ten zesde:
tijdens deze zittingsperiode wil en kan de raad geen
wijziging van het ontwikkelingsplan meer behande
len. Het is logisch dat daarom de behandeling van het
bestemmingsplan Centrum in de volgende zittingspe
riode plaats heeft;
verzoekt derhalve het college van burgemeester en wet
houders daarheen te willen leiden de behandeling van
het Centrumplan uit te stellen tot na 5 september
1978 en gaat over tot de orde van de dag,"
De VOORZITTER: Deze motie is bij de interpellatie
aan de orde.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Ik stel
voor om niet alles bij alles te voegen. Ik wil het dan
ook niet meer hebben over het ontwikkelingsplan,
want daarover hebben wij vanavond al voldoende ge
sproken Ik geef de heer Visser dan ook in overweging
om in ieder geval de punten 4, 5 en 6 te schrappen.
Het gaat nu om het ontwerp-bestemmingsplan Cen
trum en niet om het ontwikkelingsplan en het ont
werp-bestemmingsplan Centrumweg. Ik wil mij hele
maal vastklemmen aan wat u, mevrouw de voorzitter,
tot slot hebt gezegd, nl. dat is besloten om aan de
hand van de resultaten van gesprekken met belangheb
benden te bekijken of en op welke wijze een inspraak
procedure in werking zal worden gezet. Ik ga akkoord
met die toezegging. Ik vind wel dat er op dat gebied
nog het een en ander moet gebeuren.
Het gaat nu om het ontwerp-bestemmingsplan Cen
trum en de problemen die de heer Visser daarmede
heeft. Ik kan, mevrouw de voorzitter, de strekking
van uw antwoorden accepteren. Ik vind dat het goed
is om gewoon constructief te proberen de zaken te
benaderen en daarvoor ook een goede organisatie op
te zetten.
Ik wil zeggen waarom ik vind dat er geen plaats is voor
emotionele kreten zoals die onder meer gisteravond
werden geslaakt. Gevraagd is bijvoorbeeld: „Waarom
trekt u die „hap" niet in?" (Met die „hap" wordt dan
het ontwerp-bestemmingsplan Centrum bedoeld). Ik
denk niet dat wij moeten komen in de situatie waarin
wij eerst bij wijze van een canard een ontwerp-bestem
mingsplan laten vliegen Dan is er een aantal mensen
dat zich de moeite getroost om op dat ontwerp te rea
geren. Dan kan het natuurlijk niet zo zijn, dat de ge
meente zegt „wij reageren niet op die bezwaarschrif
ten".
Een getal is vreselijk belangtijk. Ik ontken volstrekt
niet, dat het feit dat er 5251 bezwaarschriften zijn, op
zich zelf een indrukwekkend punt is. Dat feit moet ons
zeer aan het denken zetten met betrekking tot de
maatschappelijke haalbaarheid. Maar natuurlijk is het
tegelijk interessant om te weten hoe anderen nu over
het plan denken en wat de inhoud van de bezwaarschrif
ten is. Kunnen de bezwaarschriften ook in categorieën
worden ondergebracht om te zien welke de achtergron
den zijn? Daarom vind ik het absoluut noodzakelijk
dat op de inhoud van de bezwaarschriften wordt inge
gaan, Ik ben blij dat het college dat ook wil. Ik denk
dat de commissie ruimtelijke ordening daarbij wel zal
moeten worden ingeschakeld. Wij zullen ons de
moeite moeten getroosten om de bezwaarden te ho
ren, Voor zover mogelijk zullen wij de mensen om in
lichtingen moeten vragen en wij zullen moeten bekij
ken in hoeverre wij de bezwaarden nog kunnen tege
moet komen.
Wat de motie betreft geef ik de heer Visser in overwe
ging om onder „ten eerste" het woord „onmogelijk"
te vervangen door de woorden „in de praktijk mis
schien moeilijk". De zin gaat dan als volgt luiden:
„enige duizenden bezwaarschriften kunnen in de prak
tijk misschien moeilijk in een kort tijdsbestek van
hooguit 8 weken serieus op de merites bekeken wor
den".
Het gestelde in die zin zal ik niet tegenspreken, want
ik geloof dat dat inderdaad een karwei zal zijn.
Ik vind dat de heer Visser met betrekking tot het ge
stelde in het tweede punt van de motie gelijk heeft en
daarvan hebben wij zelf al aan het begin van deze ver
gadering blijk gegeven door een bepaald besluit te ne
men.
Vanzelfsprekend dient de consumentenenquête veel
aandacht te krijgen, maar ik ben het met het college
eens dat wij, terwijl de enquete nu is afgesloten, niet
tot het najaar zouden moeten wachten met de studie
over die enquete. Dat zou niet serieus zijn. Wanneer
de enquete is afgesloten moet het mogelijk zijn om
op korte termijn daaromtrent een rapport aan te bie
den.
Ik hoop dat de heer Visser de door mij onder „ten
eerste" voorgestelde wijziging wil overnemen. Ik ben,
indien dat niet het geval is, van plan zelf een motie in
de door mij bedoelde zin in te dienen, want ik vind
dat de raad inderdaad moet uitspreken dat er bijzon
dere aandacht moet worden gegeven aan de bezwaar
schriften, dat het Soe-STER-Plan moet worden be
studeerd en dat de gehouden consumentenenquête
goede aandacht dient te krijgen. Over die punten be
staat geen enkel verschil van mening.
Wanneer de punten 4, 5 en 6 van de motie worden ge
schrapt, zou ik dat een verrijking van de duidelijkheid
vinden.
Op grond van de diagnose die de heer Visser stelt
komt hij tot de conclusie dat de behandeling van het
ontwerp-bestemmingsplan Centrum tot na 5 septem
ber a.s, moet worden uitgesteld, In dit verband wil ik
opmerken, dat ik beslist niet de mening deel van hen
die zeggen, dat de nieuwe raad het ontwerp-bestem
mingsplan dient te behandelen. Ik ben er niet voor om
welk college dan ook op een gegeven moment tot pas
siviteit te doemen onder het motto, dat het einde van
de zittingsperiode van dat college nadert. De raad is in
beginsel een onsterflijk college (het is, in de betrekke
lijke zin van het menselijke, eeuwig); hij wisselt alleen
in samenstelling. Deze raad blijft functioneren tot en
met augustus en in september a.s. komt er een nieuwe
raad. Wanneer die nieuwe raad anders over deze zaak
denkt, zal deze zelf wel de wegen weten te vinden die
leiden tot een andere besluitvorming. Het argument
dat de nieuwe raad het ontwerp-bestemmingsplan moet
behandelen accepteer ik dan ook niet.
Ik geef de heer Visser in overweging de laatste zin van
de motie als volgt te doen luiden:
„verzoekt het college van burgemeester en wethou
ders als blijkt dat het naar behoren verrichten van de
werkzaamheden genoemd onder ten le, 2e en 3e niet
lukt binnen het tijdschema gericht op het behandelen
van het plan op 17 augustus 1978 overleg te plegen met
de fractievoorzitters over wijziging van het tijdschema."
Ik heb geen problemen met de motie, indien zij op die
wijze wordt veranderd.
Wanneer de door mij voorgestelde wijzigingen niet
door de heer Visser worden overgenomen, zullen wij
135