die zijn ge
maakt en die in de „nota" staan vermeld. Is dat alleen
mogelijk door het formaliseren van die afspraken met
een procedure die niet eens een juridische status
heeft? Niemand - noch de raadsleden, noch de overleg-
129